archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
George Orwell, een tegendraadse koloniaal Frits Hoorweg

1120VG OrwellKoloniale herinneringen (3)
Jan Morris (maar dan in haar vorige gedaante, als James) schreef een trilogie over het Britse koloniale rijk: Pax Britannica 1) getiteld. Het is duidelijk dat de schrijver met enige trots terugkeek, hoewel hij besefte dat dat eigenlijk niet hoort.

Er komt veel narigheid in de boeken aan bod, maar toch blijft na lezing de indruk hangen dat  het positieve de overhand had en beslist niet alleen vanuit het gezichtspunt van de Engelsen. Om dat enigszins te begrijpen moet men beseffen dat het Britse Rijk niet alleen het resultaat was van winstbejag, maar ook van zendingsdrift. De ‘Evangelisten’ (een belangrijke stroming) voerden actie tegen mensonterende toestanden in met name Afrika en Azië, om te beginnen de slavenhandel en de slavernij. Nadat zij erin geslaagd waren die in Engeland en zijn koloniën onwettig te laten verklaren, ontdekten zij dat het daarmee lang niet gedaan was. Integendeel, elders in de wereld tierde de slavenhandel nog steeds welig. Daar moest iets aan gebeuren en dat gingen de Britten dus doen en toen dat gelukt was ging men verder met ander zegenrijk werk. ‘So for many Victorian Englishmen the instinct of empire was first to be rationalized as a call to Christian duty’. (deel 1, pag. 19).

Allemaal waar, maar in de kern zat er toch iets goed fout: het superioriteitsgevoel van de blanken en de minachting voor andere rassen. Dat begon steeds meer te wringen, prachtig – bijna satirisch – te boek gesteld door George Orwell (pseudoniem van Eric Blair) in Burmese Days 2). Het dragende karakter in dat boek is Flory, bosbouwer of zoiets, met een gezicht getekend door een enorme wijnvlek, die hij wanhopig – maar vruchteloos – probeert te verbergen voor de wereld. Hij verfoeit alles om zich heen: zijn kompanen op de club, zijn werk, zijn huisbediende en een jongedame die geacht wordt voor enige afleiding te zorgen. Zijn enige vriend lijkt Dr. Veraswami, een Birmaan, te zijn, hoewel het woord vriend de connotatie van ‘gelijkheid’ heeft en die ontbreekt dan toch weer pijnlijk in hun relatie.

Het boek brengt op onthutsende wijze in beeld hoe corrumperend dat koloniale systeem werkte. Voor de Britten was het vanzelfsprekend dat zij in alles voorop moesten gaan en dat dat hun legitimatie was voor ongekende hardvochtigheid. De onderhorigen die erin slaagden een beetje hogerop te komen werden gemangeld, zoals de reeds genoemde gevangenisdirecteur Dr. Veraswami. Of ze gaven zich van de weeromstuit over aan de meest schandalige, corrupte praktijken, zoals de bijna groteske U Po Kyin, ‘Sub-divisional Magistrate of Kyauktada’.

Burmese Days is fictie en past als zodanig eigenlijk niet in een serie over koloniale herinneringen, maar daar staat tegenover dat het fictie is die dicht op de werkelijkheid zat. Orwell vertrok in 1922, op 19-jarige leeftijd (!), naar Birma om er politieagent te worden. Hij stamde uit een familie die dat als een voor de hand liggende bestemming zag. Zelf was hij geboren in Motihari in India.
Volgens de verhalen, niet alleen van hemzelf, werd hij in Birma op den duur een outsider; en dan is het nog maar een kleine stap naar ‘criticaster’. Tijdens zijn eerste verlof in Engeland in 1927 nam hij ontslag en begon hij aan het zwerversbestaan dat uiteindelijk zou resulteren in ‘Down and Out in Paris and London’ (1934).

Hoe dicht ‘Burmese Days’ op de werkelijkheid zat blijkt wel uit de publicatiegeschiedenis. Het boek werd voor het eerst uitgegeven in 1934 in de VS, onder de titel die wij nu hanteren. Zijn Engelse uitgever durfde dat pas aan nadat het boek zodanig was omgewerkt dat het risico van herkenbaarheid geringer zou zijn. Daarom werd het daar uitgegeven onder een andere titel, namelijk: ‘A Clergyman’s Daughter’ (1935).

