archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Emancipatie in Nederland: Stremming ten halve Carlo van Praag

0001 BS Carlo
Ons land speelt nog in menig opzicht de morele voortrekkersrol waarop het zich graag laat voorstaan. Wij zijn seksueel libertijns, hebben het homohuwelijk uitgevonden en tonen een grote tolerantie voor de handel in en het gebruik van drugs. En je kunt je hier medisch verantwoord naar de andere wereld laten helpen, zij het dat de ingreep niet meer mag zijn dan een allerlaatste duwtje in de rug. Wij zijn afkerig van nationaal chauvinisme en hebben, ondanks de allerminst afwezige interetnische spanningen, nog steeds een redelijke mate van respect voor andermans cultuur en godsdienst. In zo’n progressief complex hoort ook een sterk geëmancipeerde vrouw.

Welnu, in dit opzicht heeft Nederland iets eigenaardigs. De rolverdeling tussen man en vrouw vertoont onmiskenbare sporen van het gezinstraditionalisme uit een vroegere periode. Niet dat er in deze rolverdeling niets is veranderd! Er zijn bepaald spectaculaire ontwikkelingen te melden. Wie de Emancipatiemonitor van het SCP en het CBS ter hand neemt, krijgt daarvan in ruim 300 pagina’s een prachtig beeld. Vrouwen hebben hun opleidingsachterstand ten opzichte van mannen vrijwel overwonnen. De helft van het aantal studenten aan universiteiten is vrouw. Hun aandeel in academische promoties steeg van 5% in 1970 tot 40% nu. Vrouwen zijn massaal toegetreden tot de arbeidsmarkt: in 1971 had naar schatting 28% van de vrouwen van 15 t/m 64 jaar een baan (van minimaal 12 uur per week), in 2005 bijna 60%. Als je kleine baantjes meerekent, kom je zelfs op twee derde. Moeders met jonge kinderen blijven niet eens achter, want ook daarvan werkt meer dan 60%. Vergeleken met andere Europese landen werken hier veel vrouwen. In dit opzicht hoeven wij alleen de Scandinavische landen voor ons te dulden.

Maar nu dan die nationale eigenaardigheid. Vrouwen werken hier, vergeleken met andere landen, zeer vaak in deeltijd. Bezie eens het volgende lijstje.

Tabel Percentage deeltijders onder de werkende vrouwen in 2005
Nederland
61
Duitsland
39
Verenigd Koninkrijk
39
Ierland
35
België
33
Noorwegen
33
Oostenrijk
30
Italië
29
Denemarken
25
Frankrijk
23
Spanje
22
Zweden
21
Finland
15
Portugal
14
Griekenland
11
                                                                      Bron: Portegijs e.a. Emancipatiemonitor 2006

Nederland onderscheidt zich van de rest en niet zo’n klein beetje. Zelden zie je binnen de Europese familie een land, dat er, in welk opzicht dan ook, zo uitspringt. Ook de mannen werken in Nederland relatief vaak in deeltijd, maar de verschillen met andere Europese landen zijn lang niet zo groot. Van de door het emancipatiebeleid nagestreefde gelijke verdeling van betaald werk over beide geslachten komt hier geen spaan terecht. En, bijna per implicatie, ook niet van de al evenzeer gepropageerde gelijke verdeling van het onbetaalde werk, dat wil zeggen van huishoudelijke arbeid en kinderverzorging. De bijdrage van de vrouw aan deze taken ligt hier op 70% van de totaal daarin geïnvesteerde uren; mannen nemen 30% voor hun rekening. Dat laatste cijfer ligt in andere Noord- en West-Europese landen wat hoger, maar op dit punt zijn de verschillen niet groot. Dat mannen letterlijk ‘niet thuis geven’ is een universeel gegeven. Dat vrouwen juist wel thuis geven, is specifiek voor Nederland.

