archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
De tweede zondag van september Ruurd Kunnen

0120 De tweede zondag
“Een hopeloze zaak”, concludeerde oom Gerben. Niemand sprak hem tegen. De discussie tijdens ons jaarlijkse familieberaad over de miljoenennota op de tweede zondag in september was genuanceerd en veelzijdig geweest. Als onze familie bijeen komt, zijn de plannen van de regering nog niet openbaar. Dat is geen enkel bezwaar, want meestal hebben ambtenaren al het een en ander laten uitlekken, en voor de rest kan oom Gerben op grond van jarenlange ervaring ook zo wel voorspellen wat ze voor ons in petto hebben. Als eerste punt stelde hij de diefstal van de VUT aan de orde.
 
“De VUT is er gekomen omdat de werknemers loon hebben ingeleverd toen het slecht ging met de werkgelegenheid. De bedoeling was dat ouderen plaats maakten voor jongeren. Het was een daad van solidariteit. De regering pikt dat nu in zonder er iets tegenover te stellen.” Een pienter neefje merkte op dat oom Gerben niet alleen had ingeleverd, maar ook geprofiteerd, want was hij niet gestopt met werken toen hij 63 was geworden? Voordat oom kon ontploffen schoot zijn moeder hem te hulp: “Waar ik bang voor ben is dat ik pas op mijn 70e met pensioen kan, terwijl ik toch al vanaf mijn 25e verplicht premie betaal”. “Ook diefstal”, zei oom Gerben. Ditmaal kreeg hij meer bijval. De een sprak er schande van dat de pensioenfondsen met zijn geld op de beurs hadden gespeculeerd en zoveel hadden verloren dat de premies omhoog moesten. Een ander bracht daar tegenin dat als dat geld tegen rente was weggezet, er niet genoeg kapitaal zou zijn opgebouwd om de pensioenen te kunnen uitbetalen, zodat de premies toch hadden moeten stijgen. Weer een ander zei dat we het dan tenminste niet kwijt waren geweest. Nummer vier betwijfelde of er over tien jaar überhaupt nog pensioen is. “Weten jullie wat het probleem is”, sprak oma guitig, terwijl ze de kring rondkeek, “er zijn teveel oude mensen”.
 
Het volgende onderwerp waren de cao’s. De familie heeft altijd pal gestaan voor de vakbondsstrijd om een goede cao. In de jaren dertig was een van ons zelfs stakingsleider in Drenthe. Na een dagenlange actie wist hij een extra loonsverhoging van twee centen in de week af te dwingen. Dat was in die tijd een behoorlijk bedrag. Met zo’n verleden kun je niet accepteren dat de werkgevers en de regering de werknemers langer willen laten werken voor hetzelfde loon. Dat zou een verlaging van het uurloon betekenen; “pure diefstal”, volgens oom Gerben. Helemaal onaanvaardbaar is dat het kabinet de invloed van de vakbeweging probeert te verminderen en de solidariteit tussen de arbeiders wil breken door afgesloten cao’s niet langer op de hele bedrijfstak van toepassing te verklaren.
 
“Ik vind dat eigenlijk wel goed. Het is toch idioot dat vakbonden waarvan alleen nog maar een paar oude industriearbeiders en  bouwvakkers lid zijn, voor iedereen de arbeidsvoorwaarden kunnen bepalen? Dat past niet meer in een moderne democratie. De burgers in Nederland zijn allemaal goed opgeleid en kunnen prima voor zichzelf opkomen.” Dat was Henriëtte; rechten in Leiden gestudeerd met bijvak economie en nu advocaat op een bank in Londen. Een ambitieuze meid met uitstekende netwerken. In de familie gaat het gerucht dat ze met WA  naar bed is geweest. Ze had op een huwelijk gerekend, maar daar was van hogerhand een stokje voor gestoken. De familie was wel een beetje trots op haar, maar dat gaf haar nog niet het recht te beweren dat de bonden niets meer voorstellen.
 
“Er werken nog geen 8 miljoen mensen in Nederland en daarvan is 1,9 miljoen lid van een vakbond. Dat is 25%. De vakbeweging heeft meer leden dan alle politieke partijen samen, helemaal als je de SP niet meetelt. Maar als de Tweede Kamer iets besluit, geldt dat toch ook voor iedereen? Er is een wetenschappelijke enquête gehouden en daaruit bleek dat de vakbonden heel veel aanhang hebben onder de werkende mensen, ook al zijn die niet allemaal lid.” Henriëtte was niet onder de indruk. “We moeten af van die ouderwetse collectivistische ideologieën, oom Gerben. De socialisten hebben bereikt wat ze wilden. De welvaart is hoog en iedereen profiteert ervan. Analfabetisme komt haast niet meer voor. Iedereen die wil kan een goede opleiding en een goede baan krijgen. Zwaar en ongezond werk is er bijna niet meer en het aloude ideaal van de eerste mei, de 60-urige werkweek, is al lang links ingehaald. De arbeid is bevrijd, nu de mens nog. Daarom is de tijd aangebroken voor het sociaal-liberalisme. Een logische voorzetting van het socialisme. Marx, Troelstra en Drees zouden het er helemaal mee eens zijn geweest.” Het was even stil; links heeft zijn antwoord nog niet klaar. “Ik vind alles goed”, zei oma, “als ze mij straks in huize Avondrood maar niet in een luier op een stoel vastbinden”.
 
