archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De Christelijke Meisjesschool Bas Geeraets

1116VG Juliana van StolbergHet zijn de dreinende kinderen die om beurten aan haar been hangen, de vlekken ranja die op de vloer plakken en het speelgoed her en der door de kamer die haar het allemaal in laten zien. Als ze haar zoon voor de zoveelste keer maant tot kalmte, zijn zusje huilt omdat zij zojuist de klappen van een plastic hamer met haar hoofd heeft opgevangen, slaat ze bijna door. Binnenin schreeuwen de demonen om het hardst. Er speelt zich een armageddon af in haar buik. Waar de woeste hitte kolkt en borrelt als lava, hebben de wanden van haar lichaam de grootst mogelijke moeite alles binnen te houden. Ze controleert haar ademhaling, zoals ze heeft aangeleerd bij de geboorte van haar dochter, die dramatische geboorte die volgens haar het leven uit haar gescheurd heeft, met de daaropvolgende postnatale depressie. Ze was gestorven, leek het. Er lag na de geboorte een leeg omhulsel op bed, dat in wezen niet anders was dan een beddensprei.

Alles was begonnen tijdens de zwangerschap, die afschuwelijke negen maanden dat ze niet had willen leven. Haar hormonen sloegen en geselden haar wil. Ze deed niets meer. De omvang. De pijn in haar onderrug. De misselijkheid die met het tweede kind, haar dochtertje, terug was gekomen en niet van wijken wist. Bijna was ze gebroken, bijna. Haar echtgenoot was bij haar gebleven, had haar meegesleurd, de volle negen maanden lang. Zijn steun was haar redding geweest. Zonder hem was haar dochter nooit ter aarde gekomen en had haar zoon geen moeder gehad. Dat wist ze zeker.
Haar dochtertje had het weelderige uit haar leven genomen. Een tweede kind, dat gepland was werd geboren, met niets meer dan spijt. Het was pas na een half jaar dat ze kon houden van het meisje dat haar leven zo had verscheurd. Hoe vaak had ze niet, gehuld in niets meer dan een witte onderbroek, voor de spiegel gestaan, waarin ze keek naar de striemen op haar buik. De hangende borsten die ze vergeleek met een luchtkussen in de vorm van een kasteel. De torens zacht en robuust, fier priemend in de lucht, waren leeggelopen. Leeggelopen door een gat zo klein, opgerekt door een kind.

Pas na een half jaar, het meisje kon al kruipen en was in alles iets sneller dan haar zoon, begon ze enige affectie voor het meisje te voelen. Het meisje was goedlachs, leuk met haar vader en fleurde haar meer en meer op. Langzaam nam ze afscheid van haar postnatale depressie, de hormonen schoven op hun plaats. De wonden tussen haar benen waren volledig geheeld en van lieverlee waren ook haar interne sneden, kerven en steekwonden dichtgegroeid, met niet meer dan wat littekens die zichtbaar bleven voor haar. Eén van die littekens was het werk. Zij kon het niet meer opbrengen enige affiniteit voor haar werk te voelen. Het was alsof ze al die tijd op een evenwichtsbalk had gestaan, links het werk, rechts de kinderen en het gezin. Lang had ze beide werelden kunnen aanschouwen en omarmen, maar toen ze viel en traag opkrabbelde was er niets meer dan de twee kinderen aan wie ze zo veel verschuldigd was. Ze kon niet anders dan haar baan als lerares opzeggen. Enerzijds was er het schuldgevoel en aan de andere kant was er niets meer dan haar onwil. Zeven jaar had ze les gegeven en nu was het op. Zodra bleek dat haar plan ontslag te nemen financieel haalbaar was, had ze afscheid genomen van haar baan als lerares. Ze hoefde geen leerlingen meer tot stilte te manen, er was geen verplicht uurtje catechese meer, de pestende jongens voor de meisjesschool hoefden niet meer weggestuurd te worden. Haar baan op de Juliana van Stolbergschool was er niet meer. Ze zou niet meer proeven aan de lange gangen, die met kinderjassen behangen, een kleurrijk festijn waren voor het oog.
Eenmaal thuis fleurde ze op, alle aandacht ging naar haar beide kinderen. Ze was thuis, ze nam verantwoordelijkheid en kocht haar schuldgevoel af met onvoorwaardelijke liefde en aandacht. Haar echtgenoot kon ze weer schenken waar hij al die tijd zo’n behoefte had gehad. De liefde was terug in haar huis.

