archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
De hele misjpoche in Alaska Theo Capel

0503VG joodse politie
Tegen het begin van WO II deden Duitse joden een beroep op de V.S. om zich te mogen vestigen in Alaska, om zo aan hun noodlot te kunnen ontkomen. Alaska was toen nog geen aparte staat, maar stond onder federaal gezag. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Harold Ickes voelde er voor om aan het verzoek te voldoen en daarmee een uitzondering te maken op de immigratiewetten, maar uiteindelijk kwam het er toch niet van. Michael Chabon nam voor De Jiddische Politiebond (Anthos, € 19,95) aan dat de migratie wel doorging. In zijn boek is een stukje Alaska tot federaal district verklaard, zoals ook de hoofdstad Washington van de V.S. dat is. Een van de belangrijke wegen is er uit dankbaarheid naar Ickes vernoemd. Het district biedt huisvesting aan een grote groep joden die alsnog uit Nazi-Duitsland mochten vertrekken en later ook aan joden die in 1948 uit Palestina werden verdreven. De vorming van de staat Israël mislukte en aan WO II kwam een eind met een atoombom op Berlijn. Inmiddels zijn we ruim 50 jaar verder en zit de hele misjpoge joden nog steeds op een kluitje in Alaska. Maar nu Alaska in de tussentijd een staat is geworden, wil men het federale district opheffen en worden de joden met een nieuwe diaspora bedreigd. ‘Het zijn rare tijden voor de joden,’ laat de auteur iemand zeggen. ‘Niemand geeft om ons. We zitten hier maar tussen Niemandsland en Nergenshuizen.’

Voor een misdaadroman is het uitgangspunt een eigenaardig gegeven, maar wel boeiend. En hoewel het verhaal op zich een politieroman is, die overigens langzaam overgaat in een conspiratiethriller, kun je het geheel ook lezen als een visie op de staat Israël waar de joden ook bedreigd op een kluitje zitten. In het verhaal van Chabon zijn Indianen de Arabieren, weliswaar vreedzamer, maar tegelijkertijd niet gediend van joden.
Hoofdpersonen in het verhaal zijn de politiemannen Meyer Landsman en zijn neef Berko Sjemets, die van half Indiaans-Joodse afkomst is.

Alles begint met de moord op een gast van het verlopen hotel-pension Zamenhof, waar Landsman na zijn scheiding zelf ook is gaan wonen. De naam van het hotel is een van de vele kleine grapjes die Chabon door het hele boek heeft gestrooid. Het Esperanto dat Zamenhof bedacht, had in het joodse district een bindende kracht moeten vormen. Het enige wat er nog aan herinnert, zijn de aanduidingbordjes in het hotel met onder andere ‘Elevatoro’ voor de lift.

De vermoorde man zou Emanuel Lasker heten, wat uiteraard onzinnig is, want deze vroegere wereldkampioen schaken stierf al vele jaren eerder. In ieder geval was de vermoorde ook een begaafde schaker. De positie van het eindspel dat naast zijn lijk wordt aangetroffen, krijgt de lezer niet echt te zien, maar later wordt duidelijk dat een dwangzet een belangrijke rol speelt. Figuurlijk gesproken is alles wat de personages doen een dwangzet, want veel beter lijken ze er niet van te kunnen worden, maar wel slechter.

Landsman gaat in de joodse gemeenschap op zoek naar de moordenaar en dat geeft Chabon de gelegenheid om de afkeer van seculiere en religieuze joden – en dan vooral fundamentalistisch ingestelde – van elkaar als verhaallijn uit te buiten. Voertaal van de joden in Alaska is het Jiddisch, wat overigens in het boek zelf maar mondjesmaat wordt gevoerd. De mensen spreken over elkaar als ‘jehoede’ en iemand aanduiden met ‘een gok als een kromme snavel’ is misschien ongepast, maar wel toegestaan. Voor gevoelige types die politiekcorrect zijn, leest dat af en toe waarschijnlijk moeilijk, maar de kissebissende joden in het verhaal hebben er totaal geen problemen mee.

Landsman is een mistroostige, melancholieke man die alle heilsverwachtingen waarmee de mensen om hem heen zich op de been houden, sceptisch bekijkt. ‘Er komt nooit meer oorlog en bij elk kostuum worden twee broeken geleverd,’ die tijd zal voor hem nooit aanbreken. Maar intussen is hij wel weer iets moois aan het opbouwen met zijn ex Bina Gelbfisch, die ook bij de politie werkt en die boven hem is geplaatst.

Het geheel is meer humoristisch-antropologisch dan een misdaadboek. Lach bijvoorbeeld om een trainingskamp voor fanatici die willen bereiken dat Palestina alsnog een joods thuisland wordt en waar overal bordjes hangen als ‘Deze keuken is ingericht dankzij een donatie van … .’ Zelfs in een cel staat dat, maar dat is een bitter geintje van degene die er opgesloten zat. Leef verder mee met Landsman die een schlemiel lijkt, maar het niet is en laat je overrompelen door de vertellerskunst van Chabon en mompel tijdens het lezen af en toe ‘Oi, wat zal ik zeggen.’
 