Oom Gerben keek rond of er meer sprekers waren. “Het is wel goed dat de regering wat aan de veiligheid wil doen”, zei iemand. “Al die terroristen, al die aanslagen en al die moskeeën. Ik word er wel eens bang van”. Voordat anderen hem konden bijvallen, sloeg oom Gerben met zijn vuist op tafel. “We houden het wel netjes, anders stoppen we ermee”. “Gelijk heb je, Gerben, niet alle moslims zijn terroristen”. “Terrorisme is van alle tijden”, antwoordde oom Gerben. “Willem van Oranje is door een terrorist vermoord. Nelson Mandela was ook een terrorist. Het is een geuzennaam. Zelf noemen zij zich vrijheidstrijder of verzetstrijder. Hannie Schaft was volgens de Duitsers een terrorist. Er zouden geen aanslagen tegen het Westen zijn als de zogenaamde Westerse beschaving niet overal de macht had gegrepen. Het Westen is met al zijn christelijke waarden en normen een kolonialistische, imperialistische kruistocht over de wereld begonnen en ondervindt daar nu de gevolgen van”.
 
Happend naar adem ging oom Gerben zitten. Liever had hij zijn emoties in bedwang gehouden, dat was beter voor zijn hart, maar de zelfgenoegzaamheid waarmee politiek Den Haag de militaire bezetting van Irak goedkeurt was hem weer eens teveel geworden. De discussie kwam nu goed op gang. “Nou, nou, zo kan het wel weer.” “Ja, Gerben, nu draaft je door hoor!” “Dat is wel erg kort door de bocht, oom Gerben”. “Wil jij soms opgeblazen worden als je straks in de trein stapt?”
 
“Het internationale terrorisme is een groot probleem, maar toch gaat het daar in wezen niet om. Veel belangrijker is dat door de globalisering allerlei culturen bij elkaar komen, die vroeger veel meer van elkaar gescheiden leefden. Daardoor ontstaan fricties die we moeten oplossen”. Dat was Henriëtte weer. “Ik vind het daarom heel goed dat Jan Peter Balkenende het initiatief heeft genomen voor een discussie over normen en waarden op Europees niveau. Wat is onze Europese identiteit? Dat moeten we voor onszelf vaststellen om op een positieve manier met anderen te kunnen omgaan.” “Ik ben voor de republiek”, probeerde het pientere neefje te provoceren. “Ik ook”, zei Henriëtte.
 
Nu nam onze hovenier het woord. We moesten het allemaal wat weidser zien. “Als er vroeger in de bergen van Zuid-Frankrijk een regenbui viel, deed die er tien jaar over om in zee te komen. Nu duurt dat nog maar een paar dagen. Dat komt doordat zoveel bomen zijn gekapt voor huizen, fabrieken en skipistes. De wortels van de bomen en planten zijn weggehaald of vergaan en de aarde is van de rotsen weggespoeld. Het regenwater wordt niet meer vastgehouden. Een gigantisch waterreservoir is verdwenen. Het gevolg is dat er steeds meer regen in omloop is. Daardoor komen er steeds meer wolken. Op den duur zal het wolkendek zo dicht worden dat de zon de aarde niet meer genoeg kan verwarmen, en dan komt er een nieuwe ijstijd. In Nederland kun je dan niet meer leven, zodat we naar warmere streken moeten verhuizen, bijvoorbeeld naar Afrika of het Midden-Oosten. Dan schiet je weinig op met Jan Peter Balkenende, maar dan is het integreren geblazen.” “Mijn tijd zal het wel duren”, zei oma, “wie wil er een borrel?”
 
“Heb jij nog wat, Ruurd?”, vroeg oom Gerben. “Ik heb alles netjes genotuleerd. Er zijn vragen gesteld en constructieve voorstellen gedaan. We moeten een en ander wel duidelijk onder de aandacht van de politiek brengen, anders luistert er geen kip naar. Ik zal zorgen dat het op internet komt te staan”. Waarna oom Gerben zijn conclusie trok: “Een hopeloze zaak dus”.
 


