archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Buitenechtelijk kamperen (2), fictie Carlo van Praag

1412VG Kamperen2(wat voorafging)
De ik-figuur, Laurens Landman,  heeft zijn tent op het kampeerterrein Juttemerduin vast opgezet, maar nog niet betrokken. Hij wordt door de beheerder gebeld met de mededeling dat dit niet is toegestaan en dat zijn tent verwijderd zal worden. Gelukkig is de Ierse werkstudente Eileen Doyle bereid de honneurs tijdelijk waar te nemen. Laurens rijdt haar met zijn 2CV naar het kampeerterrein.


Na het lange en saaie voortraject waren het tochtje met de veerboot en de korte rit over het eiland een verademing. Bij elke zijweg haakten er auto’s af en dunde de file uit. Wij kwamen aan bij de receptie van het kampeerterrein en ik legde uit dat de tent er al stond, maar nu van een bewoner werd voorzien.
‘Dat is niet zoals het hoort’, zei de receptioniste.
‘Jawel, maar de tent is eerder al aangemeld’.
Ze zocht mijn gegevens op. Een man dook op uit het kantoortje achter de receptie.
‘Saskia, kun je even met Verwey bellen. Er zit weer eens een gat in de omheining bij de D654. Die slimmerds denken dat ze gratis kunnen kamperen’.
‘Bent u toevallig meneer Hielkema?’vroeg ik.
‘Jawel, hoezo?’
We hebben elkaar telefonisch gesproken, gisteren’.
‘O die meneer uit Den Haag, met zijn onbewoonde tent!’
Ja, ik heb nu een bewoner. Dit is mijn dochtertje’, zei ik, wijzend op Eileen.
Hielkema nam ons even goed op.
‘Al was ze uw overgrootmoeder’, zei hij; zo lang die tent maar bewoond is!’

Juttumerduin is een grote camping. Het was nog een kilometer vanaf de ingang en daar stond hij, eenzaam in zijn eigen duinpan.
‘Wat een mooi tent’, zei Eileen.
Gelijk had ze. De De Waard Albatros is geen driekamerflat, maar een statement in canvas, zacht glooiend aan de basis met allengs steilere hellingen, culminerend in asymmetrisch geplaatste vulkaantop: enkelwandig, katoen, stalen stokken, 40 kilo aan materiaal. Oorspronkelijk geel, nu verschoten naar zand als van de bodem waarop hij stond. Ik ritste de ingang open en de geur van vele vakanties walmde mij tegemoet. Ik ruimde het keukentje in en gaf Eileen de nodige instructies over het kooktoestel, over de ventilatie, het af en toe aantrekken van de scheerlijnen en het uitzetten van de voortent. Ik gaf haar een zaklantaarn en twee boeken, een Engels en een Nederlands, om eventuele verveling te verdrijven. Ik liet haar zien waar het toilethuis was. ‘Alleen maar koude douches’, zei ik. ‘Meer voor de Duitsers’.
‘Zijn hier Duitsers?’
‘Die komen nog’.
‘En nu naar het dorp. Daar is een supermarkt en daar kunnen we wasknijpers kopen, want die heb ik vergeten. Er is trouwens ook een wasserette. We gaan door het bos. Dat is mooier’. We beklommen het duin achter de tent, wurmden ons door het gat in de omheining en liepen over een smal bospaadje naar het dorp.  De hoofdstraat van Juttum wordt aan beide kanten geflankeerd door saloonachtige cafés, pannenkoekenhuizen en souvenirwinkels en vormt een passend decor voor een motorbende. We deden boodschappen, ik wees haar op de fietsenverhuur en we dronken een kopje koffie in de tearoom, het enige etablissement dat je ook thuis bij gelegenheid zou bezoeken. Het liep intussen tegen zessen en ik stelde voor om hier in het dorp een hapje te gaan eten.