Zijn wij emancipatoir achterlijk? Gezien het gewicht dat nationaal wordt gehecht aan betaalde arbeid, als bron van financiële onafhankelijkheid en ontplooiing, lijkt het daar wel op. Is hier sprake van een misstand? Niet volgens de betrokkenen zelf! De Nederlandse vrouwen en mannen behoren tot de meest tevredenen met het aantal uren betaald werk dat zij verrichten en zij zijn al evenzeer tevreden met de taakverdeling tussen henzelf en hun partner. Moeders van schoolgaande kinderen begeren een werkweek van maximaal drie dagen; slechts 24% wil vier dagen werken en voor een volledige werkweek is niet meer dan 5% te porren. Gaat het om nog jongere kinderen, dan is slechts 7% van de moeders bereid om meer dan drie dagen te werken en een kwart wil helemaal geen baan. De vaders van diezelfde kinderen hebben complementaire wensen. Zij willen in grote meerderheid vier of vijf dagen werken: beide geslachten verenigd aan de keukentafel in een samenzwering tegen de emancipatie.

Moeten wij feministen, gezien het feit dat de doelgroep zelf niet verder vooruit is te branden, het project dan maar afblazen? De verleiding is groot. Waarom zou je mensen iets opdringen? Die betaalde arbeid is lang niet altijd zo leuk. Ook veel mannen willen ietsje minderen. En ik begrijp heel goed dat vrouwen de opvoeding van hun jonge kinderen niet willen uitbesteden. In feite is een meerderheid tegen crèches voor kinderen beneden de peuterleeftijd en ook als het gaat om iets oudere kinderen zijn nog veel vrouwen tegen een overvloedig gebruik van dit soort voorzieningen gekant. Mannen trouwens nog meer; zij willen de opvoeding van kinderen wel uitbesteden maar dan bij hun eigen vrouw.

Het gezin met anderhalve verdiener is de norm geworden, zoals vroeger het gezin met een enkele kostwinner dat was. Beide vormen hebben gemeen dat het sociaal sterke arrangementen zijn. Raak je er eenmaal in verstrikt, dan is het moeilijk om er weer uit te geraken. Het gezin met anderhalve verdiener biedt van alles wat en steeds in redelijke dosis: moederlijke zorg, emancipatie en welstand. Maar evenals eertijds het kostwinnersgezin draait het voornamelijk op kosten van de vrouw. Die staat nu voor de vaak hectische taak om verschillende rollen te combineren (zij vliegt van hot naar her) en haar participatie op de arbeidsmarkt is zodanig begrensd dat zij het minder ver schopt dan de man. Aan de top wordt weinig meer in deeltijd gewerkt. Het mes snijdt hier aan twee kanten: ook de man die in deeltijd wil werken, schaadt zijn carrière.

Blijft het feit dat het gezin met anderhalve verdiener een typisch Nederlands verschijnsel is. Ter verklaring van dit feit wordt vaak gewezen op de juist in dit land tekortschietende voorzieningen voor de combinatie van arbeid en zorg, zoals de mogelijkheden voor zorgverlof en de beschikbaarheid van kinderopvang. Die voorzieningen zijn in Nederland inderdaad niet geweldig, maar ook niet zo slecht dat hierin een complete opheldering van het raadsel ligt. Over het effect van diverse voorzieningen op de arbeidsparticipatie van vrouwen zijn de meningen overigens verdeeld. Het lijkt er in elk geval niet op dat verbetering van deze voorzieningen meteen een spectaculaire verhoging van deze participatie tot gevolg heeft. Flexibele, op de huiselijke zorgbehoefte af te stemmen werktijden, sorteren waarschijnlijk het meeste effect. Een dergelijke voorziening stelt de werkgevers echter voor een grote organisatorische opgave. Wat crèches erbij is makkelijker.

Ja, wat moet je met die Nederlandse vrouwen? Ze willen maar drie dagen per week werken. Ze willen met alle geweld kinderen en ze willen die dan zelf baren, zogen en verzorgen. En ze weigeren ook nog eens hardnekkig om een technische of exacte opleiding te volgen. En dan nog tevreden met haar lot! Er is hier nog veel overreding nodig.

Literatuur
Christien Brinkgreve & Egbert te Velde (2006). Wie wil er nog moeder worden? Antwerpen: Uitg. Augustus.
Wil Portegijs, Brigitte Hermans & Vinodh Lalta (2006). Emancipatiemonitor 2006. Den Haag: SCP en CBS.
 


