archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Versplinterde rechtspraak in de 18e eeuw Willem Minderhout

1207VG Van Gelder(Koloniale herinneringen 7)
In de onvolprezen reeks ‘Sleutelfiguren’ van uitgeverij Balans verscheen twee jaar geleden Roelof van Gelders prachtige biografie van de ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen: ‘Naar het Aards Paradijs’. Ik heb het onlangs in een paar flinke rukken uitgelezen. De tocht naar ’Het Aards Paradijs’, het onbekende Zuidland dat zich ergens in de Stille Oceaan zou bevinden is slechts een van de onderwerpen die Van Gelder beschrijft. Uit het leven van Jacob Roggeveen zijn minstens drie boeken te snijden: Roggeveen de Hattemist, Roggeveen als jurist in dienst van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) en Roggeveen de ontdekkingsreiziger in dienst van de WIC (West-Indische Compagnie).

De ideeën van de vrijzinnige dominee Pontiaan van Hattem en zijn aanhang, waarbinnen Roggeveen een zeer prominente plaats innam, zijn vrijwel vergeten. Mensen die ooit van Roggeveen gehoord hebben denken waarschijnlijk alleen aan hem als ontdekker van het Paaseiland. Fascinerend, maar op zich was die hele ontdekkingsreis een faliekante mislukking. Het  Paaseiland was bepaald niet het Aards Paradijs waarnaar Roggeveen op zoek was. Dat paradijselijke Zuidland bleek zelfs helemaal niet te bestaan. Teleurgesteld, met gehavende schepen en een doodzieke bemanning, wist Roggeveen ternauwernood Java te bereiken.

Eind goed al goed, zult u denken. Roggeveens schepen werden echter in beslag genomen en hij en zijn bemanning werden vastgezet. Als onderdaan van de WIC was hij namelijk het octrooigebied van de VOC ingevaren. Dat was een grove overtreding.

Roggeveen wist dit als geen ander. Hij was lid van de Raad van Justitie van de VOC in Batavia geweest. Ook deze periode beschrijft Van Gelder uitgebreid. Ik vind dat het minst bevredigende deel van het boek. Roggeveen kiest in die tijd namelijk partij voor ene Van Kervel, de ‘independent fiscaal’ van Malakka. Zo’n independent had als functie om op VOC-vestigingen de gang van zaken te controleren en corruptie tegen te gaan. Hij was alleen verantwoording verschuldigd aan het hoogste VOC-gezag, de Heeren XVII in het vaderland. Deze Van Kervel kreeg hooglopende ruzie met de gouverneur van Malakka. Roggeveen koos zijn zijde, maar stond daarin alleen in de Raad van Justitie. Alle ruzies worden minutieus beschreven, maar wat er nu echt aan de hand was blijft onduidelijk. Was Van Kervel een prototype van ‘de man van Lebak’ een eeuw later, of waren hij en Roggeveen alleen maar aangebrande ruziezoekers? We komen er niet achter. Hopelijk zoekt iemand dat ooit nog uit.

Uiteindelijk keert Roggeveen weer terug in zijn woonplaats Middelburg. Daar blijken echter de Oranjegezinde regenten en de streng-calvinistische dominees, als zijn eeuwige Nemesis Carolus Tuinman, de touwtjes stevig in handen te hebben gekregen. Roggeveen blijft luidkeels zijn vrijzinnige Hattemistische ideeën verkondigen en wordt uiteindelijk uit de stad verbannen.

We krijgen nu een aardig idee van de versplinterde rechtspraak in de achttiende eeuw. VOC en WIC vormden beiden een ‘staat in de staat’ (of misschien liever ‘staat buiten de staat’) met hun eigen rechtssysteem en een stad kon één van zijn burgers verbannen. Daartegen was geen beroep bij een hoger rechtsorgaan mogelijk, maar je kon je meestal zonder veel problemen in een andere stad vestigen zolang de lokale dominees je met rust lieten.

