archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Casanova had ook nog tijd om te schrijven Henk Bergman

Van bevriende zijde kreeg ik kortgeleden een lijst toegestuurd met tweehonderd titels van boeken die je gelezen moet hebben om zonder schaamrood op je kaken te kunnen zeggen dat je wel eens wat in de wereldliteratuur hebt geneusd. De verzameling is afkomstig uit ISBN van de Wereldliteratuur, een uitgave uit 1997 door Willem Kuipers, jarenlang literair redacteur van De Volkskrant. Het is geen competitieve lijst in de zin dat boek één beter is dan boek tweehonderd; de titels staan gewoon alfabetisch gerangschikt op achternaam van de auteur. Kuipers maakt ook geen onderscheid tussen Nederlandse en buitenlandse uitgaven: alles staat door elkaar.
Als je zo’n lijst voor de eerste keer doorneemt, kijk je vooral naar de boeken die er niet op staan en die er volgens jou wel op horen en naar de boeken die wel genoemd worden maar die daar naar jouw idee geen recht op hebben.
 
In de eerste categorie valt het beste boek dat ik ooit gelezen heb, of liever de beste twaalf boeken: Histoire de ma vie, de memoires van Giacomo Casanova, vertaald door Theo Kars. Ook miste ik direct Bekentenissen van Zeno van Italo Svevo. En wat de tweede afdeling betreft: ik werd toch enigszins achterdochtig toen ik het flutwerkje Turks fruit tegenkwam. Verder vroeg ik me af wat ik aan moest met de maar liefst vier boeken van ene Hermann Broch, simpelweg omdat ik nog nooit van Herman Broch had gehoord. (Ik zocht het op; het bleek een Oostenrijkse schrijver te zijn die leefde van 1886-1951. Tussen haakjes: behalve Broch scoren ook Couperus, Kafka, Thomas Mann, Nabokov en Reve vier titels op Kuipers’ lijst).
 
Ik kwam tot Casanova via Kars. Zijn werk heeft me altijd geboeid; ik heb zelfs de twee jaargangen van Tegenstroom – het indertijd door hem samen met Boudewijn van Houten uitgegeven literaire tijdschrift – vrijwel compleet. Ergens in De vervalsers heeft hij het over een ‘twee weken durende roes’ waarin hij Histoire de ma vie achter elkaar uitlas. Ik werd nieuwsgierig, maar het Frans van Casanova was pittig en het project vorderde maar lentement – om uiteindelijk tot stilstand te komen. Gelukkig kwam Kars me jaren later zelf te hulp met de Nederlandse vertaling. Een fantastische prestatie, die niet vaak genoeg geroemd kan worden. Wat een werk moet dat geweest zijn – en wat heeft hij dat nauwkeurig en taalkundig knap gedaan.
 
Casanova (1725-1798) wijdde de laatste jaren van zijn bestaan aan het schrijven van zijn levensgeschiedenis. Hij deed dat in ballingschap in het Tsjechische Dux (het tegenwoordige Duchcov, ten noorden van Praag), nadat hij wegens de publicatie0100 Casanova had ... van een satirisch pamflet uit zijn geboortestad Venetië was verbannen. Het – dus in het Frans geschreven – manuscript werd in 1820 gekocht door de Leipziger uitgever Brockhaus, maar die durfde integrale publicatie niet aan. Wel verscheen er een gekuiste versie. In 1830 volgde een – zwaar bewerkte – Franse editie. Arnold Heumakers geeft in zijn boekje over Casanova uit 1993 een aardig voorbeeld van de manier waarop dat is gebeurd. Als Casanova het heeft over ‘twee borstjes die van marmer leken’, wordt dat in de Franse editie opgenomen als ‘twee bolletjes die veel te hopen gaven’. Volgens Heumakers is de Franse bewerker heel erg tekeer gegaan en blijkt er nauwelijks een alinea of zelfs maar een zin te vinden die hij met rust heeft gelaten. Pas in 1960 verscheen bij Brockhaus een ongekuiste versie, die als basis diende voor de Nederlandse vertaling.
 