Maar zoals men bijna had kunnen voorspellen, kon het niet lang goed gaan. De vrouw, die elke dag met de twee kinderen in de weer is, begint de sleur te voelen en haar werk te missen. Het breekpunt is de plastic hamer op het hoofd van haar dochtertje, na zo veel vermaningen moet ze alsnog optreden.
Met ingehouden woede zet ze de beide kinderen op de bank. Ze zet de televisie aan. Rustig kan ze even gaan roken, even weg van de sleur waar ze zelf voor had gekozen. Tijdens de trekjes van haar sigaret blijven haar oren gespitst op geluid van binnen, maar al wat ze hoort zijn de kwetterende vogels en ver weg het geraas van auto’s met her en der een langgerekte tuuuut! De woedende hitte in haar lijf giert door de bloedbanen. Ze voelt haar voeten op het terras, de wereld sluit zich nauw om haar heen, de zon schuilt achter de wolken, waardoor het fris is. Een steek, haar oude werk schiet door haar hoofd. De lava wordt ineens geblust. Een kilte neemt bezit van haar. Wat heeft ze gedaan? In de rook die ze uitblaast staat het oude schoolrooster geschreven. Ze voelt haar voeten over de vloer van de school, langs de lessenaartjes gaan. Ze ziet zich onderwijzen. Bij een volgend trekje van haar sigaret zit ze op het bankje van het schoolplein. Zij ziet de meisjes kirren en springen met touwtjes, de collega naast haar en babbelt over koetjes en kalfjes. O wat mist ze het gebabbel van anderen, ander gebabbel dan dat van haar kinderen.

Vanuit de huiskamer klinkt ineens de lach van haar zoon, naast het gegiechel van haar dochtertje. Binnen hebben de zoon en de dochter de rits van de poef gevonden en opengetrokken om van de stof een leeg omhulsel te maken, gelijk zij ooit was. De witte bolletjes piepschuim liggen als een dik pak sneeuw door de huiskamer. De kinderen spelen alsof ze in een ballenbak zijn. Maar zij ziet hen niet, zij ziet alleen de meisjes op het schoolplein, die met ferme worpen sneeuwballen door de lucht heen sturen en zich jongens wanen. Ze heeft een fout gemaakt. Wijdbeens staat ze in haar huiskamer, met haar blik gericht op de Christelijke Meisjesschool Juliana van Stolberg die zij zo mist.

-------------------------------------------------
Het plaatje is gemaakt door Henk Klaren


© 2014 Bas Geeraets meer Bas Geeraets - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De Christelijke Meisjesschool Bas Geeraets
1116VG Juliana van StolbergHet zijn de dreinende kinderen die om beurten aan haar been hangen, de vlekken ranja die op de vloer plakken en het speelgoed her en der door de kamer die haar het allemaal in laten zien. Als ze haar zoon voor de zoveelste keer maant tot kalmte, zijn zusje huilt omdat zij zojuist de klappen van een plastic hamer met haar hoofd heeft opgevangen, slaat ze bijna door. Binnenin schreeuwen de demonen om het hardst. Er speelt zich een armageddon af in haar buik. Waar de woeste hitte kolkt en borrelt als lava, hebben de wanden van haar lichaam de grootst mogelijke moeite alles binnen te houden. Ze controleert haar ademhaling, zoals ze heeft aangeleerd bij de geboorte van haar dochter, die dramatische geboorte die volgens haar het leven uit haar gescheurd heeft, met de daaropvolgende postnatale depressie. Ze was gestorven, leek het. Er lag na de geboorte een leeg omhulsel op bed, dat in wezen niet anders was dan een beddensprei.

Alles was begonnen tijdens de zwangerschap, die afschuwelijke negen maanden dat ze niet had willen leven. Haar hormonen sloegen en geselden haar wil. Ze deed niets meer. De omvang. De pijn in haar onderrug. De misselijkheid die met het tweede kind, haar dochtertje, terug was gekomen en niet van wijken wist. Bijna was ze gebroken, bijna. Haar echtgenoot was bij haar gebleven, had haar meegesleurd, de volle negen maanden lang. Zijn steun was haar redding geweest. Zonder hem was haar dochter nooit ter aarde gekomen en had haar zoon geen moeder gehad. Dat wist ze zeker.
Haar dochtertje had het weelderige uit haar leven genomen. Een tweede kind, dat gepland was werd geboren, met niets meer dan spijt. Het was pas na een half jaar dat ze kon houden van het meisje dat haar leven zo had verscheurd. Hoe vaak had ze niet, gehuld in niets meer dan een witte onderbroek, voor de spiegel gestaan, waarin ze keek naar de striemen op haar buik. De hangende borsten die ze vergeleek met een luchtkussen in de vorm van een kasteel. De torens zacht en robuust, fier priemend in de lucht, waren leeggelopen. Leeggelopen door een gat zo klein, opgerekt door een kind.