Het toeval wil dat ik Van Gelder, net nadat ik zijn boek gelezen had, tegenkwam. Hij sprak in de Haagse Gevangenpoort voor donateurs van de Jacob Campo Weyermanstichting over de Amsterdammer Frans Canter, die bij de VOC opklom van leerling-matroos tot resident van de VOC-vestiging Bassoura (Basra in het huidige Irak). Hij verdween daar in 1750 met medeneming van de kas.

Dit was uiteraard voor de VOC een nare zaak. Als iedere VOC-vertegenwoordiger er zo maar met de kas vandoor zou kunnen gaan was het hek van de dam, dus toen hij twee jaar later in Amsterdam opdook, vroegen ze om zijn uitlevering naar Batavia. Canter werd door de Amsterdamse schout inderdaad in het cachot gegooid, maar zijn blijkbaar niet onbemiddelde familie liet het er niet bij zitten. Het was het begin van een lange juridische strijd, waarin de familie betoogde dat de VOC zijn beschuldigingen  onvoldoende onderbouwd had. De VOC ontkende dat uiteraard en probeerde bovendien, maar tevergeefs, te bewijzen dat Canter helemaal geen Amsterdamse burger was.

Mijn geheugen is niet scherp genoeg om Van Gelders betoog correct samen te vatten, maar de zaak Canter werd aanhangig gemaakt bij de schepenen van Amsterdam, het Hof van Holland, de Hoge Raad van Holland, de Staten van Holland, de Staten Generaal, zelfs bij Anna van Hannover, de weduwe van Willem IV en dan vergeet ik wellicht nog een aantal hoogmogende instellingen, maar men kwam er niet uit. Geen van deze instanties bleek in de positie te zijn om daadwerkelijk het laatste woord in deze netelige kwestie te spreken. De vraag of de VOC of Amsterdam verantwoordelijk was voor de berechting van Canter bleef dus in het luchtledige hangen.

Het zag er op een zeker moment wel heel somber uit voor Canter. Hij zat al op Texel om naar Batavia te worden verscheept toen ineens iemand op het lumineuze idee kwam om hem in afwachting van een proces op borgtocht vrij te laten. Hier bleken alle partijen zich wel in te kunnen vinden de borgtocht werd betaald aan Amsterdam en Canter werd vrijgelaten. Een proces volgde echter nooit.

In 1796 werd de VOC door de Bataafse Republiek genationaliseerd. Tussen 1795 en 1813, de Bataafs-Franse tijd, werd de extreem gedecentraliseerde lappendeken die de Republiek was getransformeerd tot de eenheidsstaat Nederland. Een land met gestandaardiseerde wetgeving en rechtspraak, die tegenwoordig zo gewoon lijkt, maar in de achttiende eeuw ver te zoeken was.

------------------
*Roelof van Gelder, Naar het Aards Paradijs, Balans, Amsterdam, 2013.
------------------------
Voor de liefhebbers:
Mooie voorbeelden van de hekeldichten van Carolus Tuinman tegen Pointiaan van Hattem vindt u op het weblog van de helaas overleden Andre Hanou, bijeengebracht door Gerrie Wisse.

