archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Pieter Omtzigt heilig verklaard Arie de Jong

1814BS HeiligBlij dat ik Pieter Omtzigt niet ben, ik benijd hem niet. Een gedreven man, die al meer dan zeventien jaar lid is van de Tweede Kamer en die nu op een voetstuk wordt geplaatst. Soms wordt gezegd dat je op het hoogtepunt moet stoppen. Maar wat moet Pieter Omtzigt nu? Stoppen kan juist niet, hij kan geen kant meer op. Voor hem geen functie elders, maar doorgaan als Tweede Kamerlid. Terwijl je juist op je hoogtepunt staat en de houdbaarheidsdatum nabij is. Bovendien: in zijn eentje haalt hij wel vijf zetels!

Hij is niet de eerste die in zo’n parket verzeild raakt: een held voor de kiezers en de journalistiek, maar lastig voor de eigen partijtop. Ik herinner me Rob van Gijzel nog. Ook iemand die zijn taak als Tweede Kamerlid serieus nam en botste met de politieke cultuur. Maar ook Rob van Gijzel moeten we niet als heilige afschilderen. Hij beet zich vast in de Bijlmer-ramp: een vrachtvliegtuig van een Israëlische vliegmaatschappij kon door motorpech geen noodlanding meer maken op Schiphol en stortte neer op een honingraatflat in de Bijlmer.

Hij vereenzelvigde zich helemaal met die ramp, tot de ‘jacht’ op de mannen in de witte pakken aan toe, op een manier zoals misschien ook Pieter Omtzigt dat zou hebben gedaan. Toen op een later moment, het ging inmiddels om een andere kwestie, Rob van Gijzel botste met de rest van de PvdA-fractie en vooral met fractievoorzitter Ad Melkert, koos hij de aftocht en ontsnapte op het nippertje aan heiligverklaring, hoewel de parlementaire pers er van smulde. Hij werd na enige tijd burgemeester van Eindhoven en voor zo ver ik dat kan overzien deed hij dat voortreffelijk.

Nog zo iemand die door de eigen partij werd verstoten, maar die vanaf een onverkiesbare plaats toch weer in de Tweede Kamer kwam: Theo Joekes. Dat was in 1986. Hij was in ongenade gevallen bij de VVD omdat hij als lid van de parlementaire enquêtecommissie rond het RSV-drama zich onafhankelijk gedroeg en niet de belangen van de VVD voorop stelde. Hij leende zich er niet voor om minister Gijs van Aardenne (VVD) uit de wind te houden (wat trouwens een onmogelijke taak was).

Wat deze eerdere voorbeelden, Rob van Gijzel en Theo Joekes, tonen: de vermaledijde coalitiecultuur waar nu zoveel over wordt geklaagd en die zou moeten veranderen, is er waarschijnlijk altijd al geweest. Elk van de drie helden zat in een coalitiefractie. Hun optreden was daardoor pikant voor de parlementaire journalistiek. Dat iemand uit een oppositiefractie de onderste steen boven wil hebben, is aardig maar niet genoeg om hem of haar de status van held te bezorgen. Jammer voor Renske Leijten van de SP en al die andere Kamerleden van de SP (en van andere oppositiepartijen) die zich als een terriër hebben vastgebeten in onrecht. Toch weet ik dat er ook heel wat Kamerleden uit coalitiefracties zijn geweest die de controletaak van de Tweede Kamer stevig hebben uitgeoefend. Alleen, zij deden dat op een minder opvallende wijze, werden wellicht ook wel aangesproken binnenskamers om wat te dimmen, maar het bleef allemaal meer buiten het gezichtsveld van de journalistiek.

Laat ik terugvallen op een eigen ervaring. Begin jaren negentig bleek uit een rapport van de Algemene Rekenkamer dat de zogeheten Londo-financiering van de scholen in Nederland geheel in de soep was gelopen. Waar ging het om? Er was een commissie geweest, onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Londo uit Drenthe, die een verfijnd maar zeer rechtvaardig systeem had bedacht voor de financiering van scholen. Dat gebeurde toen centraal vanuit het ministerie voor geheel Nederland. Dat nieuwe financieringssysteem kende vele variabelen (van het aantal leerlingen en het vloeroppervlak van een school tot aan de grootte van de zandbak op de speelplaats) en mondde op grond van een ingewikkelde berekening uit in een toe te kennen bedrag per school. Net als bij de toeslagenaffaire had men echter te maken met een voorschot en een afrekening achteraf.

Voor informatie was men afhankelijk van het schoolbestuur. Dat gaf bijvoorbeeld eerst door hoeveel leerlingen men verwachtte les te gaan geven en later hoeveel leerlingen het echt waren geweest. Hoe dan ook, niemand had voorzien dat deze overdaad van informatie (maar ik meen 47 variabelen, voorschot en nacalculatie en dat voor duizenden scholen) toen niet te verwerken was. De computers konden het niet aan, de ambtenaren konden het niet aan, zodat er weinig werd teruggevorderd en er al snel elk jaar honderden miljoenen moesten worden bijgelegd. Met zo’n alarmerend rapport zat er maar één ding op: het instellen van een parlementair onderzoek. Vanuit de PvdA-fractie deed ik daar aan mee.

