archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
'Taal op drift': een grandioze mislukking Frits Hoorweg

1020VG Taal
‘Taal op drift’ is een boek dat mij al maanden bezighoudt. Aanleiding voor een juichende bespreking en die krijgt u bij deze dan ook voorgeschoteld. Met de kanttekening dat de schrijver zijn eigen (zeer ambitieuze) doelstellingen niet haalt. Vandaar de gekozen karakteristiek: een grandioze mislukking, in dit geval positief uit te leggen.

De schrijver, Joop van der Horst, laat in de eerste helft van zijn boek (ong. 250 pagina’s!) zien dat ‘de taal’ zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld. Niet alleen onze taal, maar alle talen die hij kan overzien. Dat zijn er heel wat, hij maakt ergens een voorbehoud met betrekking tot het Chinees. Verder neemt hij overal dezelfde tendensen waar: woorden, naamvallen en vervoegingen zijn aanvankelijk zeer bepalend, maar dat wordt allengs minder, niet overal even snel en in dezelfde mate, maar de richting is duidelijk, gaandeweg wordt de woordvolgorde per zin veel belangrijker en ten slotte groeien we naar een situatie waarin vaste woordcombinaties zeer dominant worden.

In het eerste deel pendelt de schrijver heen en weer tussen algemene theorie (hij is niet de eerste die in deze richting denkt) en voorbeelden uit verschillende taalgebieden. Alles om de hiervoor zeer globaal geschetste theorie inzichtelijk te maken en zijn bronnen recht te doen. Het is een indrukwekkend vertoon van kennis, inzicht en overtuigingskracht.
Maar dan gaat hij in het tweede deel iets proberen dat hem niet lukt (en dat misschien ook wel niet kan, dat moet nog blijken). Hij gaat op zoek naar laat ik maar zeggen ‘sociale’ verklaringen voor de geconstateerde verschijnselen.

Helaas kiest hij daarbij voor een (zeer hoog) abstractieniveau en ik ben bang dat daar niet veel eer aan te behalen is. Je komt dan namelijk onvermijdelijk op beweringen terecht als: vroeger was er een standenmaatschappij en nu groeien wij toe naar een netwerkmaatschappij. Daar heb je (bijna) niks aan. Misschien is hij in die valkuil terechtgekomen door de manier waarop hij zijn inzichten over de taalontwikkeling uiteindelijk heeft samengevat (zie hiervoor). Het is het type samenvatting dat eerder dient om het geheugen te ondersteunen dan je te prikkelen tot nieuwe inzichten.

Om verder te komen (als dat al mogelijk is) zul je herhaaldelijk heen en weer moeten pendelen tussen diverse abstractieniveaus, van kleine theorieën naar grandioze vergezichten. Je zult ook op een of andere manier een beeld moeten zien te krijgen van wat er nu feitelijk gebeurt tussen mensen dat aanleiding geeft tot taalverandering. Doe veldwerk op plaatsen waar de taal zich snel ontwikkelt of heeft ontwikkeld: grensgebieden, plekken waar een taal strijdt voor overleving (Wales, Friesland?). Zou dat trouwens niet allang gebeurd zijn? Ik herinner mij een verhaal van Stephen Jay Gould (paleontoloog en evolutionair bioloog) over het feit dat op een van die slaveneilanden voor de Amerikaanse kust in één generatie een nieuwe taal gestalte kreeg (helaas heb ik het niet terug kunnen vinden.) Het kan toch niet zo zijn dat taalkundigen dit gegeven links hebben laten liggen?!

Nu de naam Gould is gevallen realiseer ik mij dat er ook in dit geval veel te leren valt van Charles Darwin. Niet door een slap aftreksel van de evolutieleer te maken, dat is zinloos want we hebben het hier over een cultureel verschijnsel en daar zijn andere mechanismen bij aan de orde. (Een fout die overigens vaak gemaakt wordt en niet door de minsten, maar dat terzijde.) Nee, vooral dat knappe heen en weer gaan tussen kleine waarnemingen (over de resultaten van het doelbewust fokken van huisdieren) en het van daaruit opbouwen van grandioze theorieën.

