archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Knip het licht aan Bas Geeraets

1103VG Licht
‘Wat wil je eigenlijk horen?’
Hij vraagt het haar, zonder te kijken. Monotoon. Binnen het kader van zijn vermogen. Hij wil niets verbloemen. Er is maar een enkele manier om dingen te vertellen op dit moment. Zijn emoties lijken afgesneden van de woorden die volgen.
‘Wil je horen dat de schemering eerst de kamer binnen sloop? Is dat het? Moet ik daar beginnen?’

Zijn woorden lijken op ongeduld. Maar niets daarvan is waar. De toon, de oppervlakkige toon neemt elke emotie weg. Ook zij, naast hem, lijkt in haar eigen gedachten verzonken, haar strakke gelaat heeft zich op de ramen gericht, in de hoop iets door de toegesloten luxaflex te kunnen zien. Misschien is daar nog vreugde.
‘Na de schemering kwam de duisternis, hij kroop snel alle hoeken in. Ook de grote hoeken, waar normaal wel licht komt. Ik had de lampen moeten ontbranden, dat weet ik. Ik deed het alleen niet.’

Een pluisje zweeft onder zijn blik door, even lijkt het te schitteren in het spaarzame licht, alleen om zorgeloos weer verder te zweven. Het wordt door niemand opgemerkt.
‘Eerst was er lange tijd een ruis. Alsof je de televisie op stand-by hebt staan. Zzzzzzzzzmmmmmmmmm, het hield niet op. Ik probeerde het nog uit mijn hoofd te krijgen door te neuriën, maar het leek alleen toe te nemen. Aan de lange tafel zat ik, precies in het midden. Als ik me probeer te herinneren of ik bewoog, dan lukt het me niet.’
De vrouw vertoont haar eerste emotie, ze knippert met haar ogen, kort en krachtig. Een enkele traan daalt langzaam over haar wang. Ze wil het niet wegvegen. Dit is een stil breken. Laat het maar.

‘Toch moet ik me bewogen hebben, een andere manier is er niet. Op dit moment kom ik er niet bij. Alles is schoolbordstof.’
De vrouw kijkt op, ze ziet zijn neergelaten blik.
‘Schoolbordstof?’, zegt ze en kijkt naar hem alsof hij al zijn verstand verloren heeft.
‘Eerst was alles heel, een ding, of een woord, je weet wel. Iets is een geheel. Zo ook ik. Maar ze hebben me opgeveegd, de stelregels die ik heb opgeschreven met krijt. De regels die ik in acht neem om te leven… weggepoetst zijn ze, de borstel in mijn eigen hand. Ze klopte het uit, zo in de kamer. Alles werd langzaam ongrijpbaar. Je kunt schoolbordstof niet meer smeden tot iets nieuws. Dat gaat niet.’

Langzaam haalt hij zijn handen tevoorschijn, bekijkt beide kanten en ziet ze aan alsof hij nog nooit handen heeft gezien. Afgestompt laat hij ze vallen. ‘Ondingen’ zo had hij ze kunnen noemen. Op de gang is het geluid van rubber op zeil te horen, het plakt vast en laat los. Geroezemoes overstijgt even de stilte. Door de luxaflex heen, neemt het licht langzaam af. De wintertijd is ingegaan.
‘Weet jij wat er verder gaat gebeuren?’ hij kijkt haar nog steeds niet aan.
‘Ik weet het niet jongen.’

Ze zitten in stilzwijgen. Niemand heeft nog woorden. De schemering wordt duisternis. Rubberen zolen lopen de kamer in. Het licht wordt aangeknipt. In haar troebele geest ziet ze hem nog zoals hij was, gedreven, enthousiast, vriendelijk. Nooit had het hem aan iets gemankeerd en nu wil zij het zijn die zijn licht aanknipt.

Ze breekt nu definitief, de doorgekliefde polsen in het verband. Het huis, waar hij zo lang voor heeft gewerkt, het is kapot, de ziel is er doodgeslagen. De wind waait er doorheen om alles schoon te blazen. De ramen zijn door hem uit de sponningen geslagen, met een kopstoot zeiden ze. Compleet doorgedraaid, zo klinkt het gefluister achter haar rug.
Zijn handen zetten zich in beweging, traag zoeken zij houvast. Hij kijkt op. Dode ogen zijn het, hoe kleurrijk blauw ze ook zijn.

‘Wanneer ga je weg man.’
‘Straks lieverd’
‘Is straks vandaag?’
 
