archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Op de centen letten delen printen terug
Gevonden geld* Julius Pasgeld

2005BZ Gevonden geld
1985. Mijn moeder had wel eens over haar nicht verteld. Maar ik had tante Bets nog nooit gezien. Ooit was ze lerares Engels in Leiden. En getrouwd geweest met haar inmiddels overleden echtgenoot Gerard, een advocaat die z’n geld al vroeg had belegd in Japanse aandelen.

Op een dag maakte tante Bets via mijn moeder kenbaar, dat ze de familie wenste te ontmoeten. Die ontmoeting vond om de een of andere reden bij mij thuis plaats. Daar zag ik haar voor het eerst. Ze bleek een buitengewoon beschaafde dame, zoals je die tegenwoordig alleen nog maar in films ziet. Toen ze aanbelde hielp ik haar uit haar mantel en stelde haar voor aan mijn gezinsleden en aan enige aanverwante familieleden die inmiddels ook waren gearriveerd. Er ontwikkelde zich een gezellige, maar oppervlakkige kout die uiteindelijk uitmondde in de vraag van tante of er misschien ook iemand in de familie was die haar kon bijstaan bij haar administratie. Want, zo meldde ze, ze was inmiddels 80 en begreep alles niet meer zo heel erg.
Haar keuze viel uiteindelijk op mij.

We spraken af, dat ze de administratie die ze zèlf zou afhandelen in het ene sorteerbakje zou doen en alles wat ze door mij afgehandeld wilde hebben in een ander bakje zou deponeren.
De eerste keer dat ik langskwam vond ik in het ene bakje een bonnetje van de SRV-man, een factuur van de stomerij en een nota van een elders genuttigde consumptie.
In het andere bakje torende een berg papier tot bijna omvallens toe. Bankafschriften, notariële aktes, doktersrekeningen, effectenrapportages, beleggingsoverzichten, belastingaanslagen, noem maar op. Voorlopig kon ik mijn lol dus wel op.

Eigenlijk begon het me pas te dagen toen tante mij vroeg haar te vergezellen naar de bank. Want, zei ze, ze had niet genoeg contanten om de SRV-man te betalen en wellicht kon er wat contant geld bij de bank worden geregeld.

Arm in arm wandelden we dus naar het dichtstbijzijnde bankfiliaal. Niet zodra waren wij daar binnen of een toegeschoten bankemployee vroeg, of ze misschien onze jassen aan kon nemen. En zei verder, dat de directeur van de bank weldra zou verschijnen om ons te ontvangen. Dat duurde inderdaad nog geen twee minuten. Wat een service!

‘En mevrouw Wissenburgh-Ravensteijn, wie verkeert er in uw gezelschap?’, vroeg de directeur beleefd. ‘Dat is mijn neef’, zei tante en zo kreeg ik voor het eerst in mijn leven een hand van een bankdirecteur.
‘Wat kunnen we voor u betekenen?’ , vroeg de directeur verder nadat hij ons een plaats had gewezen aan een tafel in de directiekamer. Tante Bets legde de kwestie omtrent de te verwachten tekorten wegens SRV-aankopen aan hem voor. Waarop de directeur direct aanbood ons de gevraagde contanten à 75 gulden in een enveloppe te overhandigen.

En zo liepen we even later arm aan arm weer terug. ‘Dat zijn daar bij die bank toch zulke aardige mensen’, zei tante op de terugweg. ‘Als je daar om geld vraagt, krijg je het gewoon’.

Zuinig was ze wel. Het koekje bij de thee was een soort biscuit uit een blik uit de tweede wereldoorlog. De sherry die ze schonk was troebel. En ieder jaar gebruikte ze haar agenda uit een van de vorige jaren opnieuw. Omdat de dagen en de data in die oude agenda weer klopten met de data van het lopende jaar. Maar wel noteerde ze haar afspraken dan met een andere kleur inkt om verwarring met de afspraken die er nog stonden te voorkomen.

Niet lang daarna viel ze van de trap. Waardoor ze enige weken in een verpleeghuis moest verblijven. Dat was een mooie gelegenheid haar huis eens ongestoord aan een nader onderzoek te onderwerpen. Met toestemming van de familie natuurlijk. Eerst maar eens de linnenkast. Want dames van stand bewaarden hun testament immers altijd in de linnenkast, op de bovenste plank rechts, onder een stapel opgevouwen lakens. En warempel. Daar lag het. Liefdadige instellingen, zo bleek, had ze bedacht met legaten van in totaal 20.000 gulden. En aan haar nichten (mijn moeder, de zuster van mijn moeder en een andere nicht) tezamen liet ze 1,1 miljoen gulden na. Alstublieft! Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen.