Als lezer van nu vraag je je af waarover men zich al die jaren zo druk heeft gemaakt. Natuurlijk, er komen in Histoire de ma vie heel wat erotische scènes voor, maar Casanova wordt nergens vulgair of pornografisch. En kwantitatief gezien legt de erotica het ruimschoots af tegen al zijn andere verhalen over onder meer de vele en langdurige reizen die hij maakte, zijn ontmoetingen met vorsten en vorstinnen, zijn activiteiten als beroepssoldaat en geheim diplomaat, de ontsnapping uit de befaamde Piombi-gevangenis in Venetië, de duels die hij streed, zijn valsspelerij bij het kaartspel en zijn wraaknemingen op degenen die hem iets hebben geflikt.
Wat onverlet laat dat Casanova van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat aan seks denkt en met onnoemelijk vele mooie vrouwen het bed deelt. Hij is echter ook niet vies van minder aantrekkelijke exemplaren, getuige de meermalen instemmend aangehaalde uitspraak van Erasmus: ‘Sublata lucerna nullum discrimen inter feminas.’ Ofwel: ‘Als de lamp is gedoofd, zijn alle vrouwen gelijk.’ Waaraan hij op één plaats toch weer toevoegt: ‘Maar zonder liefde is dit grote gebeuren een platvloerse aangelegenheid.’ Hij is echter steeds een attente minnaar, want ‘het zien van het genot dat ik gaf, vormde altijd viervijfde van het mijne’. En verder overlaadt hij zijn minnaressen met kostbare cadeaus en staat hij ze buiten bed met raad en daad terzijde. ‘In eroticus was hij geen egoïst,’ schrijft Heumakers terecht.
 
Nooit vond ik het erger dat ik een boek uit had, dan toen ik de laatste bladzijde van deel 12 omsloeg. Wat een levendig en energiek proza, wat een fantastisch verhaal! Waarom het niet op die Kuipers-lijst staat begrijp ik niet helemaal. Hij zal het toch wel gelezen hebben?


© 2004 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Casanova had ook nog tijd om te schrijven Henk Bergman
Van bevriende zijde kreeg ik kortgeleden een lijst toegestuurd met tweehonderd titels van boeken die je gelezen moet hebben om zonder schaamrood op je kaken te kunnen zeggen dat je wel eens wat in de wereldliteratuur hebt geneusd. De verzameling is afkomstig uit ISBN van de Wereldliteratuur, een uitgave uit 1997 door Willem Kuipers, jarenlang literair redacteur van De Volkskrant. Het is geen competitieve lijst in de zin dat boek één beter is dan boek tweehonderd; de titels staan gewoon alfabetisch gerangschikt op achternaam van de auteur. Kuipers maakt ook geen onderscheid tussen Nederlandse en buitenlandse uitgaven: alles staat door elkaar.
Als je zo’n lijst voor de eerste keer doorneemt, kijk je vooral naar de boeken die er niet op staan en die er volgens jou wel op horen en naar de boeken die wel genoemd worden maar die daar naar jouw idee geen recht op hebben.
 
In de eerste categorie valt het beste boek dat ik ooit gelezen heb, of liever de beste twaalf boeken: Histoire de ma vie, de memoires van Giacomo Casanova, vertaald door Theo Kars. Ook miste ik direct Bekentenissen van Zeno van Italo Svevo. En wat de tweede afdeling betreft: ik werd toch enigszins achterdochtig toen ik het flutwerkje Turks fruit tegenkwam. Verder vroeg ik me af wat ik aan moest met de maar liefst vier boeken van ene Hermann Broch, simpelweg omdat ik nog nooit van Herman Broch had gehoord. (Ik zocht het op; het bleek een Oostenrijkse schrijver te zijn die leefde van 1886-1951. Tussen haakjes: behalve Broch scoren ook Couperus, Kafka, Thomas Mann, Nabokov en Reve vier titels op Kuipers’ lijst).
 