Google Books heeft een verdedigingspleidooi van Frans Canter voor de Hoge Raad van Holland ingescand.
‘En het moet hem tot zyn grootsten Eer, en tot een Ontwyffelbaare blyk van zyn opregte handel, en onwederspreekelyke onge-interesseertheid strekken. Dat zyne bittere Accusateurs, en Delateurs (hoe ongaarn, en mogelyk ook door haar passie vervoert zynde, teegen wil, en dank; egter) opentlyk hebben moeten erkennen, en aan de waarheid getuygenisse geeven. Dat hy niet zoo veel voor zig zelfs hadde medegenomen. Als de onkosten om hem te Arresteeren, of hem magtig te worden, zouden importeeren.’
--------------------------------------------
De foto is gemaakt door de schrijver
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Versplinterde rechtspraak in de 18e eeuw Willem Minderhout
1207VG Van Gelder(Koloniale herinneringen 7)
In de onvolprezen reeks ‘Sleutelfiguren’ van uitgeverij Balans verscheen twee jaar geleden Roelof van Gelders prachtige biografie van de ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen: ‘Naar het Aards Paradijs’. Ik heb het onlangs in een paar flinke rukken uitgelezen. De tocht naar ’Het Aards Paradijs’, het onbekende Zuidland dat zich ergens in de Stille Oceaan zou bevinden is slechts een van de onderwerpen die Van Gelder beschrijft. Uit het leven van Jacob Roggeveen zijn minstens drie boeken te snijden: Roggeveen de Hattemist, Roggeveen als jurist in dienst van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) en Roggeveen de ontdekkingsreiziger in dienst van de WIC (West-Indische Compagnie).

De ideeën van de vrijzinnige dominee Pontiaan van Hattem en zijn aanhang, waarbinnen Roggeveen een zeer prominente plaats innam, zijn vrijwel vergeten. Mensen die ooit van Roggeveen gehoord hebben denken waarschijnlijk alleen aan hem als ontdekker van het Paaseiland. Fascinerend, maar op zich was die hele ontdekkingsreis een faliekante mislukking. Het  Paaseiland was bepaald niet het Aards Paradijs waarnaar Roggeveen op zoek was. Dat paradijselijke Zuidland bleek zelfs helemaal niet te bestaan. Teleurgesteld, met gehavende schepen en een doodzieke bemanning, wist Roggeveen ternauwernood Java te bereiken.

Eind goed al goed, zult u denken. Roggeveens schepen werden echter in beslag genomen en hij en zijn bemanning werden vastgezet. Als onderdaan van de WIC was hij namelijk het octrooigebied van de VOC ingevaren. Dat was een grove overtreding.

Roggeveen wist dit als geen ander. Hij was lid van de Raad van Justitie van de VOC in Batavia geweest. Ook deze periode beschrijft Van Gelder uitgebreid. Ik vind dat het minst bevredigende deel van het boek. Roggeveen kiest in die tijd namelijk partij voor ene Van Kervel, de ‘independent fiscaal’ van Malakka. Zo’n independent had als functie om op VOC-vestigingen de gang van zaken te controleren en corruptie tegen te gaan. Hij was alleen verantwoording verschuldigd aan het hoogste VOC-gezag, de Heeren XVII in het vaderland. Deze Van Kervel kreeg hooglopende ruzie met de gouverneur van Malakka. Roggeveen koos zijn zijde, maar stond daarin alleen in de Raad van Justitie. Alle ruzies worden minutieus beschreven, maar wat er nu echt aan de hand was blijft onduidelijk. Was Van Kervel een prototype van ‘de man van Lebak’ een eeuw later, of waren hij en Roggeveen alleen maar aangebrande ruziezoekers? We komen er niet achter. Hopelijk zoekt iemand dat ooit nog uit.

Uiteindelijk keert Roggeveen weer terug in zijn woonplaats Middelburg. Daar blijken echter de Oranjegezinde regenten en de streng-calvinistische dominees, als zijn eeuwige Nemesis Carolus Tuinman, de touwtjes stevig in handen te hebben gekregen. Roggeveen blijft luidkeels zijn vrijzinnige Hattemistische ideeën verkondigen en wordt uiteindelijk uit de stad verbannen.

We krijgen nu een aardig idee van de versplinterde rechtspraak in de achttiende eeuw. VOC en WIC vormden beiden een ‘staat in de staat’ (of misschien liever ‘staat buiten de staat’) met hun eigen rechtssysteem en een stad kon één van zijn burgers verbannen. Daartegen was geen beroep bij een hoger rechtsorgaan mogelijk, maar je kon je meestal zonder veel problemen in een andere stad vestigen zolang de lokale dominees je met rust lieten.