Emma Larkin zocht in de eerste jaren van deze eeuw naar sporen van Orwell in Birma en deed daar verslag van in Finding George Orwell in Birma 3). Bij het archiefonderzoek, dat ze voor ze op reis ging had gedaan, was ze een door Orwell geschetst plattegrondje tegengekomen van Katha, zijn laatste post in Birma en de plaats waar Burmese Days zich afspeelt. Met dat kaartje in de hand liep zij in het stadje rond en alles was zonder veel moeite aanwijsbaar: het huis waar Orwell heeft gewoond, de gevangenis, de kerk en niet te vergeten de British club. Met dien verstande dat op het kaartje systematisch aangegeven was welke omwerkingen er nodig waren geweest voor de eerste Engelse uitgave van het boek.

In de tijd van Orwell was Birma een soort provincie van India. Later is het zelfstandig geworden en heeft het zich ontwikkeld tot een van de meest despotisch geregeerde landen ter wereld. Larkin kan de aanvechting niet bedwingen om een verband te leggen met de visionaire boeken ‘Animal Farm’ en ‘1984’ die Orwell later zou schrijven. In de zin dat hij al zou hebben voorzien hoe de toekomst er daar uit zou zien. Ze beweert dat niet regelrecht, maar weet die suggestie wel te wekken. Het lijkt mij echt onzin.

1) James Morris, Pax Britannica Trilogy, The Folio Society 1992
2) George Orwell, Burmese Days, Secker & Warburg, London 1949
3) Emma Larkin, Finding George Orwell in Burma, The Penguin Press, New York 2005

PS. In NRCHandelsblad van 8 september lees ik dat een Nederlander hoofdredacteur is geworden van een Birmaans blad voor de zakenwereld. Hij hoopt dat de aarzelend in gang gezette liberalisering zich voortzet, al zijn er tekenen die op het tegenovergestelde wijzen.

----------------------------------------------------
Hebt u de vorige afleveringen ( KH1, KH2) van Koloniale herinneringen al gelezen?

-------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer

-------------------------------------------------------
Door bestellingen te doen bij bol.com via de banner rechts steunt u De Leunstoel!


© 2014 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
George Orwell, een tegendraadse koloniaal Frits Hoorweg
1120VG OrwellKoloniale herinneringen (3)
Jan Morris (maar dan in haar vorige gedaante, als James) schreef een trilogie over het Britse koloniale rijk: Pax Britannica 1) getiteld. Het is duidelijk dat de schrijver met enige trots terugkeek, hoewel hij besefte dat dat eigenlijk niet hoort.

Er komt veel narigheid in de boeken aan bod, maar toch blijft na lezing de indruk hangen dat  het positieve de overhand had en beslist niet alleen vanuit het gezichtspunt van de Engelsen. Om dat enigszins te begrijpen moet men beseffen dat het Britse Rijk niet alleen het resultaat was van winstbejag, maar ook van zendingsdrift. De ‘Evangelisten’ (een belangrijke stroming) voerden actie tegen mensonterende toestanden in met name Afrika en Azië, om te beginnen de slavenhandel en de slavernij. Nadat zij erin geslaagd waren die in Engeland en zijn koloniën onwettig te laten verklaren, ontdekten zij dat het daarmee lang niet gedaan was. Integendeel, elders in de wereld tierde de slavenhandel nog steeds welig. Daar moest iets aan gebeuren en dat gingen de Britten dus doen en toen dat gelukt was ging men verder met ander zegenrijk werk. ‘So for many Victorian Englishmen the instinct of empire was first to be rationalized as a call to Christian duty’. (deel 1, pag. 19).

Allemaal waar, maar in de kern zat er toch iets goed fout: het superioriteitsgevoel van de blanken en de minachting voor andere rassen. Dat begon steeds meer te wringen, prachtig – bijna satirisch – te boek gesteld door George Orwell (pseudoniem van Eric Blair) in Burmese Days 2). Het dragende karakter in dat boek is Flory, bosbouwer of zoiets, met een gezicht getekend door een enorme wijnvlek, die hij wanhopig – maar vruchteloos – probeert te verbergen voor de wereld. Hij verfoeit alles om zich heen: zijn kompanen op de club, zijn werk, zijn huisbediende en een jongedame die geacht wordt voor enige afleiding te zorgen. Zijn enige vriend lijkt Dr. Veraswami, een Birmaan, te zijn, hoewel het woord vriend de connotatie van ‘gelijkheid’ heeft en die ontbreekt dan toch weer pijnlijk in hun relatie.