© 2007 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Emancipatie in Nederland: Stremming ten halve Carlo van Praag
0001 BS Carlo
Ons land speelt nog in menig opzicht de morele voortrekkersrol waarop het zich graag laat voorstaan. Wij zijn seksueel libertijns, hebben het homohuwelijk uitgevonden en tonen een grote tolerantie voor de handel in en het gebruik van drugs. En je kunt je hier medisch verantwoord naar de andere wereld laten helpen, zij het dat de ingreep niet meer mag zijn dan een allerlaatste duwtje in de rug. Wij zijn afkerig van nationaal chauvinisme en hebben, ondanks de allerminst afwezige interetnische spanningen, nog steeds een redelijke mate van respect voor andermans cultuur en godsdienst. In zo’n progressief complex hoort ook een sterk geëmancipeerde vrouw.

Welnu, in dit opzicht heeft Nederland iets eigenaardigs. De rolverdeling tussen man en vrouw vertoont onmiskenbare sporen van het gezinstraditionalisme uit een vroegere periode. Niet dat er in deze rolverdeling niets is veranderd! Er zijn bepaald spectaculaire ontwikkelingen te melden. Wie de Emancipatiemonitor van het SCP en het CBS ter hand neemt, krijgt daarvan in ruim 300 pagina’s een prachtig beeld. Vrouwen hebben hun opleidingsachterstand ten opzichte van mannen vrijwel overwonnen. De helft van het aantal studenten aan universiteiten is vrouw. Hun aandeel in academische promoties steeg van 5% in 1970 tot 40% nu. Vrouwen zijn massaal toegetreden tot de arbeidsmarkt: in 1971 had naar schatting 28% van de vrouwen van 15 t/m 64 jaar een baan (van minimaal 12 uur per week), in 2005 bijna 60%. Als je kleine baantjes meerekent, kom je zelfs op twee derde. Moeders met jonge kinderen blijven niet eens achter, want ook daarvan werkt meer dan 60%. Vergeleken met andere Europese landen werken hier veel vrouwen. In dit opzicht hoeven wij alleen de Scandinavische landen voor ons te dulden.

Maar nu dan die nationale eigenaardigheid. Vrouwen werken hier, vergeleken met andere landen, zeer vaak in deeltijd. Bezie eens het volgende lijstje.

Tabel Percentage deeltijders onder de werkende vrouwen in 2005
Nederland
61
Duitsland
39
Verenigd Koninkrijk
39
Ierland
35
België
33
Noorwegen
33
Oostenrijk
30
Italië
29
Denemarken
25
Frankrijk
23
Spanje
22
Zweden
21
Finland
15
Portugal
14
Griekenland
11
                                                                      Bron: Portegijs e.a. Emancipatiemonitor 2006

Nederland onderscheidt zich van de rest en niet zo’n klein beetje. Zelden zie je binnen de Europese familie een land, dat er, in welk opzicht dan ook, zo uitspringt. Ook de mannen werken in Nederland relatief vaak in deeltijd, maar de verschillen met andere Europese landen zijn lang niet zo groot. Van de door het emancipatiebeleid nagestreefde gelijke verdeling van betaald werk over beide geslachten komt hier geen spaan terecht. En, bijna per implicatie, ook niet van de al evenzeer gepropageerde gelijke verdeling van het onbetaalde werk, dat wil zeggen van huishoudelijke arbeid en kinderverzorging. De bijdrage van de vrouw aan deze taken ligt hier op 70% van de totaal daarin geïnvesteerde uren; mannen nemen 30% voor hun rekening. Dat laatste cijfer ligt in andere Noord- en West-Europese landen wat hoger, maar op dit punt zijn de verschillen niet groot. Dat mannen letterlijk ‘niet thuis geven’ is een universeel gegeven. Dat vrouwen juist wel thuis geven, is specifiek voor Nederland.