Wat mij ook invalt is dat het weliswaar opmerkelijk is dat die naamvallen grotendeels verdwijnen, maar nog interessanter is hoe men er ooit op gekomen is. Het moet toch ooit begonnen zijn met jagers die kreten uitwisselden? Die kreten zijn waarschijnlijk woorden geworden en daar is men vervolgens op gaan variëren. Het is natuurlijk gissen, maar zoiets moet er toch hebben plaatsgevonden.
Zou er ook niet meer te leren zijn uit de manier waarop kinderen zich taal eigen maken? Dat gegeven moet heel bepalend zijn geweest voor de manier waarop taal zich gevormd heeft en verspreid. Wij oudjes spelen misschien wel een minder dominante rol in wat er gebeurt met de taal dan we zelf denken.

Allemaal speculatie natuurlijk, maar wat is daartegen? Niets, dat is namelijk het begin van kennis. De schrijver lijkt op pagina 434 de handdoek in de ring te gooien. ‘Wat wèl kan, is onderzoek naar correlaties tussen talen en samenlevingen.’
Dat is wel erg defaitistisch. Professor Hofstee (agrarisch socioloog) schiep er vroeger altijd een speciaal genoegen in studenten onder de neus te wrijven dat een correlatie als zodanig betekenisloos is. ‘Kijk maar naar het geboortecijfer’, zei hij dan, ‘hoe meer ooievaars er zijn hoe hoger dat is’. (Toen werden op het platteland nog veel kinderen geboren.) Je moet hypotheses opstellen met een evidente interne logica en die toetsen aan correlaties.

Kom op Joop: niet opgeven. De Leunstoel staat achter je!
 
************************
De tekening is van Elène Klaren


© 2013 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
'Taal op drift': een grandioze mislukking Frits Hoorweg
1020VG Taal
‘Taal op drift’ is een boek dat mij al maanden bezighoudt. Aanleiding voor een juichende bespreking en die krijgt u bij deze dan ook voorgeschoteld. Met de kanttekening dat de schrijver zijn eigen (zeer ambitieuze) doelstellingen niet haalt. Vandaar de gekozen karakteristiek: een grandioze mislukking, in dit geval positief uit te leggen.

De schrijver, Joop van der Horst, laat in de eerste helft van zijn boek (ong. 250 pagina’s!) zien dat ‘de taal’ zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld. Niet alleen onze taal, maar alle talen die hij kan overzien. Dat zijn er heel wat, hij maakt ergens een voorbehoud met betrekking tot het Chinees. Verder neemt hij overal dezelfde tendensen waar: woorden, naamvallen en vervoegingen zijn aanvankelijk zeer bepalend, maar dat wordt allengs minder, niet overal even snel en in dezelfde mate, maar de richting is duidelijk, gaandeweg wordt de woordvolgorde per zin veel belangrijker en ten slotte groeien we naar een situatie waarin vaste woordcombinaties zeer dominant worden.

In het eerste deel pendelt de schrijver heen en weer tussen algemene theorie (hij is niet de eerste die in deze richting denkt) en voorbeelden uit verschillende taalgebieden. Alles om de hiervoor zeer globaal geschetste theorie inzichtelijk te maken en zijn bronnen recht te doen. Het is een indrukwekkend vertoon van kennis, inzicht en overtuigingskracht.
Maar dan gaat hij in het tweede deel iets proberen dat hem niet lukt (en dat misschien ook wel niet kan, dat moet nog blijken). Hij gaat op zoek naar laat ik maar zeggen ‘sociale’ verklaringen voor de geconstateerde verschijnselen.

