archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Beelden aan Zee Katharina Kouwenhoven

0718VG Beelden
Het museum Beelden aan Zee bestaat al meer dan vijftien jaar en ik was er nog nooit geweest. Het ligt net achter de boulevard van Scheveningen, op een steenworp afstand van het Kurhaus en is gesticht door het verzamelaarsechtpaar Scholten.
Een museum met louter beeldhouwkunst, dat trok me wel, maar het was er nooit van gekomen naar Scheveningen af te reizen. Toen mij bleek dat je vanaf station LOI (Laan van Nieuw Oostindië, maar wat is 'nieuw' Oostindië toch?) in een rechte lijn naar het Kurhaus kon lopen, leek me dat een mooie gelegenheid een flinke wandeling te combineren met dat al veel te lang uitgestelde bezoek aan Beelden aan Zee.

Hoewel ik wist waar het moest zijn, kon ik het niet een-twee-drie vinden, want het museum bevindt zich in een gebouw van Wim Quist - alweer een museum van Quist - en dat is de architect van de blinde muren. Het museum zag er zodoende uit als een onderdeel van de Atlantikwall. Van binnen bleek het echter een aangename verrassing. Een gebouw dat zijn innerlijke structuur niet in één oogopslag bloot geeft en dat is prijzenswaardig. Een mengeling van ruime, lichte zalen en patio's op verschillend niveau; soms ben je binnen en soms ben je buiten en op het hoogste niveau kun je tussen de beelden door de zee zien.

De collectie van het museum bestaat uit bijna duizend beelden uit de tweede helft van de twintigste eeuw, van uiteenlopend formaat en van bekende en onbekende kunstenaars. Het 'Leitmotiv' van de collectie is de mens of het 'mensbeeld' en dat is een beetje jammer, want om een origineel 'mensbeeld' uit te hakken of te kleien of anderszins in elkaar te knutselen worden vaak vervelende kunstjes uitgehaald en een aantal daarvan (vervormingen van het lichaam, opblazen van het lichaam, uitrekken van het lichaam) is al uitentreuren toegepast.

Naast de vaste collectie is er doorgaans een tijdelijke exhibitie te zien, deze keer de tentoonstelling Fathers and Sons, een bijzondere presentatie van drie generaties Nederlandse beeldhouwers. Daartoe hadden vijf beeldhouwers, geboren tussen 1910 en 1930 elk een favoriet gekozen, geboren tussen 1930 en 1950 en die weer een favoriet, geboren tussen 1950 en 1970. Je verwacht zodoende een zekere verwantschap waar te kunnen nemen tussen de leden van elk trio en dat was ook meestal wel zo, behalve bij het drietal Carel Visser, Joep van Lieshout en Zore Feigl. De overeenkomst tussen hun werken is vooral dat ze weinig subtiel zijn, hoewel de stukken van Carel Visser opmerkelijk atypisch waren, althans voor het werk dat ik van hem ken. Verder hadden de gepresenteerde objecten van de drie niet veel met elkaar te maken.

Het trio Piet Slegers, Henk Visch en Paul de Reus vertoont, net als het drietal Carel Kneulman, Berend Bodenkamp en Hieke Luik zeker onderling verwantschap, maar hun werk sprak me niet aan of vond ik zelfs enigszins stuitend en vermoeiend. Hou daar toch mee op!
Het werk van Shinkichi Tajiri is indrukwekkend en er stonden van hem een paar verleidelijke objecten. Zijn keuze voor Paul Kubic, hoewel een barokker kunstenaar, kon ik wel begrijpen en diens voorkeur voor Mathieu Knippenberg lag helemaal in de rede. Dat was leuk om te zien.
Het meest imponerend waren voor mij echter Ben Guntenaar en diens favoriet Berend Bodenkamp. Zijn keuze voor Hieke Luik viel een beetje uit de toon.