Zijn wij emancipatoir achterlijk? Gezien het gewicht dat nationaal wordt gehecht aan betaalde arbeid, als bron van financiële onafhankelijkheid en ontplooiing, lijkt het daar wel op. Is hier sprake van een misstand? Niet volgens de betrokkenen zelf! De Nederlandse vrouwen en mannen behoren tot de meest tevredenen met het aantal uren betaald werk dat zij verrichten en zij zijn al evenzeer tevreden met de taakverdeling tussen henzelf en hun partner. Moeders van schoolgaande kinderen begeren een werkweek van maximaal drie dagen; slechts 24% wil vier dagen werken en voor een volledige werkweek is niet meer dan 5% te porren. Gaat het om nog jongere kinderen, dan is slechts 7% van de moeders bereid om meer dan drie dagen te werken en een kwart wil helemaal geen baan. De vaders van diezelfde kinderen hebben complementaire wensen. Zij willen in grote meerderheid vier of vijf dagen werken: beide geslachten verenigd aan de keukentafel in een samenzwering tegen de emancipatie.

Moeten wij feministen, gezien het feit dat de doelgroep zelf niet verder vooruit is te branden, het project dan maar afblazen? De verleiding is groot. Waarom zou je mensen iets opdringen? Die betaalde arbeid is lang niet altijd zo leuk. Ook veel mannen willen ietsje minderen. En ik begrijp heel goed dat vrouwen de opvoeding van hun jonge kinderen niet willen uitbesteden. In feite is een meerderheid tegen crèches voor kinderen beneden de peuterleeftijd en ook als het gaat om iets oudere kinderen zijn nog veel vrouwen tegen een overvloedig gebruik van dit soort voorzieningen gekant. Mannen trouwens nog meer; zij willen de opvoeding van kinderen wel uitbesteden maar dan bij hun eigen vrouw.

Het gezin met anderhalve verdiener is de norm geworden, zoals vroeger het gezin met een enkele kostwinner dat was. Beide vormen hebben gemeen dat het sociaal sterke arrangementen zijn. Raak je er eenmaal in verstrikt, dan is het moeilijk om er weer uit te geraken. Het gezin met anderhalve verdiener biedt van alles wat en steeds in redelijke dosis: moederlijke zorg, emancipatie en welstand. Maar evenals eertijds het kostwinnersgezin draait het voornamelijk op kosten van de vrouw. Die staat nu voor de vaak hectische taak om verschillende rollen te combineren (zij vliegt van hot naar her) en haar participatie op de arbeidsmarkt is zodanig begrensd dat zij het minder ver schopt dan de man. Aan de top wordt weinig meer in deeltijd gewerkt. Het mes snijdt hier aan twee kanten: ook de man die in deeltijd wil werken, schaadt zijn carrière.

Blijft het feit dat het gezin met anderhalve verdiener een typisch Nederlands verschijnsel is. Ter verklaring van dit feit wordt vaak gewezen op de juist in dit land tekortschietende voorzieningen voor de combinatie van arbeid en zorg, zoals de mogelijkheden voor zorgverlof en de beschikbaarheid van kinderopvang. Die voorzieningen zijn in Nederland inderdaad niet geweldig, maar ook niet zo slecht dat hierin een complete opheldering van het raadsel ligt. Over het effect van diverse voorzieningen op de arbeidsparticipatie van vrouwen zijn de meningen overigens verdeeld. Het lijkt er in elk geval niet op dat verbetering van deze voorzieningen meteen een spectaculaire verhoging van deze participatie tot gevolg heeft. Flexibele, op de huiselijke zorgbehoefte af te stemmen werktijden, sorteren waarschijnlijk het meeste effect. Een dergelijke voorziening stelt de werkgevers echter voor een grote organisatorische opgave. Wat crèches erbij is makkelijker.

Ja, wat moet je met die Nederlandse vrouwen? Ze willen maar drie dagen per week werken. Ze willen met alle geweld kinderen en ze willen die dan zelf baren, zogen en verzorgen. En ze weigeren ook nog eens hardnekkig om een technische of exacte opleiding te volgen. En dan nog tevreden met haar lot! Er is hier nog veel overreding nodig.

Literatuur
Christien Brinkgreve & Egbert te Velde (2006). Wie wil er nog moeder worden? Antwerpen: Uitg. Augustus.
Wil Portegijs, Brigitte Hermans & Vinodh Lalta (2006). Emancipatiemonitor 2006. Den Haag: SCP en CBS.
 
© 2007 Carlo van Praag
powered by CJ2