Het bleek ons in de commissie al snel dat het inderdaad een puinhoop was geweest, naar ons bleek waren de meeste topambtenaren niet opgewassen tegen de taken die ze moesten vervullen, en ze hielden informatie achter voor de bewindspersonen bij Onderwijs. Het was niet alleen een puinhoop, het was allemaal nog veel erger. Er dreigden koppen te gaan rollen. Ik liet me niet over dat soort dingen uit en concentreerde me op de inhoud en de analyse wat er mis was gegaan. Maar in het afsluitende debat moesten toch conclusies worden getrokken en de aandacht concentreerde zich op Wim Deetman, CDA-minister van Onderwijs toen het systeem werd ingevoerd en geheel uit de rails liep.

Hij was toen het parlementair onderzoek werd gedaan geen minister meer, maar voorzitter van de Tweede Kamer, pikant. Of de hele affaire hem zou worden verweten, stond of viel met de opstelling van de PvdA als coalitiefractie van het CDA. En bij het CDA wist men niet hoe ons oordeel zou zijn. Op een dinsdagavond sprak ik daarover met mijn fractievoorzitter, Thijs Wöltgens, iemand die de politieke spelletjes wel allemaal doorhad, maar zich in de eerste plaats liet leiden door de inhoud. Die liet mij een amice-briefje zien van zijn CDA-collega, Elco Brinkman. Die beklaagde zich erover dat de woordvoerder van de PvdA, ik dus, niet duidelijk was over steun aan Wim Deetman en of Thijs hem tot de orde wilde roepen. We hebben daar samen hartelijk om gelachen en het briefje terzijde gelegd. Overigens was mijn en ons oordeel dat Wim Deetman weliswaar verantwoordelijk was geweest voor de puinhoop, maar dat het niet verwijtbaar was. Blijkbaar kon je zulke verstandige conclusies toen nog trekken en was niet iedereen voortdurend uit op koppensnellen.

Blijft de vraag: hoe nu verder met Pieter Omtzigt?

-----
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie: www.petrabusstra.com

© 2021 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Pieter Omtzigt heilig verklaard Arie de Jong
1814BS HeiligBlij dat ik Pieter Omtzigt niet ben, ik benijd hem niet. Een gedreven man, die al meer dan zeventien jaar lid is van de Tweede Kamer en die nu op een voetstuk wordt geplaatst. Soms wordt gezegd dat je op het hoogtepunt moet stoppen. Maar wat moet Pieter Omtzigt nu? Stoppen kan juist niet, hij kan geen kant meer op. Voor hem geen functie elders, maar doorgaan als Tweede Kamerlid. Terwijl je juist op je hoogtepunt staat en de houdbaarheidsdatum nabij is. Bovendien: in zijn eentje haalt hij wel vijf zetels!

Hij is niet de eerste die in zo’n parket verzeild raakt: een held voor de kiezers en de journalistiek, maar lastig voor de eigen partijtop. Ik herinner me Rob van Gijzel nog. Ook iemand die zijn taak als Tweede Kamerlid serieus nam en botste met de politieke cultuur. Maar ook Rob van Gijzel moeten we niet als heilige afschilderen. Hij beet zich vast in de Bijlmer-ramp: een vrachtvliegtuig van een Israëlische vliegmaatschappij kon door motorpech geen noodlanding meer maken op Schiphol en stortte neer op een honingraatflat in de Bijlmer.

Hij vereenzelvigde zich helemaal met die ramp, tot de ‘jacht’ op de mannen in de witte pakken aan toe, op een manier zoals misschien ook Pieter Omtzigt dat zou hebben gedaan. Toen op een later moment, het ging inmiddels om een andere kwestie, Rob van Gijzel botste met de rest van de PvdA-fractie en vooral met fractievoorzitter Ad Melkert, koos hij de aftocht en ontsnapte op het nippertje aan heiligverklaring, hoewel de parlementaire pers er van smulde. Hij werd na enige tijd burgemeester van Eindhoven en voor zo ver ik dat kan overzien deed hij dat voortreffelijk.

Nog zo iemand die door de eigen partij werd verstoten, maar die vanaf een onverkiesbare plaats toch weer in de Tweede Kamer kwam: Theo Joekes. Dat was in 1986. Hij was in ongenade gevallen bij de VVD omdat hij als lid van de parlementaire enquêtecommissie rond het RSV-drama zich onafhankelijk gedroeg en niet de belangen van de VVD voorop stelde. Hij leende zich er niet voor om minister Gijs van Aardenne (VVD) uit de wind te houden (wat trouwens een onmogelijke taak was).

