archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Doelloos Mabel Amber

0504VG scribblings2
Vroeger hadden kunstenaars er ook last van. Want het is lastig en vervelend wanneer je je eigen ding niet kunt en ook niet mag doen. Het is zelfs….. frustrerend. En dan te bedenken dat kunst vaak wordt aangewend om met frustraties af te rekenen, al dan niet om den brode. Zedeloze kunst mag niet in landen waar nog zeden bestaan (gevangenis), ketterse kunst mag niet in landen waar God nog bestaat (lijfstraffen, gevangenis, vroeger de brandstapel) en staatsvijandelijke kunst mag niet in landen waar De Staat nog bestaat (werkkamp). Ik geef maar een paar voorbeelden.
Dan zou je denken dat kunstenaars in het vrije Europa het wel gemakkelijk zullen hebben: met zedelijkheid is afgerekend, God heeft al een tijd geleden zijn biezen gepakt, op een paar enclaves na, en totalitaire regimes zijn zo’n beetje ontruimd. Alles kan nu, de kunstenaar is waarlijk vrij: hij mag tekenen, schilderen, boetseren, hakken, componeren, ontwerpen en schrijven wat hij wil, eindelijk, en dat is wel een uitroepteken waard!

Nee, het mag weer niet. Het was ook al te mooi om waar te zijn dat de creatievelingen onder ons ongebreideld hun eigen ding kunnen doen. Misschien hebben zij het in het hier en nu nog moeilijker dan in het daar en toen. Want bewakers der goede zeden, de Kerk en de Staat zijn concrete tegenstanders; zij tekenen zich duidelijk af in de gedaanten van wetsdienaren, burgemeesters, ministers, openbare aanklagers, rechters, bisschoppen, pastoors, de paus, zwarte lijsten, waakzame leden van kunstkamers en zo meer. Maar hoe duidelijk kan een abstractie als ‘doelgroep’ zich profileren? Wat is een ‘doelgroep’ eigenlijk, nu het gewraakte woord is gevallen?
De dikke Van Dale definieert ‘doelgroep’ als volgt: ‘De groep waarop een bepaalde actie is gericht, die men met een bepaalde aanpak tracht te bereiken.’
Juist ja, ik begrijp het. ‘Bepaalde aanpak,’ nog net niet ‘manipulatie’ maar het scheelt weinig. Maar laat ik niet afdwalen, je moet je dus bedienen van een methode want als je dat niet doet, krijg je de doelgroep niet te pakken. En je wilt die groep bereiken omdat je….omdat je wat? Omdat je wilt dat al die mensen jouw ding kopen. Weet je dat wel zeker? Wil je dat ze jouw ding kopen? Of wil je dat ze hùn ding kopen ? Wie wil trouwens eigenlijk wat?

Laten we eens achter die man daar aan gaan. Het is een kunstenaar met een groot doek onder zijn arm. En hij stapt een galerie binnen.
‘Mag mijn werk hier hangen?’ vraagt hij.
De galeriehouder kijkt eens naar het doek, duidelijk het werk van een geschoold kunstenaar, dat een dunne rode vrouw in een blauwe jurk voorstelt. De galeriehouder kijkt nog eens en kijkt dan moeilijk en zegt tenslotte: ‘Dunne rode vrouwen in blauwe jurken doen het niet goed meer, tien jaar geleden nog wel maar nu is de trend: dikke zwarte vrouwen in groene jurken, daar moeten wij op inspelen, dat kun je begrijpen. Weet je wat, als je nou zwart over het rood schildert en groen over het blauw, kom dan nog maar eens terug.’
De schilder maakt een nieuw schilderij, een dikke zwarte vrouw met een groene jurk aan, maar, ook niet gek, gaat ermee naar een andere galerie. De galeriehouder kijkt eens naar het doek, kijkt nog eens en kijkt dan moeilijk en dan zegt ze: ‘Weet je wat het is, wij spelen in op de trend van kleine gele vrouwen in stippeltjesbroeken, als je nou iets in die geest schildert, kunnen we misschien zaken doen, oké?’
De schilder gaat naar zijn atelier en schildert als de wiedeweerga een kleine gele vrouw in een stippeltjesbroek want hij heeft geld nodig, wie kan van de wind leven, en biedt zijn doek aan bij het laatste adres. En zie, zijn werk wordt opgehangen. Maar dat niet alleen, al die doeken van kleine gele vrouwen in stippeltjesbroeken vliegen als warme broodjes over de toonbank, niet aan te slepen! Dag in dag uit zwoegt hij op zijn gele stippeltjes-broekvrouwtjes, in allerlei houdingen, met allerlei achtergronden, en het geld stroomt binnen.
Op een dag belt de galeriehouder hem op: ‘Deze formule doet het niet meer bij onze doelgroep. Ze willen nu roze vrouwen in witte sokken. Daarvoor hebben we trouwens al een andere schilder. Kom je de restanten zo snel mogelijk ophalen?’

