archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Hoe wetenschappelijk is een biografie? Katharina Kouwenhoven

0603VG Bio
Van de biografie heb ik altijd gedacht dat het een literair genre betrof, vooral vanwege de grote hoeveelheid onzin die je erin aantreft, bijvoorbeeld de gedachten van de lang geleden overleden hoofdpersoon. De gedachten van iemand zijn immers zelfs bij leven en welzijn volstrekt ontoegankelijk voor anderen dan de denker zelf.

In een biografie wordt het verhaal verteld van het leven van een bestaand persoon, c.q. een persoon die ooit bestaan heeft. Een biograaf zal dat verhaal niet helemaal uit zijn duim zuigen, maar een verhaal blijft het, al was het alleen maar omdat er over de werkelijk interessante dingen van een mens heel weinig bekend is. Nu bleek mij dat je op het schrijven van een biografie kunt promoveren! Anet Bleich, met haar biografie over Den Uyl, deed dat, net als Elsbeth Etty. Dat is interessant, want om te promoveren moet je een prestatie leveren die wetenschappelijk door de beugel kan.
Welke criteria daarbij gehanteerd worden is mij tot nu toe geheel ontgaan. Gelukkig hebben we nu een Hoogleraar in de 'geschiedenis en theorie van de biografie': Hans Renders. Zo'n Hoogleraar zal bij uitstek geschoold zijn op dat gebied en mij dat duidelijk kunnen maken.

Verwachtingsvol las ik daarom een tijdje geleden wat deze kersverse Hoogleraar hierover te melden heeft. Volgens Renders zijn er al talrijke wetenschappelijk verantwoorde biografische proefschriften verschenen. Waar dat uit moest blijken werd echter niet onthuld. In zijn inaugurale rede noemde hij allerlei 'fouten' waaraan biografen zich kunnen bezondigen. Sterker nog, hij noemde het 'zonden'. Dat klinkt niet erg wetenschappelijk. Over zonden en hun gruwelijke gevolgen worden gelovigen lastig gevallen vanaf de kansel, maar geen collega's en aanstaand collega's vanaf de seculiere rostra van de aula.
Het enige echt wetenschappelijke criterium dat hij noemde was dat alle feiten moeten zijn terug te voeren naar bronnen, dat er een zekere zorgvuldigheid aan de dag gelegd moet worden en dat sex functioneel moet zijn. Tjonge, jonge!

In elk wetenschappelijk verslag van een onderzoek -en een biografie is een onderzoek- wordt ingegaan op de gevolgde de werkwijze. Dat soort informatie tref je nooit aan in een biografie, want dan leest hij niet meer 'als een roman'. Maar de lezer zou de beweringen van de biograaf toch moeten kunnen verifiëren en dat kan alleen als hij informatie krijgt over hoe men te werk is gegaan. Wie en wat er geraadpleegd is, hoe de betrouwbaarheid van bronnen is vastgesteld, welke opgediepte 'feiten' wel en welke niet betrouwbaar werden geacht en hoe hij tot de reconstructie is gekomen.
Historici doen dat soms wel, zoals bijvoorbeeld Eginhard Meijering(*) (Geschiedenis van het vroege Christendom, 2004), die niet over heel veel bronnen beschikte, maar daarvan wel aangeeft welke hij meer of minder betrouwbaar acht en waarom en waarom hij soms toch put uit bronnen die hij twijfelachtig acht.

Renders definiëert een biografie als een nieuwe interpretatie van een oud leven, c.q. het verhaal van 'oude levens'. Zo had ik ze ook altijd opgevat en ze daarom beschouwd als een literair genre. Als je er dat onder verstaat sluit je eigenlijk al uit dat het aan wetenschappelijke criteria voldoet. Interpretaties en verhalen zijn uitermate subjectief en dat is vooral problematisch als het product geheel en al afhankelijk is van één persoon. Om daaraan een wetenschappelijk karakter te geven is het bijvoorbeeld nodig dat er meerdere -onafhankelijke en betrouwbare- bronnen genoemd worden voor alle 'feiten' die niet in het bevolkingsregister staan of in administraties van scholen, bedrijven, clubs, verenigingen, etc. Zodra het niet meer gaat over 'feiten', maar over interpretaties -de een zegt dit, de ander zegt dat, maar in het licht van zus of zo ......- moet de biograaf zijn visie voorleggen aan anderen, die op onafhankelijke wijze hun eigen oordeel vellen. Is er overeenstemming, dan is een interpretatie wat waard en is die er niet, dan heeft hij geen wetenschappelijke status.
In elk geval dient de biograaf zijn interpretatie van gegevens -de schrijver had een sterke moederbinding en had daarom later moeite met relaties met vrouwen- te verantwoorden. Wat maakt de interpretatie, afgezien van het feit dat anderen het er mee eens zijn - plausibel?

Als je een biografie leest tref je dit soort informatie nooit aan. We moeten het doen met wat de auteur beweert en of het ergens op slaat kunnen we niet controleren. De auteur en zijn Hoogleraar zijn van mening dat het pure feit dat de biograaf zoveel materiaal bestudeerd heeft een garantie is voor het 'wetenschappelijk' niveau van het product.
Feitelijk is het helemaal niet zo moeilijk om een biografie een wetenschappelijk karakter te geven. De biograaf kan namelijk zelfs hypothesetoetsend te werk gaan. Op basis van een beperkte hoeveelheid materiaal kan hij een idee formuleren over n' importe quoi van het 'slachtoffer' om in het materiaal dat daarna wordt gevonden en bestudeerd na te gaan of dat idee klopt. Dat is een alom aanbevolen werkwijze voor wetenschappers die geen nieuwe feiten kunnen verzamelen.