Ik kwam tot Casanova via Kars. Zijn werk heeft me altijd geboeid; ik heb zelfs de twee jaargangen van Tegenstroom – het indertijd door hem samen met Boudewijn van Houten uitgegeven literaire tijdschrift – vrijwel compleet. Ergens in De vervalsers heeft hij het over een ‘twee weken durende roes’ waarin hij Histoire de ma vie achter elkaar uitlas. Ik werd nieuwsgierig, maar het Frans van Casanova was pittig en het project vorderde maar lentement – om uiteindelijk tot stilstand te komen. Gelukkig kwam Kars me jaren later zelf te hulp met de Nederlandse vertaling. Een fantastische prestatie, die niet vaak genoeg geroemd kan worden. Wat een werk moet dat geweest zijn – en wat heeft hij dat nauwkeurig en taalkundig knap gedaan.
 
Casanova (1725-1798) wijdde de laatste jaren van zijn bestaan aan het schrijven van zijn levensgeschiedenis. Hij deed dat in ballingschap in het Tsjechische Dux (het tegenwoordige Duchcov, ten noorden van Praag), nadat hij wegens de publicatie0100 Casanova had ... van een satirisch pamflet uit zijn geboortestad Venetië was verbannen. Het – dus in het Frans geschreven – manuscript werd in 1820 gekocht door de Leipziger uitgever Brockhaus, maar die durfde integrale publicatie niet aan. Wel verscheen er een gekuiste versie. In 1830 volgde een – zwaar bewerkte – Franse editie. Arnold Heumakers geeft in zijn boekje over Casanova uit 1993 een aardig voorbeeld van de manier waarop dat is gebeurd. Als Casanova het heeft over ‘twee borstjes die van marmer leken’, wordt dat in de Franse editie opgenomen als ‘twee bolletjes die veel te hopen gaven’. Volgens Heumakers is de Franse bewerker heel erg tekeer gegaan en blijkt er nauwelijks een alinea of zelfs maar een zin te vinden die hij met rust heeft gelaten. Pas in 1960 verscheen bij Brockhaus een ongekuiste versie, die als basis diende voor de Nederlandse vertaling.
 
Als lezer van nu vraag je je af waarover men zich al die jaren zo druk heeft gemaakt. Natuurlijk, er komen in Histoire de ma vie heel wat erotische scènes voor, maar Casanova wordt nergens vulgair of pornografisch. En kwantitatief gezien legt de erotica het ruimschoots af tegen al zijn andere verhalen over onder meer de vele en langdurige reizen die hij maakte, zijn ontmoetingen met vorsten en vorstinnen, zijn activiteiten als beroepssoldaat en geheim diplomaat, de ontsnapping uit de befaamde Piombi-gevangenis in Venetië, de duels die hij streed, zijn valsspelerij bij het kaartspel en zijn wraaknemingen op degenen die hem iets hebben geflikt.
Wat onverlet laat dat Casanova van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat aan seks denkt en met onnoemelijk vele mooie vrouwen het bed deelt. Hij is echter ook niet vies van minder aantrekkelijke exemplaren, getuige de meermalen instemmend aangehaalde uitspraak van Erasmus: ‘Sublata lucerna nullum discrimen inter feminas.’ Ofwel: ‘Als de lamp is gedoofd, zijn alle vrouwen gelijk.’ Waaraan hij op één plaats toch weer toevoegt: ‘Maar zonder liefde is dit grote gebeuren een platvloerse aangelegenheid.’ Hij is echter steeds een attente minnaar, want ‘het zien van het genot dat ik gaf, vormde altijd viervijfde van het mijne’. En verder overlaadt hij zijn minnaressen met kostbare cadeaus en staat hij ze buiten bed met raad en daad terzijde. ‘In eroticus was hij geen egoïst,’ schrijft Heumakers terecht.
 
Nooit vond ik het erger dat ik een boek uit had, dan toen ik de laatste bladzijde van deel 12 omsloeg. Wat een levendig en energiek proza, wat een fantastisch verhaal! Waarom het niet op die Kuipers-lijst staat begrijp ik niet helemaal. Hij zal het toch wel gelezen hebben?
© 2004 Henk Bergman
powered by CJ2