De schilder kan geen gele vrouw in een stippeltjesbroek meer zien, laat staan schilderen. Hij zit op een kruk in zijn atelier; het laatste goudbrokaten middaglicht valt verstrooid door het dakraam, precies op de dunne rode vrouw in de blauwe jurk waar ze ooit in een vergeten hoek werd neergezet.
‘Je hebt mij verraden,’ zegt ze droevig vanaf het doek.
‘Misschien kan ik opnieuw met je beginnen, net als vroeger, jij en ik…’ zegt de schilder als hij bij haar komt staan in de vergulde schacht van stofdeeltjes die het atelier schuin doormidden deelt. Maar om de mond van de dunne rode verschijnt een smartelijke trek:
‘Het wordt nooit meer zoals vroeger,’ zegt ze met een snik in haar stem.
De schilder weet dat ze gelijk heeft. Hij zwijgt en maakt de balans op: een klein fortuin gewonnen, zijn passie verloren en zijn doelgroep kwijt.

Maar die laatste is nooit van hem geweest. Dat was zij alleen, de dunne rode.
 
***************************


© 2007 Mabel Amber meer Mabel Amber - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Doelloos Mabel Amber
0504VG scribblings2
Vroeger hadden kunstenaars er ook last van. Want het is lastig en vervelend wanneer je je eigen ding niet kunt en ook niet mag doen. Het is zelfs….. frustrerend. En dan te bedenken dat kunst vaak wordt aangewend om met frustraties af te rekenen, al dan niet om den brode. Zedeloze kunst mag niet in landen waar nog zeden bestaan (gevangenis), ketterse kunst mag niet in landen waar God nog bestaat (lijfstraffen, gevangenis, vroeger de brandstapel) en staatsvijandelijke kunst mag niet in landen waar De Staat nog bestaat (werkkamp). Ik geef maar een paar voorbeelden.
Dan zou je denken dat kunstenaars in het vrije Europa het wel gemakkelijk zullen hebben: met zedelijkheid is afgerekend, God heeft al een tijd geleden zijn biezen gepakt, op een paar enclaves na, en totalitaire regimes zijn zo’n beetje ontruimd. Alles kan nu, de kunstenaar is waarlijk vrij: hij mag tekenen, schilderen, boetseren, hakken, componeren, ontwerpen en schrijven wat hij wil, eindelijk, en dat is wel een uitroepteken waard!

Nee, het mag weer niet. Het was ook al te mooi om waar te zijn dat de creatievelingen onder ons ongebreideld hun eigen ding kunnen doen. Misschien hebben zij het in het hier en nu nog moeilijker dan in het daar en toen. Want bewakers der goede zeden, de Kerk en de Staat zijn concrete tegenstanders; zij tekenen zich duidelijk af in de gedaanten van wetsdienaren, burgemeesters, ministers, openbare aanklagers, rechters, bisschoppen, pastoors, de paus, zwarte lijsten, waakzame leden van kunstkamers en zo meer. Maar hoe duidelijk kan een abstractie als ‘doelgroep’ zich profileren? Wat is een ‘doelgroep’ eigenlijk, nu het gewraakte woord is gevallen?
De dikke Van Dale definieert ‘doelgroep’ als volgt: ‘De groep waarop een bepaalde actie is gericht, die men met een bepaalde aanpak tracht te bereiken.’
Juist ja, ik begrijp het. ‘Bepaalde aanpak,’ nog net niet ‘manipulatie’ maar het scheelt weinig. Maar laat ik niet afdwalen, je moet je dus bedienen van een methode want als je dat niet doet, krijg je de doelgroep niet te pakken. En je wilt die groep bereiken omdat je….omdat je wat? Omdat je wilt dat al die mensen jouw ding kopen. Weet je dat wel zeker? Wil je dat ze jouw ding kopen? Of wil je dat ze hùn ding kopen ? Wie wil trouwens eigenlijk wat?