*******************************
Over advieswerk wordt gepubliceerd op:
www.managementenconsulting.nl


© 2007 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Misdaadboeken"
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
De hele misjpoche in Alaska Theo Capel
0503VG joodse politie
Tegen het begin van WO II deden Duitse joden een beroep op de V.S. om zich te mogen vestigen in Alaska, om zo aan hun noodlot te kunnen ontkomen. Alaska was toen nog geen aparte staat, maar stond onder federaal gezag. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Harold Ickes voelde er voor om aan het verzoek te voldoen en daarmee een uitzondering te maken op de immigratiewetten, maar uiteindelijk kwam het er toch niet van. Michael Chabon nam voor De Jiddische Politiebond (Anthos, € 19,95) aan dat de migratie wel doorging. In zijn boek is een stukje Alaska tot federaal district verklaard, zoals ook de hoofdstad Washington van de V.S. dat is. Een van de belangrijke wegen is er uit dankbaarheid naar Ickes vernoemd. Het district biedt huisvesting aan een grote groep joden die alsnog uit Nazi-Duitsland mochten vertrekken en later ook aan joden die in 1948 uit Palestina werden verdreven. De vorming van de staat Israël mislukte en aan WO II kwam een eind met een atoombom op Berlijn. Inmiddels zijn we ruim 50 jaar verder en zit de hele misjpoge joden nog steeds op een kluitje in Alaska. Maar nu Alaska in de tussentijd een staat is geworden, wil men het federale district opheffen en worden de joden met een nieuwe diaspora bedreigd. ‘Het zijn rare tijden voor de joden,’ laat de auteur iemand zeggen. ‘Niemand geeft om ons. We zitten hier maar tussen Niemandsland en Nergenshuizen.’

Voor een misdaadroman is het uitgangspunt een eigenaardig gegeven, maar wel boeiend. En hoewel het verhaal op zich een politieroman is, die overigens langzaam overgaat in een conspiratiethriller, kun je het geheel ook lezen als een visie op de staat Israël waar de joden ook bedreigd op een kluitje zitten. In het verhaal van Chabon zijn Indianen de Arabieren, weliswaar vreedzamer, maar tegelijkertijd niet gediend van joden.
Hoofdpersonen in het verhaal zijn de politiemannen Meyer Landsman en zijn neef Berko Sjemets, die van half Indiaans-Joodse afkomst is.

Alles begint met de moord op een gast van het verlopen hotel-pension Zamenhof, waar Landsman na zijn scheiding zelf ook is gaan wonen. De naam van het hotel is een van de vele kleine grapjes die Chabon door het hele boek heeft gestrooid. Het Esperanto dat Zamenhof bedacht, had in het joodse district een bindende kracht moeten vormen. Het enige wat er nog aan herinnert, zijn de aanduidingbordjes in het hotel met onder andere ‘Elevatoro’ voor de lift.

De vermoorde man zou Emanuel Lasker heten, wat uiteraard onzinnig is, want deze vroegere wereldkampioen schaken stierf al vele jaren eerder. In ieder geval was de vermoorde ook een begaafde schaker. De positie van het eindspel dat naast zijn lijk wordt aangetroffen, krijgt de lezer niet echt te zien, maar later wordt duidelijk dat een dwangzet een belangrijke rol speelt. Figuurlijk gesproken is alles wat de personages doen een dwangzet, want veel beter lijken ze er niet van te kunnen worden, maar wel slechter.

Landsman gaat in de joodse gemeenschap op zoek naar de moordenaar en dat geeft Chabon de gelegenheid om de afkeer van seculiere en religieuze joden – en dan vooral fundamentalistisch ingestelde – van elkaar als verhaallijn uit te buiten. Voertaal van de joden in Alaska is het Jiddisch, wat overigens in het boek zelf maar mondjesmaat wordt gevoerd. De mensen spreken over elkaar als ‘jehoede’ en iemand aanduiden met ‘een gok als een kromme snavel’ is misschien ongepast, maar wel toegestaan. Voor gevoelige types die politiekcorrect zijn, leest dat af en toe waarschijnlijk moeilijk, maar de kissebissende joden in het verhaal hebben er totaal geen problemen mee.

Landsman is een mistroostige, melancholieke man die alle heilsverwachtingen waarmee de mensen om hem heen zich op de been houden, sceptisch bekijkt. ‘Er komt nooit meer oorlog en bij elk kostuum worden twee broeken geleverd,’ die tijd zal voor hem nooit aanbreken. Maar intussen is hij wel weer iets moois aan het opbouwen met zijn ex Bina Gelbfisch, die ook bij de politie werkt en die boven hem is geplaatst.

Het geheel is meer humoristisch-antropologisch dan een misdaadboek. Lach bijvoorbeeld om een trainingskamp voor fanatici die willen bereiken dat Palestina alsnog een joods thuisland wordt en waar overal bordjes hangen als ‘Deze keuken is ingericht dankzij een donatie van … .’ Zelfs in een cel staat dat, maar dat is een bitter geintje van degene die er opgesloten zat. Leef verder mee met Landsman die een schlemiel lijkt, maar het niet is en laat je overrompelen door de vertellerskunst van Chabon en mompel tijdens het lezen af en toe ‘Oi, wat zal ik zeggen.’
 
*******************************
Over advieswerk wordt gepubliceerd op:
www.managementenconsulting.nl
© 2007 Theo Capel
powered by CJ2