Wat deze eerdere voorbeelden, Rob van Gijzel en Theo Joekes, tonen: de vermaledijde coalitiecultuur waar nu zoveel over wordt geklaagd en die zou moeten veranderen, is er waarschijnlijk altijd al geweest. Elk van de drie helden zat in een coalitiefractie. Hun optreden was daardoor pikant voor de parlementaire journalistiek. Dat iemand uit een oppositiefractie de onderste steen boven wil hebben, is aardig maar niet genoeg om hem of haar de status van held te bezorgen. Jammer voor Renske Leijten van de SP en al die andere Kamerleden van de SP (en van andere oppositiepartijen) die zich als een terriër hebben vastgebeten in onrecht. Toch weet ik dat er ook heel wat Kamerleden uit coalitiefracties zijn geweest die de controletaak van de Tweede Kamer stevig hebben uitgeoefend. Alleen, zij deden dat op een minder opvallende wijze, werden wellicht ook wel aangesproken binnenskamers om wat te dimmen, maar het bleef allemaal meer buiten het gezichtsveld van de journalistiek.

Laat ik terugvallen op een eigen ervaring. Begin jaren negentig bleek uit een rapport van de Algemene Rekenkamer dat de zogeheten Londo-financiering van de scholen in Nederland geheel in de soep was gelopen. Waar ging het om? Er was een commissie geweest, onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Londo uit Drenthe, die een verfijnd maar zeer rechtvaardig systeem had bedacht voor de financiering van scholen. Dat gebeurde toen centraal vanuit het ministerie voor geheel Nederland. Dat nieuwe financieringssysteem kende vele variabelen (van het aantal leerlingen en het vloeroppervlak van een school tot aan de grootte van de zandbak op de speelplaats) en mondde op grond van een ingewikkelde berekening uit in een toe te kennen bedrag per school. Net als bij de toeslagenaffaire had men echter te maken met een voorschot en een afrekening achteraf.

Voor informatie was men afhankelijk van het schoolbestuur. Dat gaf bijvoorbeeld eerst door hoeveel leerlingen men verwachtte les te gaan geven en later hoeveel leerlingen het echt waren geweest. Hoe dan ook, niemand had voorzien dat deze overdaad van informatie (maar ik meen 47 variabelen, voorschot en nacalculatie en dat voor duizenden scholen) toen niet te verwerken was. De computers konden het niet aan, de ambtenaren konden het niet aan, zodat er weinig werd teruggevorderd en er al snel elk jaar honderden miljoenen moesten worden bijgelegd. Met zo’n alarmerend rapport zat er maar één ding op: het instellen van een parlementair onderzoek. Vanuit de PvdA-fractie deed ik daar aan mee.

Het bleek ons in de commissie al snel dat het inderdaad een puinhoop was geweest, naar ons bleek waren de meeste topambtenaren niet opgewassen tegen de taken die ze moesten vervullen, en ze hielden informatie achter voor de bewindspersonen bij Onderwijs. Het was niet alleen een puinhoop, het was allemaal nog veel erger. Er dreigden koppen te gaan rollen. Ik liet me niet over dat soort dingen uit en concentreerde me op de inhoud en de analyse wat er mis was gegaan. Maar in het afsluitende debat moesten toch conclusies worden getrokken en de aandacht concentreerde zich op Wim Deetman, CDA-minister van Onderwijs toen het systeem werd ingevoerd en geheel uit de rails liep.

Hij was toen het parlementair onderzoek werd gedaan geen minister meer, maar voorzitter van de Tweede Kamer, pikant. Of de hele affaire hem zou worden verweten, stond of viel met de opstelling van de PvdA als coalitiefractie van het CDA. En bij het CDA wist men niet hoe ons oordeel zou zijn. Op een dinsdagavond sprak ik daarover met mijn fractievoorzitter, Thijs Wöltgens, iemand die de politieke spelletjes wel allemaal doorhad, maar zich in de eerste plaats liet leiden door de inhoud. Die liet mij een amice-briefje zien van zijn CDA-collega, Elco Brinkman. Die beklaagde zich erover dat de woordvoerder van de PvdA, ik dus, niet duidelijk was over steun aan Wim Deetman en of Thijs hem tot de orde wilde roepen. We hebben daar samen hartelijk om gelachen en het briefje terzijde gelegd. Overigens was mijn en ons oordeel dat Wim Deetman weliswaar verantwoordelijk was geweest voor de puinhoop, maar dat het niet verwijtbaar was. Blijkbaar kon je zulke verstandige conclusies toen nog trekken en was niet iedereen voortdurend uit op koppensnellen.

Blijft de vraag: hoe nu verder met Pieter Omtzigt?

-----
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie: www.petrabusstra.com
© 2021 Arie de Jong
powered by CJ2