© 2004 Ruurd Kunnen meer Ruurd Kunnen - meer "In de polder"
Beschouwingen > In de polder
De tweede zondag van september Ruurd Kunnen
0120 De tweede zondag
“Een hopeloze zaak”, concludeerde oom Gerben. Niemand sprak hem tegen. De discussie tijdens ons jaarlijkse familieberaad over de miljoenennota op de tweede zondag in september was genuanceerd en veelzijdig geweest. Als onze familie bijeen komt, zijn de plannen van de regering nog niet openbaar. Dat is geen enkel bezwaar, want meestal hebben ambtenaren al het een en ander laten uitlekken, en voor de rest kan oom Gerben op grond van jarenlange ervaring ook zo wel voorspellen wat ze voor ons in petto hebben. Als eerste punt stelde hij de diefstal van de VUT aan de orde.
 
“De VUT is er gekomen omdat de werknemers loon hebben ingeleverd toen het slecht ging met de werkgelegenheid. De bedoeling was dat ouderen plaats maakten voor jongeren. Het was een daad van solidariteit. De regering pikt dat nu in zonder er iets tegenover te stellen.” Een pienter neefje merkte op dat oom Gerben niet alleen had ingeleverd, maar ook geprofiteerd, want was hij niet gestopt met werken toen hij 63 was geworden? Voordat oom kon ontploffen schoot zijn moeder hem te hulp: “Waar ik bang voor ben is dat ik pas op mijn 70e met pensioen kan, terwijl ik toch al vanaf mijn 25e verplicht premie betaal”. “Ook diefstal”, zei oom Gerben. Ditmaal kreeg hij meer bijval. De een sprak er schande van dat de pensioenfondsen met zijn geld op de beurs hadden gespeculeerd en zoveel hadden verloren dat de premies omhoog moesten. Een ander bracht daar tegenin dat als dat geld tegen rente was weggezet, er niet genoeg kapitaal zou zijn opgebouwd om de pensioenen te kunnen uitbetalen, zodat de premies toch hadden moeten stijgen. Weer een ander zei dat we het dan tenminste niet kwijt waren geweest. Nummer vier betwijfelde of er over tien jaar überhaupt nog pensioen is. “Weten jullie wat het probleem is”, sprak oma guitig, terwijl ze de kring rondkeek, “er zijn teveel oude mensen”.
 
Het volgende onderwerp waren de cao’s. De familie heeft altijd pal gestaan voor de vakbondsstrijd om een goede cao. In de jaren dertig was een van ons zelfs stakingsleider in Drenthe. Na een dagenlange actie wist hij een extra loonsverhoging van twee centen in de week af te dwingen. Dat was in die tijd een behoorlijk bedrag. Met zo’n verleden kun je niet accepteren dat de werkgevers en de regering de werknemers langer willen laten werken voor hetzelfde loon. Dat zou een verlaging van het uurloon betekenen; “pure diefstal”, volgens oom Gerben. Helemaal onaanvaardbaar is dat het kabinet de invloed van de vakbeweging probeert te verminderen en de solidariteit tussen de arbeiders wil breken door afgesloten cao’s niet langer op de hele bedrijfstak van toepassing te verklaren.
 
“Ik vind dat eigenlijk wel goed. Het is toch idioot dat vakbonden waarvan alleen nog maar een paar oude industriearbeiders en  bouwvakkers lid zijn, voor iedereen de arbeidsvoorwaarden kunnen bepalen? Dat past niet meer in een moderne democratie. De burgers in Nederland zijn allemaal goed opgeleid en kunnen prima voor zichzelf opkomen.” Dat was Henriëtte; rechten in Leiden gestudeerd met bijvak economie en nu advocaat op een bank in Londen. Een ambitieuze meid met uitstekende netwerken. In de familie gaat het gerucht dat ze met WA  naar bed is geweest. Ze had op een huwelijk gerekend, maar daar was van hogerhand een stokje voor gestoken. De familie was wel een beetje trots op haar, maar dat gaf haar nog niet het recht te beweren dat de bonden niets meer voorstellen.
 
“Er werken nog geen 8 miljoen mensen in Nederland en daarvan is 1,9 miljoen lid van een vakbond. Dat is 25%. De vakbeweging heeft meer leden dan alle politieke partijen samen, helemaal als je de SP niet meetelt. Maar als de Tweede Kamer iets besluit, geldt dat toch ook voor iedereen? Er is een wetenschappelijke enquête gehouden en daaruit bleek dat de vakbonden heel veel aanhang hebben onder de werkende mensen, ook al zijn die niet allemaal lid.” Henriëtte was niet onder de indruk. “We moeten af van die ouderwetse collectivistische ideologieën, oom Gerben. De socialisten hebben bereikt wat ze wilden. De welvaart is hoog en iedereen profiteert ervan. Analfabetisme komt haast niet meer voor. Iedereen die wil kan een goede opleiding en een goede baan krijgen. Zwaar en ongezond werk is er bijna niet meer en het aloude ideaal van de eerste mei, de 60-urige werkweek, is al lang links ingehaald. De arbeid is bevrijd, nu de mens nog. Daarom is de tijd aangebroken voor het sociaal-liberalisme. Een logische voorzetting van het socialisme. Marx, Troelstra en Drees zouden het er helemaal mee eens zijn geweest.” Het was even stil; links heeft zijn antwoord nog niet klaar. “Ik vind alles goed”, zei oma, “als ze mij straks in huize Avondrood maar niet in een luier op een stoel vastbinden”.
 