Laten we eens achter die man daar aan gaan. Het is een kunstenaar met een groot doek onder zijn arm. En hij stapt een galerie binnen.
‘Mag mijn werk hier hangen?’ vraagt hij.
De galeriehouder kijkt eens naar het doek, duidelijk het werk van een geschoold kunstenaar, dat een dunne rode vrouw in een blauwe jurk voorstelt. De galeriehouder kijkt nog eens en kijkt dan moeilijk en zegt tenslotte: ‘Dunne rode vrouwen in blauwe jurken doen het niet goed meer, tien jaar geleden nog wel maar nu is de trend: dikke zwarte vrouwen in groene jurken, daar moeten wij op inspelen, dat kun je begrijpen. Weet je wat, als je nou zwart over het rood schildert en groen over het blauw, kom dan nog maar eens terug.’
De schilder maakt een nieuw schilderij, een dikke zwarte vrouw met een groene jurk aan, maar, ook niet gek, gaat ermee naar een andere galerie. De galeriehouder kijkt eens naar het doek, kijkt nog eens en kijkt dan moeilijk en dan zegt ze: ‘Weet je wat het is, wij spelen in op de trend van kleine gele vrouwen in stippeltjesbroeken, als je nou iets in die geest schildert, kunnen we misschien zaken doen, oké?’
De schilder gaat naar zijn atelier en schildert als de wiedeweerga een kleine gele vrouw in een stippeltjesbroek want hij heeft geld nodig, wie kan van de wind leven, en biedt zijn doek aan bij het laatste adres. En zie, zijn werk wordt opgehangen. Maar dat niet alleen, al die doeken van kleine gele vrouwen in stippeltjesbroeken vliegen als warme broodjes over de toonbank, niet aan te slepen! Dag in dag uit zwoegt hij op zijn gele stippeltjes-broekvrouwtjes, in allerlei houdingen, met allerlei achtergronden, en het geld stroomt binnen.
Op een dag belt de galeriehouder hem op: ‘Deze formule doet het niet meer bij onze doelgroep. Ze willen nu roze vrouwen in witte sokken. Daarvoor hebben we trouwens al een andere schilder. Kom je de restanten zo snel mogelijk ophalen?’

De schilder kan geen gele vrouw in een stippeltjesbroek meer zien, laat staan schilderen. Hij zit op een kruk in zijn atelier; het laatste goudbrokaten middaglicht valt verstrooid door het dakraam, precies op de dunne rode vrouw in de blauwe jurk waar ze ooit in een vergeten hoek werd neergezet.
‘Je hebt mij verraden,’ zegt ze droevig vanaf het doek.
‘Misschien kan ik opnieuw met je beginnen, net als vroeger, jij en ik…’ zegt de schilder als hij bij haar komt staan in de vergulde schacht van stofdeeltjes die het atelier schuin doormidden deelt. Maar om de mond van de dunne rode verschijnt een smartelijke trek:
‘Het wordt nooit meer zoals vroeger,’ zegt ze met een snik in haar stem.
De schilder weet dat ze gelijk heeft. Hij zwijgt en maakt de balans op: een klein fortuin gewonnen, zijn passie verloren en zijn doelgroep kwijt.

Maar die laatste is nooit van hem geweest. Dat was zij alleen, de dunne rode.
 
***************************
© 2007 Mabel Amber
powered by CJ2