Het toeval wil dat ik Van Gelder, net nadat ik zijn boek gelezen had, tegenkwam. Hij sprak in de Haagse Gevangenpoort voor donateurs van de Jacob Campo Weyermanstichting over de Amsterdammer Frans Canter, die bij de VOC opklom van leerling-matroos tot resident van de VOC-vestiging Bassoura (Basra in het huidige Irak). Hij verdween daar in 1750 met medeneming van de kas.

Dit was uiteraard voor de VOC een nare zaak. Als iedere VOC-vertegenwoordiger er zo maar met de kas vandoor zou kunnen gaan was het hek van de dam, dus toen hij twee jaar later in Amsterdam opdook, vroegen ze om zijn uitlevering naar Batavia. Canter werd door de Amsterdamse schout inderdaad in het cachot gegooid, maar zijn blijkbaar niet onbemiddelde familie liet het er niet bij zitten. Het was het begin van een lange juridische strijd, waarin de familie betoogde dat de VOC zijn beschuldigingen  onvoldoende onderbouwd had. De VOC ontkende dat uiteraard en probeerde bovendien, maar tevergeefs, te bewijzen dat Canter helemaal geen Amsterdamse burger was.

Mijn geheugen is niet scherp genoeg om Van Gelders betoog correct samen te vatten, maar de zaak Canter werd aanhangig gemaakt bij de schepenen van Amsterdam, het Hof van Holland, de Hoge Raad van Holland, de Staten van Holland, de Staten Generaal, zelfs bij Anna van Hannover, de weduwe van Willem IV en dan vergeet ik wellicht nog een aantal hoogmogende instellingen, maar men kwam er niet uit. Geen van deze instanties bleek in de positie te zijn om daadwerkelijk het laatste woord in deze netelige kwestie te spreken. De vraag of de VOC of Amsterdam verantwoordelijk was voor de berechting van Canter bleef dus in het luchtledige hangen.

Het zag er op een zeker moment wel heel somber uit voor Canter. Hij zat al op Texel om naar Batavia te worden verscheept toen ineens iemand op het lumineuze idee kwam om hem in afwachting van een proces op borgtocht vrij te laten. Hier bleken alle partijen zich wel in te kunnen vinden de borgtocht werd betaald aan Amsterdam en Canter werd vrijgelaten. Een proces volgde echter nooit.

In 1796 werd de VOC door de Bataafse Republiek genationaliseerd. Tussen 1795 en 1813, de Bataafs-Franse tijd, werd de extreem gedecentraliseerde lappendeken die de Republiek was getransformeerd tot de eenheidsstaat Nederland. Een land met gestandaardiseerde wetgeving en rechtspraak, die tegenwoordig zo gewoon lijkt, maar in de achttiende eeuw ver te zoeken was.

------------------
*Roelof van Gelder, Naar het Aards Paradijs, Balans, Amsterdam, 2013.
------------------------
Voor de liefhebbers:
Mooie voorbeelden van de hekeldichten van Carolus Tuinman tegen Pointiaan van Hattem vindt u op het weblog van de helaas overleden Andre Hanou, bijeengebracht door Gerrie Wisse.

Google Books heeft een verdedigingspleidooi van Frans Canter voor de Hoge Raad van Holland ingescand.
‘En het moet hem tot zyn grootsten Eer, en tot een Ontwyffelbaare blyk van zyn opregte handel, en onwederspreekelyke onge-interesseertheid strekken. Dat zyne bittere Accusateurs, en Delateurs (hoe ongaarn, en mogelyk ook door haar passie vervoert zynde, teegen wil, en dank; egter) opentlyk hebben moeten erkennen, en aan de waarheid getuygenisse geeven. Dat hy niet zoo veel voor zig zelfs hadde medegenomen. Als de onkosten om hem te Arresteeren, of hem magtig te worden, zouden importeeren.’
--------------------------------------------
De foto is gemaakt door de schrijver
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Willem Minderhout
powered by CJ2