************************************************************
De tekening is van Annemiek Meijer


© 2013 Bas Geeraets meer Bas Geeraets - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Knip het licht aan Bas Geeraets
1103VG Licht
‘Wat wil je eigenlijk horen?’
Hij vraagt het haar, zonder te kijken. Monotoon. Binnen het kader van zijn vermogen. Hij wil niets verbloemen. Er is maar een enkele manier om dingen te vertellen op dit moment. Zijn emoties lijken afgesneden van de woorden die volgen.
‘Wil je horen dat de schemering eerst de kamer binnen sloop? Is dat het? Moet ik daar beginnen?’

Zijn woorden lijken op ongeduld. Maar niets daarvan is waar. De toon, de oppervlakkige toon neemt elke emotie weg. Ook zij, naast hem, lijkt in haar eigen gedachten verzonken, haar strakke gelaat heeft zich op de ramen gericht, in de hoop iets door de toegesloten luxaflex te kunnen zien. Misschien is daar nog vreugde.
‘Na de schemering kwam de duisternis, hij kroop snel alle hoeken in. Ook de grote hoeken, waar normaal wel licht komt. Ik had de lampen moeten ontbranden, dat weet ik. Ik deed het alleen niet.’

Een pluisje zweeft onder zijn blik door, even lijkt het te schitteren in het spaarzame licht, alleen om zorgeloos weer verder te zweven. Het wordt door niemand opgemerkt.
‘Eerst was er lange tijd een ruis. Alsof je de televisie op stand-by hebt staan. Zzzzzzzzzmmmmmmmmm, het hield niet op. Ik probeerde het nog uit mijn hoofd te krijgen door te neuriën, maar het leek alleen toe te nemen. Aan de lange tafel zat ik, precies in het midden. Als ik me probeer te herinneren of ik bewoog, dan lukt het me niet.’
De vrouw vertoont haar eerste emotie, ze knippert met haar ogen, kort en krachtig. Een enkele traan daalt langzaam over haar wang. Ze wil het niet wegvegen. Dit is een stil breken. Laat het maar.

‘Toch moet ik me bewogen hebben, een andere manier is er niet. Op dit moment kom ik er niet bij. Alles is schoolbordstof.’
De vrouw kijkt op, ze ziet zijn neergelaten blik.
‘Schoolbordstof?’, zegt ze en kijkt naar hem alsof hij al zijn verstand verloren heeft.
‘Eerst was alles heel, een ding, of een woord, je weet wel. Iets is een geheel. Zo ook ik. Maar ze hebben me opgeveegd, de stelregels die ik heb opgeschreven met krijt. De regels die ik in acht neem om te leven… weggepoetst zijn ze, de borstel in mijn eigen hand. Ze klopte het uit, zo in de kamer. Alles werd langzaam ongrijpbaar. Je kunt schoolbordstof niet meer smeden tot iets nieuws. Dat gaat niet.’

Langzaam haalt hij zijn handen tevoorschijn, bekijkt beide kanten en ziet ze aan alsof hij nog nooit handen heeft gezien. Afgestompt laat hij ze vallen. ‘Ondingen’ zo had hij ze kunnen noemen. Op de gang is het geluid van rubber op zeil te horen, het plakt vast en laat los. Geroezemoes overstijgt even de stilte. Door de luxaflex heen, neemt het licht langzaam af. De wintertijd is ingegaan.
‘Weet jij wat er verder gaat gebeuren?’ hij kijkt haar nog steeds niet aan.
‘Ik weet het niet jongen.’

Ze zitten in stilzwijgen. Niemand heeft nog woorden. De schemering wordt duisternis. Rubberen zolen lopen de kamer in. Het licht wordt aangeknipt. In haar troebele geest ziet ze hem nog zoals hij was, gedreven, enthousiast, vriendelijk. Nooit had het hem aan iets gemankeerd en nu wil zij het zijn die zijn licht aanknipt.

Ze breekt nu definitief, de doorgekliefde polsen in het verband. Het huis, waar hij zo lang voor heeft gewerkt, het is kapot, de ziel is er doodgeslagen. De wind waait er doorheen om alles schoon te blazen. De ramen zijn door hem uit de sponningen geslagen, met een kopstoot zeiden ze. Compleet doorgedraaid, zo klinkt het gefluister achter haar rug.
Zijn handen zetten zich in beweging, traag zoeken zij houvast. Hij kijkt op. Dode ogen zijn het, hoe kleurrijk blauw ze ook zijn.

‘Wanneer ga je weg man.’
‘Straks lieverd’
‘Is straks vandaag?’
 
************************************************************
De tekening is van Annemiek Meijer
© 2013 Bas Geeraets
powered by CJ2