Dit was mijn eerste kennismaking zowel met het werk van Guntenaar als met dat van Bodenkamp, beiden duidelijk epigonen van de simpele vorm. Guntenaar zaagt rechthoekige stukken steen als een legpuzzel in een paar stukken en zet die, na veel geschuur en gepolijst, weer in elkaar. Meer niet. Het resultaat is echter verbluffend. Een dergelijke eenvoud is bijzonder ontroerend. Deze werkwijze past hij toe op kleine en grotere stenen, meer vierkant van vorm of meer langwerpig. Uit hoe minder delen het geheel bestaat, hoe mooier het meestal is. In het werk van Bodenkamp zit meer variatie, qua materiaal en qua bewerking, maar ook hier is het resultaat een door zijn eenvoud indruk makend object, dat zelfs vaak niet eens driedimensionaal is. Dat wil zeggen, de derde dimensie is maar een centimeter dik. Onbegrijpelijk dat deze kunstenaars tot nu toe aan mijn aandacht ontsnapt zijn, want hun werk is beeldhouwkunst precies zoals die moet zijn. A mon avis.

Wat mij opviel was, dat de jongste generatie kunstenaars het moest afleggen tegen de oudere generaties. Hun werk is veel gekunstelder, lijdt onder de originaliteitsdwang en het onvermogen dit probleem op te lossen door vereenvoudiging en ongedwongenheid. Het resultaat is vergezocht, overdreven, gemaakt en niet spontaan. Altijd eigenlijk te veel of te slordig en iets waar te lang aan doorgewerkt is.
Waarom kan iemand van mijn generatie zich wel beperken en iemand die tien of twintig jaar jonger is niet meer? Misschien heeft het iets met hun opleiding te maken. Misschien ook met de onbeperkte mogelijkheden die zich voor hen openden toen zij zich realiseerden dat de hoeveelheid materiaal die gebruikt kan worden om objecten te vormen onuitputtelijk is. Er zijn maar weinig creatieve benen die de weelde van onbegrensde vrijheid kunnen dragen. Al met al een tentoonstelling die zeer de moeite waard is en een museum dat een bezoek waard is.

Maar mijdt het restaurant. Het museum drijft op vrijwilligers en dat merk je vooral als je in het restaurant iets wilt consumeren. De vriendelijke, bejaarde Haagse dames zijn van goede wil, maar eenvoudige handelingen verrichten van culinaire aard gaat boven hun macht, net als het openen van een bierflesje, het optellen van een rekening en het bedienen van de kassa. Kennelijk allemaal dingen waar ze vroeger hun personeel voor hadden. Menig restaurantbezoeker taaide na een uur wachten op een tosti af. Tenslotte is het Kurhaus om de hoek.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2010 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Beelden aan Zee Katharina Kouwenhoven
0718VG Beelden
Het museum Beelden aan Zee bestaat al meer dan vijftien jaar en ik was er nog nooit geweest. Het ligt net achter de boulevard van Scheveningen, op een steenworp afstand van het Kurhaus en is gesticht door het verzamelaarsechtpaar Scholten.
Een museum met louter beeldhouwkunst, dat trok me wel, maar het was er nooit van gekomen naar Scheveningen af te reizen. Toen mij bleek dat je vanaf station LOI (Laan van Nieuw Oostindië, maar wat is 'nieuw' Oostindië toch?) in een rechte lijn naar het Kurhaus kon lopen, leek me dat een mooie gelegenheid een flinke wandeling te combineren met dat al veel te lang uitgestelde bezoek aan Beelden aan Zee.

Hoewel ik wist waar het moest zijn, kon ik het niet een-twee-drie vinden, want het museum bevindt zich in een gebouw van Wim Quist - alweer een museum van Quist - en dat is de architect van de blinde muren. Het museum zag er zodoende uit als een onderdeel van de Atlantikwall. Van binnen bleek het echter een aangename verrassing. Een gebouw dat zijn innerlijke structuur niet in één oogopslag bloot geeft en dat is prijzenswaardig. Een mengeling van ruime, lichte zalen en patio's op verschillend niveau; soms ben je binnen en soms ben je buiten en op het hoogste niveau kun je tussen de beelden door de zee zien.

De collectie van het museum bestaat uit bijna duizend beelden uit de tweede helft van de twintigste eeuw, van uiteenlopend formaat en van bekende en onbekende kunstenaars. Het 'Leitmotiv' van de collectie is de mens of het 'mensbeeld' en dat is een beetje jammer, want om een origineel 'mensbeeld' uit te hakken of te kleien of anderszins in elkaar te knutselen worden vaak vervelende kunstjes uitgehaald en een aantal daarvan (vervormingen van het lichaam, opblazen van het lichaam, uitrekken van het lichaam) is al uitentreuren toegepast.