We zaten aan de spareribs met frites en gemengde blikgroente en dronken van een rode wijn uit een van de Italiaanse limonadefabrieken. De tongen kwamen los, zeker de hare. Ik hoorde verhalen over de Sisters of Mercy waar de honden geen brood van lusten.
‘Zat jij dan op zo’n internaat?’
‘Nee, gewoon thuis. Almost as bad’.
Zij was overgegaan op het Engels, ondanks onze afspraak steeds Nederlands te spreken. Ik paste mij aan.
‘My mother is a devout Catholic, not even a hypocrite but a true believer. Swallows all that nonsense. My father spends half his time and his money in the pub, is drunk when he comes home and sometimes violent. My mother puts up with all that. Thinks that suffering secures her a place in heaven. Here’s your typical Irish family.’ 
‘Isn’t that a little bit exaggerated?’ vroeg ik.
‘Probably’, zei ze.

Het werd onderhand tijd om te vertrekken, maar ik kon dit soort confidenties moeilijk onderbreken. Het liep tegen half negen toen wij weer bij de tent terug waren en ik in de auto kon stappen om de terugreis te aanvaarden. Vanessa zou  eerder boos zijn dan ongerust, want ik had haar vanuit het eethuis opgebeld met de mededeling dat de zaak uitliep. Ik gaf Eileen ons telefoonnummer voor in het geval dat …. en nam afscheid van haar met een vluchtige omhelzing.
Ongeveer halverwege de veerhaven begon de motor te stotteren. Ik verloor snelheid en stuurde maar vast naar de kant, een goede beslissing want de 2CV hield er mee op en kwam niet meer op gang. De startmotor draaide wel, maar de eigenlijke motor pakte niet op. De benzinetank was nog half vol, dus daaraan lag het niet. Ik stapte uit en duwde het voertuig naar een parkeerhaven verderop. Dat kan met zo’n  2CV, die immers maar 500 kilo weegt. Portier open en duwen met de ene hand, sturen met de andere. Ik keek onder de motorkap. Alle kabels zaten op hun plaats. Ik haalde gereedschap uit de koffer en werkte het schema af, beginnend met de ontsteking. Ik schroefde een bougie los en liet de startmotor draaien.

Ook dat kan met een 2CV, die daartoe een hendel heeft onder de motorkap. Blauwe vonkjes en pijnlijke stroomstootjes door mijn hand. Hetzelfde resultaat met de andere bougie. In orde dus. Nu de benzinetoevoer. Ik koppelde de leiding los van de carburateur en startte weer. Geen druppel. Ik kon de carburateur dus verder ongemoeid laten en moest mij richten op de benzinepomp. Ik bediende hem met de hand. Dat kan met een 2CV. Weer geen druppel. Kapotte benzinepomp. Ik wist niet wat ik daarmee aan moest. Bovendien werd het donker. Ik sloot de auto af (voor zover dat kan met een 2CV) en aanvaardde de voettocht terug naar het dorp. Ik had misschien vijf minuten gelopen toen ik een inval kreeg. Ik herinnerde mij een episode in een Franse garage, twee Eenden geleden. Ik ging terug naar de auto en lichtte de achterbank uit de bodem. Dat kan bij een 2CV. Ik vond het klepje waaronder zich een benzinefilter verschool en mijzelf bijlichtend met een pechlamp (heb je nodig in een 2CV) demonteerde ik het filter en blies het schoon met een voetpomp. Ik bracht het filter weer aan en startte. Gerochel, maar geen resultaat. Dat kan ook niet meteen, want de benzine moet de tijd hebben om bij de carburateur te geraken. En ja, o triomf, de motor sloeg aan. Ik sloot de motorkap en, vervuld van mijn eigen kunnen, koerste ik naar de veerhaven.
(wordt vervolgd)

---------
De tekening is van Via Dit
Meer informatie op: www.viadit.nl

© 2017 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Buitenechtelijk kamperen (2), fictie Carlo van Praag
1412VG Kamperen2(wat voorafging)
De ik-figuur, Laurens Landman,  heeft zijn tent op het kampeerterrein Juttemerduin vast opgezet, maar nog niet betrokken. Hij wordt door de beheerder gebeld met de mededeling dat dit niet is toegestaan en dat zijn tent verwijderd zal worden. Gelukkig is de Ierse werkstudente Eileen Doyle bereid de honneurs tijdelijk waar te nemen. Laurens rijdt haar met zijn 2CV naar het kampeerterrein.