Pas na een half jaar, het meisje kon al kruipen en was in alles iets sneller dan haar zoon, begon ze enige affectie voor het meisje te voelen. Het meisje was goedlachs, leuk met haar vader en fleurde haar meer en meer op. Langzaam nam ze afscheid van haar postnatale depressie, de hormonen schoven op hun plaats. De wonden tussen haar benen waren volledig geheeld en van lieverlee waren ook haar interne sneden, kerven en steekwonden dichtgegroeid, met niet meer dan wat littekens die zichtbaar bleven voor haar. Eén van die littekens was het werk. Zij kon het niet meer opbrengen enige affiniteit voor haar werk te voelen. Het was alsof ze al die tijd op een evenwichtsbalk had gestaan, links het werk, rechts de kinderen en het gezin. Lang had ze beide werelden kunnen aanschouwen en omarmen, maar toen ze viel en traag opkrabbelde was er niets meer dan de twee kinderen aan wie ze zo veel verschuldigd was. Ze kon niet anders dan haar baan als lerares opzeggen. Enerzijds was er het schuldgevoel en aan de andere kant was er niets meer dan haar onwil. Zeven jaar had ze les gegeven en nu was het op. Zodra bleek dat haar plan ontslag te nemen financieel haalbaar was, had ze afscheid genomen van haar baan als lerares. Ze hoefde geen leerlingen meer tot stilte te manen, er was geen verplicht uurtje catechese meer, de pestende jongens voor de meisjesschool hoefden niet meer weggestuurd te worden. Haar baan op de Juliana van Stolbergschool was er niet meer. Ze zou niet meer proeven aan de lange gangen, die met kinderjassen behangen, een kleurrijk festijn waren voor het oog.
Eenmaal thuis fleurde ze op, alle aandacht ging naar haar beide kinderen. Ze was thuis, ze nam verantwoordelijkheid en kocht haar schuldgevoel af met onvoorwaardelijke liefde en aandacht. Haar echtgenoot kon ze weer schenken waar hij al die tijd zo’n behoefte had gehad. De liefde was terug in haar huis.

Maar zoals men bijna had kunnen voorspellen, kon het niet lang goed gaan. De vrouw, die elke dag met de twee kinderen in de weer is, begint de sleur te voelen en haar werk te missen. Het breekpunt is de plastic hamer op het hoofd van haar dochtertje, na zo veel vermaningen moet ze alsnog optreden.
Met ingehouden woede zet ze de beide kinderen op de bank. Ze zet de televisie aan. Rustig kan ze even gaan roken, even weg van de sleur waar ze zelf voor had gekozen. Tijdens de trekjes van haar sigaret blijven haar oren gespitst op geluid van binnen, maar al wat ze hoort zijn de kwetterende vogels en ver weg het geraas van auto’s met her en der een langgerekte tuuuut! De woedende hitte in haar lijf giert door de bloedbanen. Ze voelt haar voeten op het terras, de wereld sluit zich nauw om haar heen, de zon schuilt achter de wolken, waardoor het fris is. Een steek, haar oude werk schiet door haar hoofd. De lava wordt ineens geblust. Een kilte neemt bezit van haar. Wat heeft ze gedaan? In de rook die ze uitblaast staat het oude schoolrooster geschreven. Ze voelt haar voeten over de vloer van de school, langs de lessenaartjes gaan. Ze ziet zich onderwijzen. Bij een volgend trekje van haar sigaret zit ze op het bankje van het schoolplein. Zij ziet de meisjes kirren en springen met touwtjes, de collega naast haar en babbelt over koetjes en kalfjes. O wat mist ze het gebabbel van anderen, ander gebabbel dan dat van haar kinderen.

Vanuit de huiskamer klinkt ineens de lach van haar zoon, naast het gegiechel van haar dochtertje. Binnen hebben de zoon en de dochter de rits van de poef gevonden en opengetrokken om van de stof een leeg omhulsel te maken, gelijk zij ooit was. De witte bolletjes piepschuim liggen als een dik pak sneeuw door de huiskamer. De kinderen spelen alsof ze in een ballenbak zijn. Maar zij ziet hen niet, zij ziet alleen de meisjes op het schoolplein, die met ferme worpen sneeuwballen door de lucht heen sturen en zich jongens wanen. Ze heeft een fout gemaakt. Wijdbeens staat ze in haar huiskamer, met haar blik gericht op de Christelijke Meisjesschool Juliana van Stolberg die zij zo mist.

-------------------------------------------------
Het plaatje is gemaakt door Henk Klaren
© 2014 Bas Geeraets
powered by CJ2