archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Inhalen en herlezen * Henk Klaren

1503VG GeellinksVoorjaar 1963. Het eerste en tweede jaar sociale geografie van de Utrechtse universiteit waren op excursie in Spanje. Lange busreizen, die door de meesten van ons werden benut om te herstellen van de nacht in de vorige Spaanse stad. De educatieve doelstelling van de excursie werd dan ook niet voor de volle honderd procent gehaald. Dat kwam sommigen van ons op een negatieve aantekening voor excursiegedrag te staan. Daar waren overigens geen consequenties aan verbonden.

Onderweg in de bus gebeurde van alles. Ik herinner me een lang gesprek in een groep over de boeken die we als kind – en dat was toen nog maar kort geleden – hadden gelezen. Alles kwam langs. Arendsoog, Karl May, de Zuid-Afrikaanse heldenverhalen van Pennings en natuurlijk Willy van der Heides Bob Evers serie. Er waren ook dames bij. Dus er zal ook best gesproken zijn over de Jopopinoloekiekoclub, of hoe dat ook alweer precies heette in de Joop ter Heul-boeken van Cissy van Marxveldt. Maar daar heb ik geen echte herinnering van.

Eén van de medereizigers zat er een beetje stil bij. Nou ja, geen béétje, hij zei helemaal niets. Eén van de andere gesprekspartners vertelde mij een paar maanden later dat hij bij die stille jongen op bezoek was geweest. Links van zijn stoel lag een stapel ‘nog te lezen’ jeugdboeken en rechts een stapel ‘gelezen’. Hij was iets aan het inhalen. Ik vond het wel een tikje tragisch. Zo’n inhaalslag is misschien beter dan niks, maar het lukt natuurlijk nooit écht.

Als ruimschoots volwassene heb ik wel eens geprobeerd weer een boek uit de Bob Evers-serie te lezen. Dat is onmogelijk. En ik ben nog wel iemand met leeshonger. Als kind spelde ik tijdens het eten zelfs de etiketten van de jampotjes. Er bestaan twee boeken over de serie. Soort van wetenschappelijke werken. Die waren nog wel aardig om te lezen. Ik gebruik nog wel eens een citaatje uit de Bob Evers-boeken. Ze zijn vast niet letterlijk want de herinneringen zijn meer dan een halve eeuw oud. De eerste: ‘Prins je zit hier prinsheerlijk’. Eén van de drie hoofdpersonen, Jan Prins, rust na een lange, en natuurlijk gevaarlijke, zwemtocht uit op de ankerketting van het schip van de boeven. Oké: hij zit in het zonnetje (want het speelt zich geloof1503VG Inhalen ik af in de Stille Zuidzee), maar de positie lijkt me verder niet prinsheerlijk. De andere: ‘Gelezen in een boek over de jacht op groot wild’. Dat zegt één van de jongens – ik meen Arie Roos – om zijn ‘junglecraft’ te verklaren.

Arendsoog heb ik nooit zelfs maar wíllen herlezen. De bekering van Witte Veder tot het katholieke geloof heb ik als Ned. Herv. kind nooit kunnen verwerken, denk ik. Toch zeg ik nog vaak. ‘Sapristi, schapen in het veeland’, als ik op zoek ben naar een stevige uitdrukking van verbazing. Dat zat zo. Witte Veder, de Indiaanse sidekick van Arendsoog, was undercover als schoonmaker in een saloon. Hij veegde de vloer. Twee van de boeven – er zijn altijd boeven in jongensboeken – bespraken een complot om schapenteelt te introduceren in die op rundveeteelt gerichte streek. Die twee economische activiteiten schijnen elkaar te bijten. Schapen verinneweren grasland ofzo en eventuele hekken beperken de vrije graasmogelijkheden van de koeien. Anyway: Witte Veder schrok ervan en riep: ‘Sapristi …’ enzovoort. Daarmee verried hij zich natuurlijk: Indiaanse schoonmakers verstaan geen Engels en hebben bovendien geen verstand van veeteelt. Hoe het verder ging weet ik niet meer.

Na het lezen van Martin Bossenbroeks prachtwerk over de Boerenoorlog zijn de boeken van Pennings natuurlijk helemaal niet meer voor je plezier te lezen. Maar als kind verslond ik ze. In het Afrikaans nog wel. Ze stonden allemaal – ín die taal – in de kast bij mijn oom Fokke in Bolsward. De keren dat ik daar met mijn ouders logeerde was die boekenkast – en dan met name Pennings – een uitkomst. Het moet ergens in de toch al saaie jaren vijftig van de vorige eeuw zijn geweest. En logeren bij mijn oom Fokke en mijn tante Minnie was nóg véél saaier. Even afgezien van Pennings. Ik heb wel wat geleerd van die boeken. Eén dingetje maar. Met één lucifer mag je niet meer dan twee mensen een vuurtje geven. Dat is gevaarlijk, want als je met de pijp van de derde bezig bent hebben de scherpschutters van de roodbaadjes voldoende tijd gehad om te mikken. Nummer drie is dus ten dode opgeschreven. Heel stichtelijk zijn die boeken. En leerzaam dus.