Het boek brengt op onthutsende wijze in beeld hoe corrumperend dat koloniale systeem werkte. Voor de Britten was het vanzelfsprekend dat zij in alles voorop moesten gaan en dat dat hun legitimatie was voor ongekende hardvochtigheid. De onderhorigen die erin slaagden een beetje hogerop te komen werden gemangeld, zoals de reeds genoemde gevangenisdirecteur Dr. Veraswami. Of ze gaven zich van de weeromstuit over aan de meest schandalige, corrupte praktijken, zoals de bijna groteske U Po Kyin, ‘Sub-divisional Magistrate of Kyauktada’.

Burmese Days is fictie en past als zodanig eigenlijk niet in een serie over koloniale herinneringen, maar daar staat tegenover dat het fictie is die dicht op de werkelijkheid zat. Orwell vertrok in 1922, op 19-jarige leeftijd (!), naar Birma om er politieagent te worden. Hij stamde uit een familie die dat als een voor de hand liggende bestemming zag. Zelf was hij geboren in Motihari in India.
Volgens de verhalen, niet alleen van hemzelf, werd hij in Birma op den duur een outsider; en dan is het nog maar een kleine stap naar ‘criticaster’. Tijdens zijn eerste verlof in Engeland in 1927 nam hij ontslag en begon hij aan het zwerversbestaan dat uiteindelijk zou resulteren in ‘Down and Out in Paris and London’ (1934).

Hoe dicht ‘Burmese Days’ op de werkelijkheid zat blijkt wel uit de publicatiegeschiedenis. Het boek werd voor het eerst uitgegeven in 1934 in de VS, onder de titel die wij nu hanteren. Zijn Engelse uitgever durfde dat pas aan nadat het boek zodanig was omgewerkt dat het risico van herkenbaarheid geringer zou zijn. Daarom werd het daar uitgegeven onder een andere titel, namelijk: ‘A Clergyman’s Daughter’ (1935).

Emma Larkin zocht in de eerste jaren van deze eeuw naar sporen van Orwell in Birma en deed daar verslag van in Finding George Orwell in Birma 3). Bij het archiefonderzoek, dat ze voor ze op reis ging had gedaan, was ze een door Orwell geschetst plattegrondje tegengekomen van Katha, zijn laatste post in Birma en de plaats waar Burmese Days zich afspeelt. Met dat kaartje in de hand liep zij in het stadje rond en alles was zonder veel moeite aanwijsbaar: het huis waar Orwell heeft gewoond, de gevangenis, de kerk en niet te vergeten de British club. Met dien verstande dat op het kaartje systematisch aangegeven was welke omwerkingen er nodig waren geweest voor de eerste Engelse uitgave van het boek.

In de tijd van Orwell was Birma een soort provincie van India. Later is het zelfstandig geworden en heeft het zich ontwikkeld tot een van de meest despotisch geregeerde landen ter wereld. Larkin kan de aanvechting niet bedwingen om een verband te leggen met de visionaire boeken ‘Animal Farm’ en ‘1984’ die Orwell later zou schrijven. In de zin dat hij al zou hebben voorzien hoe de toekomst er daar uit zou zien. Ze beweert dat niet regelrecht, maar weet die suggestie wel te wekken. Het lijkt mij echt onzin.

1) James Morris, Pax Britannica Trilogy, The Folio Society 1992
2) George Orwell, Burmese Days, Secker & Warburg, London 1949
3) Emma Larkin, Finding George Orwell in Burma, The Penguin Press, New York 2005

PS. In NRCHandelsblad van 8 september lees ik dat een Nederlander hoofdredacteur is geworden van een Birmaans blad voor de zakenwereld. Hij hoopt dat de aarzelend in gang gezette liberalisering zich voortzet, al zijn er tekenen die op het tegenovergestelde wijzen.

----------------------------------------------------
Hebt u de vorige afleveringen ( KH1, KH2) van Koloniale herinneringen al gelezen?

-------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer

-------------------------------------------------------
Door bestellingen te doen bij bol.com via de banner rechts steunt u De Leunstoel!
© 2014 Frits Hoorweg
powered by CJ2