Na het lange en saaie voortraject waren het tochtje met de veerboot en de korte rit over het eiland een verademing. Bij elke zijweg haakten er auto’s af en dunde de file uit. Wij kwamen aan bij de receptie van het kampeerterrein en ik legde uit dat de tent er al stond, maar nu van een bewoner werd voorzien.
‘Dat is niet zoals het hoort’, zei de receptioniste.
‘Jawel, maar de tent is eerder al aangemeld’.
Ze zocht mijn gegevens op. Een man dook op uit het kantoortje achter de receptie.
‘Saskia, kun je even met Verwey bellen. Er zit weer eens een gat in de omheining bij de D654. Die slimmerds denken dat ze gratis kunnen kamperen’.
‘Bent u toevallig meneer Hielkema?’vroeg ik.
‘Jawel, hoezo?’
We hebben elkaar telefonisch gesproken, gisteren’.
‘O die meneer uit Den Haag, met zijn onbewoonde tent!’
Ja, ik heb nu een bewoner. Dit is mijn dochtertje’, zei ik, wijzend op Eileen.
Hielkema nam ons even goed op.
‘Al was ze uw overgrootmoeder’, zei hij; zo lang die tent maar bewoond is!’

Juttumerduin is een grote camping. Het was nog een kilometer vanaf de ingang en daar stond hij, eenzaam in zijn eigen duinpan.
‘Wat een mooi tent’, zei Eileen.
Gelijk had ze. De De Waard Albatros is geen driekamerflat, maar een statement in canvas, zacht glooiend aan de basis met allengs steilere hellingen, culminerend in asymmetrisch geplaatste vulkaantop: enkelwandig, katoen, stalen stokken, 40 kilo aan materiaal. Oorspronkelijk geel, nu verschoten naar zand als van de bodem waarop hij stond. Ik ritste de ingang open en de geur van vele vakanties walmde mij tegemoet. Ik ruimde het keukentje in en gaf Eileen de nodige instructies over het kooktoestel, over de ventilatie, het af en toe aantrekken van de scheerlijnen en het uitzetten van de voortent. Ik gaf haar een zaklantaarn en twee boeken, een Engels en een Nederlands, om eventuele verveling te verdrijven. Ik liet haar zien waar het toilethuis was. ‘Alleen maar koude douches’, zei ik. ‘Meer voor de Duitsers’.
‘Zijn hier Duitsers?’
‘Die komen nog’.
‘En nu naar het dorp. Daar is een supermarkt en daar kunnen we wasknijpers kopen, want die heb ik vergeten. Er is trouwens ook een wasserette. We gaan door het bos. Dat is mooier’. We beklommen het duin achter de tent, wurmden ons door het gat in de omheining en liepen over een smal bospaadje naar het dorp.  De hoofdstraat van Juttum wordt aan beide kanten geflankeerd door saloonachtige cafés, pannenkoekenhuizen en souvenirwinkels en vormt een passend decor voor een motorbende. We deden boodschappen, ik wees haar op de fietsenverhuur en we dronken een kopje koffie in de tearoom, het enige etablissement dat je ook thuis bij gelegenheid zou bezoeken. Het liep intussen tegen zessen en ik stelde voor om hier in het dorp een hapje te gaan eten.