Oom Gerben keek rond of er meer sprekers waren. “Het is wel goed dat de regering wat aan de veiligheid wil doen”, zei iemand. “Al die terroristen, al die aanslagen en al die moskeeën. Ik word er wel eens bang van”. Voordat anderen hem konden bijvallen, sloeg oom Gerben met zijn vuist op tafel. “We houden het wel netjes, anders stoppen we ermee”. “Gelijk heb je, Gerben, niet alle moslims zijn terroristen”. “Terrorisme is van alle tijden”, antwoordde oom Gerben. “Willem van Oranje is door een terrorist vermoord. Nelson Mandela was ook een terrorist. Het is een geuzennaam. Zelf noemen zij zich vrijheidstrijder of verzetstrijder. Hannie Schaft was volgens de Duitsers een terrorist. Er zouden geen aanslagen tegen het Westen zijn als de zogenaamde Westerse beschaving niet overal de macht had gegrepen. Het Westen is met al zijn christelijke waarden en normen een kolonialistische, imperialistische kruistocht over de wereld begonnen en ondervindt daar nu de gevolgen van”.
 
Happend naar adem ging oom Gerben zitten. Liever had hij zijn emoties in bedwang gehouden, dat was beter voor zijn hart, maar de zelfgenoegzaamheid waarmee politiek Den Haag de militaire bezetting van Irak goedkeurt was hem weer eens teveel geworden. De discussie kwam nu goed op gang. “Nou, nou, zo kan het wel weer.” “Ja, Gerben, nu draaft je door hoor!” “Dat is wel erg kort door de bocht, oom Gerben”. “Wil jij soms opgeblazen worden als je straks in de trein stapt?”
 
“Het internationale terrorisme is een groot probleem, maar toch gaat het daar in wezen niet om. Veel belangrijker is dat door de globalisering allerlei culturen bij elkaar komen, die vroeger veel meer van elkaar gescheiden leefden. Daardoor ontstaan fricties die we moeten oplossen”. Dat was Henriëtte weer. “Ik vind het daarom heel goed dat Jan Peter Balkenende het initiatief heeft genomen voor een discussie over normen en waarden op Europees niveau. Wat is onze Europese identiteit? Dat moeten we voor onszelf vaststellen om op een positieve manier met anderen te kunnen omgaan.” “Ik ben voor de republiek”, probeerde het pientere neefje te provoceren. “Ik ook”, zei Henriëtte.
 
Nu nam onze hovenier het woord. We moesten het allemaal wat weidser zien. “Als er vroeger in de bergen van Zuid-Frankrijk een regenbui viel, deed die er tien jaar over om in zee te komen. Nu duurt dat nog maar een paar dagen. Dat komt doordat zoveel bomen zijn gekapt voor huizen, fabrieken en skipistes. De wortels van de bomen en planten zijn weggehaald of vergaan en de aarde is van de rotsen weggespoeld. Het regenwater wordt niet meer vastgehouden. Een gigantisch waterreservoir is verdwenen. Het gevolg is dat er steeds meer regen in omloop is. Daardoor komen er steeds meer wolken. Op den duur zal het wolkendek zo dicht worden dat de zon de aarde niet meer genoeg kan verwarmen, en dan komt er een nieuwe ijstijd. In Nederland kun je dan niet meer leven, zodat we naar warmere streken moeten verhuizen, bijvoorbeeld naar Afrika of het Midden-Oosten. Dan schiet je weinig op met Jan Peter Balkenende, maar dan is het integreren geblazen.” “Mijn tijd zal het wel duren”, zei oma, “wie wil er een borrel?”
 
“Heb jij nog wat, Ruurd?”, vroeg oom Gerben. “Ik heb alles netjes genotuleerd. Er zijn vragen gesteld en constructieve voorstellen gedaan. We moeten een en ander wel duidelijk onder de aandacht van de politiek brengen, anders luistert er geen kip naar. Ik zal zorgen dat het op internet komt te staan”. Waarna oom Gerben zijn conclusie trok: “Een hopeloze zaak dus”.
 
© 2004 Ruurd Kunnen
powered by CJ2