Naast de vaste collectie is er doorgaans een tijdelijke exhibitie te zien, deze keer de tentoonstelling Fathers and Sons, een bijzondere presentatie van drie generaties Nederlandse beeldhouwers. Daartoe hadden vijf beeldhouwers, geboren tussen 1910 en 1930 elk een favoriet gekozen, geboren tussen 1930 en 1950 en die weer een favoriet, geboren tussen 1950 en 1970. Je verwacht zodoende een zekere verwantschap waar te kunnen nemen tussen de leden van elk trio en dat was ook meestal wel zo, behalve bij het drietal Carel Visser, Joep van Lieshout en Zore Feigl. De overeenkomst tussen hun werken is vooral dat ze weinig subtiel zijn, hoewel de stukken van Carel Visser opmerkelijk atypisch waren, althans voor het werk dat ik van hem ken. Verder hadden de gepresenteerde objecten van de drie niet veel met elkaar te maken.

Het trio Piet Slegers, Henk Visch en Paul de Reus vertoont, net als het drietal Carel Kneulman, Berend Bodenkamp en Hieke Luik zeker onderling verwantschap, maar hun werk sprak me niet aan of vond ik zelfs enigszins stuitend en vermoeiend. Hou daar toch mee op!
Het werk van Shinkichi Tajiri is indrukwekkend en er stonden van hem een paar verleidelijke objecten. Zijn keuze voor Paul Kubic, hoewel een barokker kunstenaar, kon ik wel begrijpen en diens voorkeur voor Mathieu Knippenberg lag helemaal in de rede. Dat was leuk om te zien.
Het meest imponerend waren voor mij echter Ben Guntenaar en diens favoriet Berend Bodenkamp. Zijn keuze voor Hieke Luik viel een beetje uit de toon.

Dit was mijn eerste kennismaking zowel met het werk van Guntenaar als met dat van Bodenkamp, beiden duidelijk epigonen van de simpele vorm. Guntenaar zaagt rechthoekige stukken steen als een legpuzzel in een paar stukken en zet die, na veel geschuur en gepolijst, weer in elkaar. Meer niet. Het resultaat is echter verbluffend. Een dergelijke eenvoud is bijzonder ontroerend. Deze werkwijze past hij toe op kleine en grotere stenen, meer vierkant van vorm of meer langwerpig. Uit hoe minder delen het geheel bestaat, hoe mooier het meestal is. In het werk van Bodenkamp zit meer variatie, qua materiaal en qua bewerking, maar ook hier is het resultaat een door zijn eenvoud indruk makend object, dat zelfs vaak niet eens driedimensionaal is. Dat wil zeggen, de derde dimensie is maar een centimeter dik. Onbegrijpelijk dat deze kunstenaars tot nu toe aan mijn aandacht ontsnapt zijn, want hun werk is beeldhouwkunst precies zoals die moet zijn. A mon avis.

Wat mij opviel was, dat de jongste generatie kunstenaars het moest afleggen tegen de oudere generaties. Hun werk is veel gekunstelder, lijdt onder de originaliteitsdwang en het onvermogen dit probleem op te lossen door vereenvoudiging en ongedwongenheid. Het resultaat is vergezocht, overdreven, gemaakt en niet spontaan. Altijd eigenlijk te veel of te slordig en iets waar te lang aan doorgewerkt is.
Waarom kan iemand van mijn generatie zich wel beperken en iemand die tien of twintig jaar jonger is niet meer? Misschien heeft het iets met hun opleiding te maken. Misschien ook met de onbeperkte mogelijkheden die zich voor hen openden toen zij zich realiseerden dat de hoeveelheid materiaal die gebruikt kan worden om objecten te vormen onuitputtelijk is. Er zijn maar weinig creatieve benen die de weelde van onbegrensde vrijheid kunnen dragen. Al met al een tentoonstelling die zeer de moeite waard is en een museum dat een bezoek waard is.

Maar mijdt het restaurant. Het museum drijft op vrijwilligers en dat merk je vooral als je in het restaurant iets wilt consumeren. De vriendelijke, bejaarde Haagse dames zijn van goede wil, maar eenvoudige handelingen verrichten van culinaire aard gaat boven hun macht, net als het openen van een bierflesje, het optellen van een rekening en het bedienen van de kassa. Kennelijk allemaal dingen waar ze vroeger hun personeel voor hadden. Menig restaurantbezoeker taaide na een uur wachten op een tosti af. Tenslotte is het Kurhaus om de hoek.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2010 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2