archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
De oude en de nieuwe wereld Theo Capel

0201 Oud/Nieuw
Onlangs vond in Amsterdam de jaarvergadering van de internationale vereniging van misdaadschrijvers plaats. Je trof er een Bulgaar, een Nieuw-Zeelander, een Est en wel twee IJslanders en andere nationaliteiten. Het vreemde was dat geen van de aanwezigen in het Nederlands was vertaald, terwijl dat in diverse gevallen wel voor hun landgenoten opgaat, bijvoorbeeld voor de IJslandse misdaadschrijver nummer drie - meer zouden er overigens niet zijn. Ook Petros Markaris was er niet. Dat is een Griek die De zelfmoord van Che schreef (Gianotten, € 19,90), met als nadere aanduiding 'Een zaak voor commissaris Kostas Charitos'. Met die naam begint al een klein probleem dat uitheemse misdaadromans met zich meebrengen. De namen van de personages leiden je af. Zie je 'Promodos en Sevastos Ouzounidis' staan, dan blijft je blik onwillekeurig hangen. Hetzelfde geldt als je leest dat drie verdachten respectievelijk Stelios Birbiroglou, Nikos Seitanidis en Charalambos Nikas heten. Dan heeft de commissaris tenminste nog een makkelijke naam, maar om het ingewikkeld te maken geldt blijkbaar in het Grieks een verbuiging voor eigennamen, afhankelijk van het geslacht van de drager. De vrouw van de commissaris heet zo Charitou.
 
Je hoeft niet echt op het gymnasium te hebben gezeten om het verhaal te kunnen volgen. Commissaris Charitos is een navolger uit de school van Maigret. Hij doet alles rustig aan en brengt veel tijd met ditjes en datjes door die hij omstandig vertelt. Hij heeft in dit verhaal over bizarre zelfmoorden van bekende Grieken ook de tijd, omdat hij herstellende is van een schotwond en min of meer officieus nasporingen doet. Alles speelt zich in Athene af dat zich voorbereidt op de Olympische Spelen. Achter in het boek staat een lijst van personages, zodat je snel kan zien wie ook weer wie is. Een plattegrond van Athene had ook geen kwaad gekund, omdat de commissaris graag vertelt welke route hij op weg naar diverse verdachten en getuigen aflegt. Er is veel en druk autoverkeer in Athene, dat wordt wel duidelijk.
Pittoresk, met alle beperkingen van dien, zou ik het willen noemen. Misschien moet ik die ene vertaalde IJslander ook eens bekijken en hoe zou die Est schrijven?
 
Peter Blauner, die evenmin naar Nederland was gekomen, is een vertegenwoordiger van de Nieuwe Wereld. Voor De laatste mooie dag (Luitingh-Sijthoff, € 19,95) heeft hij zijn min of meer vaste locatie New York ingeruild voor een voorstadje aan de rivier de Hudson. Het verhaal speelt niet al te lang na de terroristische aanslag op het World Trade Center van 11/9/2001, maar die gebeurtenis dient eigenlijk alleen maar als aanduiding voor het gevoel dat de hoofdpersonen in het verhaal bekruipt. Hun wereld dreigt ook in te storten.
Dat begint met de vondst van een onthoofd lijk van een vrouw in de rivier. Het blijkt de vriendin van een fotografe te zijn. Die komt oorspronkelijk uit het stadje en is er na lange tijd weer neergestreken, nu met haar gezin. Haar jeugdvriendje blijkt er ook weer te wonen en is al sinds jaar en dag bij de politie. Hij komt uit een kleinburgerlijk, armelijk milieu, terwijl zij goedverdienende creatieve ouders had. Hij ziet opnieuw iets in haar en dat kan niet goed gaan.
 
Hoewel de moord een belangrijke rol speelt, is De laatste mooie dag eigenlijk geen misdaadverhaal. Daarvoor besteedt Blauner veel te veel aandacht aan de personages en hun omstandigheden. Het verhaal doet qua sfeer en omstandigheden denken aan Vuile handen (Mystic River) van Dennis Lehane en ook Scott Turow komt bij je op als je Blauner leest. Net als Turow zou je Blauner meer een romancier moeten noemen dan thrillerschrijver. Hij schildert met veel genoegen en veel verve een hedendaags beeld, maar tegelijkertijd laat hij de lezer beseffen dat de driften van de mens van alle tijden zijn. Niet alle personages zijn even boeiend, om bijvoorbeeld de vriendinnen uit het leesclubje van de fotografe te noemen. Blauner besteedt overigens niet al zijn aandacht aan de mensen. De scène waarin de vacht van de hond door een brandend stuk krant gaat fikken en de poging hem in het zwembadje naast het huis te laten springen is een klein voorbeeld van de kunst van een zeer geroutineerde, beeldende schrijver.
 
De aanwezigheid van de internationale club van misdaadschrijvers gaf ook aanleiding tot een forum waarop weer eens de al dan niet bestaande scheiding tussen literatuur en genrefictie werd doorgekauwd. Blauner, Lehane en Turow en bijvoorbeeld ook LeCarré werden niet genoemd, terwijl zij juist een goed voorbeeld zijn van schrijvers die wel voor een genre hebben gekozen, maar zich er verder niets van aantrekken. Is het dan literatuur? Of blijven het rasvertellers, een slag dat vaak buiten de literatuur wordt gehouden. Wat kan het eigenlijk schelen? Lees Blauner en vorm je eigen oordeel.


© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Misdaadboeken"
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
De oude en de nieuwe wereld Theo Capel
0201 Oud/Nieuw
Onlangs vond in Amsterdam de jaarvergadering van de internationale vereniging van misdaadschrijvers plaats. Je trof er een Bulgaar, een Nieuw-Zeelander, een Est en wel twee IJslanders en andere nationaliteiten. Het vreemde was dat geen van de aanwezigen in het Nederlands was vertaald, terwijl dat in diverse gevallen wel voor hun landgenoten opgaat, bijvoorbeeld voor de IJslandse misdaadschrijver nummer drie - meer zouden er overigens niet zijn. Ook Petros Markaris was er niet. Dat is een Griek die De zelfmoord van Che schreef (Gianotten, € 19,90), met als nadere aanduiding 'Een zaak voor commissaris Kostas Charitos'. Met die naam begint al een klein probleem dat uitheemse misdaadromans met zich meebrengen. De namen van de personages leiden je af. Zie je 'Promodos en Sevastos Ouzounidis' staan, dan blijft je blik onwillekeurig hangen. Hetzelfde geldt als je leest dat drie verdachten respectievelijk Stelios Birbiroglou, Nikos Seitanidis en Charalambos Nikas heten. Dan heeft de commissaris tenminste nog een makkelijke naam, maar om het ingewikkeld te maken geldt blijkbaar in het Grieks een verbuiging voor eigennamen, afhankelijk van het geslacht van de drager. De vrouw van de commissaris heet zo Charitou.
 
Je hoeft niet echt op het gymnasium te hebben gezeten om het verhaal te kunnen volgen. Commissaris Charitos is een navolger uit de school van Maigret. Hij doet alles rustig aan en brengt veel tijd met ditjes en datjes door die hij omstandig vertelt. Hij heeft in dit verhaal over bizarre zelfmoorden van bekende Grieken ook de tijd, omdat hij herstellende is van een schotwond en min of meer officieus nasporingen doet. Alles speelt zich in Athene af dat zich voorbereidt op de Olympische Spelen. Achter in het boek staat een lijst van personages, zodat je snel kan zien wie ook weer wie is. Een plattegrond van Athene had ook geen kwaad gekund, omdat de commissaris graag vertelt welke route hij op weg naar diverse verdachten en getuigen aflegt. Er is veel en druk autoverkeer in Athene, dat wordt wel duidelijk.
Pittoresk, met alle beperkingen van dien, zou ik het willen noemen. Misschien moet ik die ene vertaalde IJslander ook eens bekijken en hoe zou die Est schrijven?
 
Peter Blauner, die evenmin naar Nederland was gekomen, is een vertegenwoordiger van de Nieuwe Wereld. Voor De laatste mooie dag (Luitingh-Sijthoff, € 19,95) heeft hij zijn min of meer vaste locatie New York ingeruild voor een voorstadje aan de rivier de Hudson. Het verhaal speelt niet al te lang na de terroristische aanslag op het World Trade Center van 11/9/2001, maar die gebeurtenis dient eigenlijk alleen maar als aanduiding voor het gevoel dat de hoofdpersonen in het verhaal bekruipt. Hun wereld dreigt ook in te storten.
Dat begint met de vondst van een onthoofd lijk van een vrouw in de rivier. Het blijkt de vriendin van een fotografe te zijn. Die komt oorspronkelijk uit het stadje en is er na lange tijd weer neergestreken, nu met haar gezin. Haar jeugdvriendje blijkt er ook weer te wonen en is al sinds jaar en dag bij de politie. Hij komt uit een kleinburgerlijk, armelijk milieu, terwijl zij goedverdienende creatieve ouders had. Hij ziet opnieuw iets in haar en dat kan niet goed gaan.
 
Hoewel de moord een belangrijke rol speelt, is De laatste mooie dag eigenlijk geen misdaadverhaal. Daarvoor besteedt Blauner veel te veel aandacht aan de personages en hun omstandigheden. Het verhaal doet qua sfeer en omstandigheden denken aan Vuile handen (Mystic River) van Dennis Lehane en ook Scott Turow komt bij je op als je Blauner leest. Net als Turow zou je Blauner meer een romancier moeten noemen dan thrillerschrijver. Hij schildert met veel genoegen en veel verve een hedendaags beeld, maar tegelijkertijd laat hij de lezer beseffen dat de driften van de mens van alle tijden zijn. Niet alle personages zijn even boeiend, om bijvoorbeeld de vriendinnen uit het leesclubje van de fotografe te noemen. Blauner besteedt overigens niet al zijn aandacht aan de mensen. De scène waarin de vacht van de hond door een brandend stuk krant gaat fikken en de poging hem in het zwembadje naast het huis te laten springen is een klein voorbeeld van de kunst van een zeer geroutineerde, beeldende schrijver.
 
De aanwezigheid van de internationale club van misdaadschrijvers gaf ook aanleiding tot een forum waarop weer eens de al dan niet bestaande scheiding tussen literatuur en genrefictie werd doorgekauwd. Blauner, Lehane en Turow en bijvoorbeeld ook LeCarré werden niet genoemd, terwijl zij juist een goed voorbeeld zijn van schrijvers die wel voor een genre hebben gekozen, maar zich er verder niets van aantrekken. Is het dan literatuur? Of blijven het rasvertellers, een slag dat vaak buiten de literatuur wordt gehouden. Wat kan het eigenlijk schelen? Lees Blauner en vorm je eigen oordeel.
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2