Helaas kiest hij daarbij voor een (zeer hoog) abstractieniveau en ik ben bang dat daar niet veel eer aan te behalen is. Je komt dan namelijk onvermijdelijk op beweringen terecht als: vroeger was er een standenmaatschappij en nu groeien wij toe naar een netwerkmaatschappij. Daar heb je (bijna) niks aan. Misschien is hij in die valkuil terechtgekomen door de manier waarop hij zijn inzichten over de taalontwikkeling uiteindelijk heeft samengevat (zie hiervoor). Het is het type samenvatting dat eerder dient om het geheugen te ondersteunen dan je te prikkelen tot nieuwe inzichten.

Om verder te komen (als dat al mogelijk is) zul je herhaaldelijk heen en weer moeten pendelen tussen diverse abstractieniveaus, van kleine theorieën naar grandioze vergezichten. Je zult ook op een of andere manier een beeld moeten zien te krijgen van wat er nu feitelijk gebeurt tussen mensen dat aanleiding geeft tot taalverandering. Doe veldwerk op plaatsen waar de taal zich snel ontwikkelt of heeft ontwikkeld: grensgebieden, plekken waar een taal strijdt voor overleving (Wales, Friesland?). Zou dat trouwens niet allang gebeurd zijn? Ik herinner mij een verhaal van Stephen Jay Gould (paleontoloog en evolutionair bioloog) over het feit dat op een van die slaveneilanden voor de Amerikaanse kust in één generatie een nieuwe taal gestalte kreeg (helaas heb ik het niet terug kunnen vinden.) Het kan toch niet zo zijn dat taalkundigen dit gegeven links hebben laten liggen?!

Nu de naam Gould is gevallen realiseer ik mij dat er ook in dit geval veel te leren valt van Charles Darwin. Niet door een slap aftreksel van de evolutieleer te maken, dat is zinloos want we hebben het hier over een cultureel verschijnsel en daar zijn andere mechanismen bij aan de orde. (Een fout die overigens vaak gemaakt wordt en niet door de minsten, maar dat terzijde.) Nee, vooral dat knappe heen en weer gaan tussen kleine waarnemingen (over de resultaten van het doelbewust fokken van huisdieren) en het van daaruit opbouwen van grandioze theorieën.

Wat mij ook invalt is dat het weliswaar opmerkelijk is dat die naamvallen grotendeels verdwijnen, maar nog interessanter is hoe men er ooit op gekomen is. Het moet toch ooit begonnen zijn met jagers die kreten uitwisselden? Die kreten zijn waarschijnlijk woorden geworden en daar is men vervolgens op gaan variëren. Het is natuurlijk gissen, maar zoiets moet er toch hebben plaatsgevonden.
Zou er ook niet meer te leren zijn uit de manier waarop kinderen zich taal eigen maken? Dat gegeven moet heel bepalend zijn geweest voor de manier waarop taal zich gevormd heeft en verspreid. Wij oudjes spelen misschien wel een minder dominante rol in wat er gebeurt met de taal dan we zelf denken.

Allemaal speculatie natuurlijk, maar wat is daartegen? Niets, dat is namelijk het begin van kennis. De schrijver lijkt op pagina 434 de handdoek in de ring te gooien. ‘Wat wèl kan, is onderzoek naar correlaties tussen talen en samenlevingen.’
Dat is wel erg defaitistisch. Professor Hofstee (agrarisch socioloog) schiep er vroeger altijd een speciaal genoegen in studenten onder de neus te wrijven dat een correlatie als zodanig betekenisloos is. ‘Kijk maar naar het geboortecijfer’, zei hij dan, ‘hoe meer ooievaars er zijn hoe hoger dat is’. (Toen werden op het platteland nog veel kinderen geboren.) Je moet hypotheses opstellen met een evidente interne logica en die toetsen aan correlaties.

Kom op Joop: niet opgeven. De Leunstoel staat achter je!
 
************************
De tekening is van Elène Klaren
© 2013 Frits Hoorweg
powered by CJ2