Ik riep de nichten in de stationsrestauratie in Utrecht bijeen om ze op de hoogte te stellen. En liet ze raden.
‘Nou’, zei mijn moeder. ‘Ze was zuinig en had vast wel wat geld van die aandelen van haar man. Ik schat minstens 5.000 gulden’.

Ook haar zuster en de derde nicht zaten er ver naast met hun ramingen van 12- en 50.000 gulden. Toen ik ze het geheim onthulde drong het eerst absoluut niet tot hen door.
Zoveel???

Gelukkig kon ik ze vertellen, dat de overheid meer dan de helft van dat bedrag aan successierechten zou opeisen. Zodat er voor ieder ‘slechts’ 190.000 gulden restte.

Zover was het echter nog niet. Tante Bets kwam terug uit het verpleeghuis en zwaaide haar scepter als nooit tevoren. Nog ruim twee jaar handelde ik de dozen met SRV-bonnetjes en de rest van de administratie af. En wandelde af en toe met haar over het Katwijkse strand. Totdat ze werd opgenomen in een verzorgingshuis wegens toenemende dementie.

In 1988 overleed tante Bets. Aan haar graf stonden slechts drie nichten en ikzelf. Niet lang daarna mocht ik als executeur-testamentair een girootje uitschrijven van 612.000 gulden aan successiebelasting. Maar niet alvorens me eerst stevig te hebben bedronken. Want zoiets lukt me, of ik wil of niet, absoluut niet in nuchtere toestand.
Mijn moeder kocht van de erfenis een prachtig vakantiehuis in Brabant. Waar ze niet alleen zelf, maar ook haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen nog jarenlang plezier van hebben gehad.

Met dank aan tante Bets.

----------

De tekening is van Marcia Meerum Terwogt.
Meer informatie: marciamt72@gmail.com


© 2022 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Op de centen letten" -
Bezigheden > Op de centen letten
Gevonden geld* Julius Pasgeld
2005BZ Gevonden geld
1985. Mijn moeder had wel eens over haar nicht verteld. Maar ik had tante Bets nog nooit gezien. Ooit was ze lerares Engels in Leiden. En getrouwd geweest met haar inmiddels overleden echtgenoot Gerard, een advocaat die z’n geld al vroeg had belegd in Japanse aandelen.

Op een dag maakte tante Bets via mijn moeder kenbaar, dat ze de familie wenste te ontmoeten. Die ontmoeting vond om de een of andere reden bij mij thuis plaats. Daar zag ik haar voor het eerst. Ze bleek een buitengewoon beschaafde dame, zoals je die tegenwoordig alleen nog maar in films ziet. Toen ze aanbelde hielp ik haar uit haar mantel en stelde haar voor aan mijn gezinsleden en aan enige aanverwante familieleden die inmiddels ook waren gearriveerd. Er ontwikkelde zich een gezellige, maar oppervlakkige kout die uiteindelijk uitmondde in de vraag van tante of er misschien ook iemand in de familie was die haar kon bijstaan bij haar administratie. Want, zo meldde ze, ze was inmiddels 80 en begreep alles niet meer zo heel erg.
Haar keuze viel uiteindelijk op mij.

We spraken af, dat ze de administratie die ze zèlf zou afhandelen in het ene sorteerbakje zou doen en alles wat ze door mij afgehandeld wilde hebben in een ander bakje zou deponeren.
De eerste keer dat ik langskwam vond ik in het ene bakje een bonnetje van de SRV-man, een factuur van de stomerij en een nota van een elders genuttigde consumptie.
In het andere bakje torende een berg papier tot bijna omvallens toe. Bankafschriften, notariële aktes, doktersrekeningen, effectenrapportages, beleggingsoverzichten, belastingaanslagen, noem maar op. Voorlopig kon ik mijn lol dus wel op.

Eigenlijk begon het me pas te dagen toen tante mij vroeg haar te vergezellen naar de bank. Want, zei ze, ze had niet genoeg contanten om de SRV-man te betalen en wellicht kon er wat contant geld bij de bank worden geregeld.