------
Het plaatje is van Via Dit


© 2017 Henk Klaren meer Henk Klaren - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Inhalen en herlezen * Henk Klaren
1503VG GeellinksVoorjaar 1963. Het eerste en tweede jaar sociale geografie van de Utrechtse universiteit waren op excursie in Spanje. Lange busreizen, die door de meesten van ons werden benut om te herstellen van de nacht in de vorige Spaanse stad. De educatieve doelstelling van de excursie werd dan ook niet voor de volle honderd procent gehaald. Dat kwam sommigen van ons op een negatieve aantekening voor excursiegedrag te staan. Daar waren overigens geen consequenties aan verbonden.

Onderweg in de bus gebeurde van alles. Ik herinner me een lang gesprek in een groep over de boeken die we als kind – en dat was toen nog maar kort geleden – hadden gelezen. Alles kwam langs. Arendsoog, Karl May, de Zuid-Afrikaanse heldenverhalen van Pennings en natuurlijk Willy van der Heides Bob Evers serie. Er waren ook dames bij. Dus er zal ook best gesproken zijn over de Jopopinoloekiekoclub, of hoe dat ook alweer precies heette in de Joop ter Heul-boeken van Cissy van Marxveldt. Maar daar heb ik geen echte herinnering van.

Eén van de medereizigers zat er een beetje stil bij. Nou ja, geen béétje, hij zei helemaal niets. Eén van de andere gesprekspartners vertelde mij een paar maanden later dat hij bij die stille jongen op bezoek was geweest. Links van zijn stoel lag een stapel ‘nog te lezen’ jeugdboeken en rechts een stapel ‘gelezen’. Hij was iets aan het inhalen. Ik vond het wel een tikje tragisch. Zo’n inhaalslag is misschien beter dan niks, maar het lukt natuurlijk nooit écht.

Als ruimschoots volwassene heb ik wel eens geprobeerd weer een boek uit de Bob Evers-serie te lezen. Dat is onmogelijk. En ik ben nog wel iemand met leeshonger. Als kind spelde ik tijdens het eten zelfs de etiketten van de jampotjes. Er bestaan twee boeken over de serie. Soort van wetenschappelijke werken. Die waren nog wel aardig om te lezen. Ik gebruik nog wel eens een citaatje uit de Bob Evers-boeken. Ze zijn vast niet letterlijk want de herinneringen zijn meer dan een halve eeuw oud. De eerste: ‘Prins je zit hier prinsheerlijk’. Eén van de drie hoofdpersonen, Jan Prins, rust na een lange, en natuurlijk gevaarlijke, zwemtocht uit op de ankerketting van het schip van de boeven. Oké: hij zit in het zonnetje (want het speelt zich geloof1503VG Inhalen ik af in de Stille Zuidzee), maar de positie lijkt me verder niet prinsheerlijk. De andere: ‘Gelezen in een boek over de jacht op groot wild’. Dat zegt één van de jongens – ik meen Arie Roos – om zijn ‘junglecraft’ te verklaren.

Arendsoog heb ik nooit zelfs maar wíllen herlezen. De bekering van Witte Veder tot het katholieke geloof heb ik als Ned. Herv. kind nooit kunnen verwerken, denk ik. Toch zeg ik nog vaak. ‘Sapristi, schapen in het veeland’, als ik op zoek ben naar een stevige uitdrukking van verbazing. Dat zat zo. Witte Veder, de Indiaanse sidekick van Arendsoog, was undercover als schoonmaker in een saloon. Hij veegde de vloer. Twee van de boeven – er zijn altijd boeven in jongensboeken – bespraken een complot om schapenteelt te introduceren in die op rundveeteelt gerichte streek. Die twee economische activiteiten schijnen elkaar te bijten. Schapen verinneweren grasland ofzo en eventuele hekken beperken de vrije graasmogelijkheden van de koeien. Anyway: Witte Veder schrok ervan en riep: ‘Sapristi …’ enzovoort. Daarmee verried hij zich natuurlijk: Indiaanse schoonmakers verstaan geen Engels en hebben bovendien geen verstand van veeteelt. Hoe het verder ging weet ik niet meer.

Na het lezen van Martin Bossenbroeks prachtwerk over de Boerenoorlog zijn de boeken van Pennings natuurlijk helemaal niet meer voor je plezier te lezen. Maar als kind verslond ik ze. In het Afrikaans nog wel. Ze stonden allemaal – ín die taal – in de kast bij mijn oom Fokke in Bolsward. De keren dat ik daar met mijn ouders logeerde was die boekenkast – en dan met name Pennings – een uitkomst. Het moet ergens in de toch al saaie jaren vijftig van de vorige eeuw zijn geweest. En logeren bij mijn oom Fokke en mijn tante Minnie was nóg véél saaier. Even afgezien van Pennings. Ik heb wel wat geleerd van die boeken. Eén dingetje maar. Met één lucifer mag je niet meer dan twee mensen een vuurtje geven. Dat is gevaarlijk, want als je met de pijp van de derde bezig bent hebben de scherpschutters van de roodbaadjes voldoende tijd gehad om te mikken. Nummer drie is dus ten dode opgeschreven. Heel stichtelijk zijn die boeken. En leerzaam dus.

------
Het plaatje is van Via Dit
© 2017 Henk Klaren
powered by CJ2