We zaten aan de spareribs met frites en gemengde blikgroente en dronken van een rode wijn uit een van de Italiaanse limonadefabrieken. De tongen kwamen los, zeker de hare. Ik hoorde verhalen over de Sisters of Mercy waar de honden geen brood van lusten.
‘Zat jij dan op zo’n internaat?’
‘Nee, gewoon thuis. Almost as bad’.
Zij was overgegaan op het Engels, ondanks onze afspraak steeds Nederlands te spreken. Ik paste mij aan.
‘My mother is a devout Catholic, not even a hypocrite but a true believer. Swallows all that nonsense. My father spends half his time and his money in the pub, is drunk when he comes home and sometimes violent. My mother puts up with all that. Thinks that suffering secures her a place in heaven. Here’s your typical Irish family.’ 
‘Isn’t that a little bit exaggerated?’ vroeg ik.
‘Probably’, zei ze.

Het werd onderhand tijd om te vertrekken, maar ik kon dit soort confidenties moeilijk onderbreken. Het liep tegen half negen toen wij weer bij de tent terug waren en ik in de auto kon stappen om de terugreis te aanvaarden. Vanessa zou  eerder boos zijn dan ongerust, want ik had haar vanuit het eethuis opgebeld met de mededeling dat de zaak uitliep. Ik gaf Eileen ons telefoonnummer voor in het geval dat …. en nam afscheid van haar met een vluchtige omhelzing.
Ongeveer halverwege de veerhaven begon de motor te stotteren. Ik verloor snelheid en stuurde maar vast naar de kant, een goede beslissing want de 2CV hield er mee op en kwam niet meer op gang. De startmotor draaide wel, maar de eigenlijke motor pakte niet op. De benzinetank was nog half vol, dus daaraan lag het niet. Ik stapte uit en duwde het voertuig naar een parkeerhaven verderop. Dat kan met zo’n  2CV, die immers maar 500 kilo weegt. Portier open en duwen met de ene hand, sturen met de andere. Ik keek onder de motorkap. Alle kabels zaten op hun plaats. Ik haalde gereedschap uit de koffer en werkte het schema af, beginnend met de ontsteking. Ik schroefde een bougie los en liet de startmotor draaien.

Ook dat kan met een 2CV, die daartoe een hendel heeft onder de motorkap. Blauwe vonkjes en pijnlijke stroomstootjes door mijn hand. Hetzelfde resultaat met de andere bougie. In orde dus. Nu de benzinetoevoer. Ik koppelde de leiding los van de carburateur en startte weer. Geen druppel. Ik kon de carburateur dus verder ongemoeid laten en moest mij richten op de benzinepomp. Ik bediende hem met de hand. Dat kan met een 2CV. Weer geen druppel. Kapotte benzinepomp. Ik wist niet wat ik daarmee aan moest. Bovendien werd het donker. Ik sloot de auto af (voor zover dat kan met een 2CV) en aanvaardde de voettocht terug naar het dorp. Ik had misschien vijf minuten gelopen toen ik een inval kreeg. Ik herinnerde mij een episode in een Franse garage, twee Eenden geleden. Ik ging terug naar de auto en lichtte de achterbank uit de bodem. Dat kan bij een 2CV. Ik vond het klepje waaronder zich een benzinefilter verschool en mijzelf bijlichtend met een pechlamp (heb je nodig in een 2CV) demonteerde ik het filter en blies het schoon met een voetpomp. Ik bracht het filter weer aan en startte. Gerochel, maar geen resultaat. Dat kan ook niet meteen, want de benzine moet de tijd hebben om bij de carburateur te geraken. En ja, o triomf, de motor sloeg aan. Ik sloot de motorkap en, vervuld van mijn eigen kunnen, koerste ik naar de veerhaven.
(wordt vervolgd)

---------
De tekening is van Via Dit
Meer informatie op: www.viadit.nl
© 2017 Carlo van Praag
powered by CJ2