Arm in arm wandelden we dus naar het dichtstbijzijnde bankfiliaal. Niet zodra waren wij daar binnen of een toegeschoten bankemployee vroeg, of ze misschien onze jassen aan kon nemen. En zei verder, dat de directeur van de bank weldra zou verschijnen om ons te ontvangen. Dat duurde inderdaad nog geen twee minuten. Wat een service!

‘En mevrouw Wissenburgh-Ravensteijn, wie verkeert er in uw gezelschap?’, vroeg de directeur beleefd. ‘Dat is mijn neef’, zei tante en zo kreeg ik voor het eerst in mijn leven een hand van een bankdirecteur.
‘Wat kunnen we voor u betekenen?’ , vroeg de directeur verder nadat hij ons een plaats had gewezen aan een tafel in de directiekamer. Tante Bets legde de kwestie omtrent de te verwachten tekorten wegens SRV-aankopen aan hem voor. Waarop de directeur direct aanbood ons de gevraagde contanten à 75 gulden in een enveloppe te overhandigen.

En zo liepen we even later arm aan arm weer terug. ‘Dat zijn daar bij die bank toch zulke aardige mensen’, zei tante op de terugweg. ‘Als je daar om geld vraagt, krijg je het gewoon’.

Zuinig was ze wel. Het koekje bij de thee was een soort biscuit uit een blik uit de tweede wereldoorlog. De sherry die ze schonk was troebel. En ieder jaar gebruikte ze haar agenda uit een van de vorige jaren opnieuw. Omdat de dagen en de data in die oude agenda weer klopten met de data van het lopende jaar. Maar wel noteerde ze haar afspraken dan met een andere kleur inkt om verwarring met de afspraken die er nog stonden te voorkomen.

Niet lang daarna viel ze van de trap. Waardoor ze enige weken in een verpleeghuis moest verblijven. Dat was een mooie gelegenheid haar huis eens ongestoord aan een nader onderzoek te onderwerpen. Met toestemming van de familie natuurlijk. Eerst maar eens de linnenkast. Want dames van stand bewaarden hun testament immers altijd in de linnenkast, op de bovenste plank rechts, onder een stapel opgevouwen lakens. En warempel. Daar lag het. Liefdadige instellingen, zo bleek, had ze bedacht met legaten van in totaal 20.000 gulden. En aan haar nichten (mijn moeder, de zuster van mijn moeder en een andere nicht) tezamen liet ze 1,1 miljoen gulden na. Alstublieft! Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen.

Ik riep de nichten in de stationsrestauratie in Utrecht bijeen om ze op de hoogte te stellen. En liet ze raden.
‘Nou’, zei mijn moeder. ‘Ze was zuinig en had vast wel wat geld van die aandelen van haar man. Ik schat minstens 5.000 gulden’.

Ook haar zuster en de derde nicht zaten er ver naast met hun ramingen van 12- en 50.000 gulden. Toen ik ze het geheim onthulde drong het eerst absoluut niet tot hen door.
Zoveel???

Gelukkig kon ik ze vertellen, dat de overheid meer dan de helft van dat bedrag aan successierechten zou opeisen. Zodat er voor ieder ‘slechts’ 190.000 gulden restte.

Zover was het echter nog niet. Tante Bets kwam terug uit het verpleeghuis en zwaaide haar scepter als nooit tevoren. Nog ruim twee jaar handelde ik de dozen met SRV-bonnetjes en de rest van de administratie af. En wandelde af en toe met haar over het Katwijkse strand. Totdat ze werd opgenomen in een verzorgingshuis wegens toenemende dementie.

In 1988 overleed tante Bets. Aan haar graf stonden slechts drie nichten en ikzelf. Niet lang daarna mocht ik als executeur-testamentair een girootje uitschrijven van 612.000 gulden aan successiebelasting. Maar niet alvorens me eerst stevig te hebben bedronken. Want zoiets lukt me, of ik wil of niet, absoluut niet in nuchtere toestand.
Mijn moeder kocht van de erfenis een prachtig vakantiehuis in Brabant. Waar ze niet alleen zelf, maar ook haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen nog jarenlang plezier van hebben gehad.

Met dank aan tante Bets.

----------

De tekening is van Marcia Meerum Terwogt.
Meer informatie: marciamt72@gmail.com
© 2022 Julius Pasgeld
powered by CJ2