Nu weet ik natuurlijk heel goed dat Literatuurwetenschap geen wetenschap is. Dat is overigens niet de enige vrijetijdsbesteding aan de Universiteit die verkocht als wetenschappelijke opleiding. De Literatuurwetenschap is al jaren geleden effectief 'afgeserveerd' door Karel van het Reve(**), die in zijn Huizinga-lezing eloquent en tegen veel zere benen trappend aannemelijk wist te maken dat de Literatuurwetenschap niets met wetenschap te maken heeft, omdat ze, behalve door het tellen van bijvoeglijk naamwoorden, niet kon aangeven waarom bijvoorbeeld het ene boek beter was dan het andere. Op zichzelf is dat helemaal niet zo moeilijk, maar de literatuurwetenschappers hebben het nooit gedaan, omdat ze het er liever op hielden dat het een kwestie van smaak was, terwijl zij de smaak bepaalden. Dat is natuurlijk malversatie.

Karel van het Reve ging ook wel weer wat ver door te eisen dat in de Literatuurwetenschap het Popperiaanse principe van de falsificatie diende te worden toegepast. Maar dat kan in de Literatuurwetenschap misschien wel niet. Als ik bijvoorbeeld beweer dat alle romans die de 'stream of consciousness' van mensen beschrijven mislukt zijn, behalve die van William Faulkner, dan weerlegt het tweede deel van de zin het eerste deel. Maar toch houd ik er graag gehandhaafd aan vast, want uitzonderingen bevestigen de regel.

Helaas houden literatuurwetenschappers zich met dit soort redeneringen helemaal niet bezig. En zo is het kennelijk helemaal geen probleem om een Hoogleraar aan te stellen die van wetenschap geen enkele kaas gegeten heeft. Laat hij maar eens uitleggen waarom je op de ene biografie wel kunt promoveren en op de andere niet. Of in plaats van te spreken over 'zonden' eens aan te geven wat voor criteria eigenlijk gehanteerd worden voor wetenschappelijke biografieën.
 
(*) Eginghard Meijering (2004). Geschiedenis van het Christendom. Amsterdam: Balans.
(**) Karel van het Reve (1979). Het raadsel der onleesbaarheid. In: Een Dag uit het Leven van de Reuzenkoeskoes. Amsterdam: G.A. van Oorschot.
 
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!


© 2008 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Hoe wetenschappelijk is een biografie? Katharina Kouwenhoven
0603VG Bio
Van de biografie heb ik altijd gedacht dat het een literair genre betrof, vooral vanwege de grote hoeveelheid onzin die je erin aantreft, bijvoorbeeld de gedachten van de lang geleden overleden hoofdpersoon. De gedachten van iemand zijn immers zelfs bij leven en welzijn volstrekt ontoegankelijk voor anderen dan de denker zelf.

In een biografie wordt het verhaal verteld van het leven van een bestaand persoon, c.q. een persoon die ooit bestaan heeft. Een biograaf zal dat verhaal niet helemaal uit zijn duim zuigen, maar een verhaal blijft het, al was het alleen maar omdat er over de werkelijk interessante dingen van een mens heel weinig bekend is. Nu bleek mij dat je op het schrijven van een biografie kunt promoveren! Anet Bleich, met haar biografie over Den Uyl, deed dat, net als Elsbeth Etty. Dat is interessant, want om te promoveren moet je een prestatie leveren die wetenschappelijk door de beugel kan.
Welke criteria daarbij gehanteerd worden is mij tot nu toe geheel ontgaan. Gelukkig hebben we nu een Hoogleraar in de 'geschiedenis en theorie van de biografie': Hans Renders. Zo'n Hoogleraar zal bij uitstek geschoold zijn op dat gebied en mij dat duidelijk kunnen maken.

Verwachtingsvol las ik daarom een tijdje geleden wat deze kersverse Hoogleraar hierover te melden heeft. Volgens Renders zijn er al talrijke wetenschappelijk verantwoorde biografische proefschriften verschenen. Waar dat uit moest blijken werd echter niet onthuld. In zijn inaugurale rede noemde hij allerlei 'fouten' waaraan biografen zich kunnen bezondigen. Sterker nog, hij noemde het 'zonden'. Dat klinkt niet erg wetenschappelijk. Over zonden en hun gruwelijke gevolgen worden gelovigen lastig gevallen vanaf de kansel, maar geen collega's en aanstaand collega's vanaf de seculiere rostra van de aula.
Het enige echt wetenschappelijke criterium dat hij noemde was dat alle feiten moeten zijn terug te voeren naar bronnen, dat er een zekere zorgvuldigheid aan de dag gelegd moet worden en dat sex functioneel moet zijn. Tjonge, jonge!

In elk wetenschappelijk verslag van een onderzoek -en een biografie is een onderzoek- wordt ingegaan op de gevolgde de werkwijze. Dat soort informatie tref je nooit aan in een biografie, want dan leest hij niet meer 'als een roman'. Maar de lezer zou de beweringen van de biograaf toch moeten kunnen verifiëren en dat kan alleen als hij informatie krijgt over hoe men te werk is gegaan. Wie en wat er geraadpleegd is, hoe de betrouwbaarheid van bronnen is vastgesteld, welke opgediepte 'feiten' wel en welke niet betrouwbaar werden geacht en hoe hij tot de reconstructie is gekomen.
Historici doen dat soms wel, zoals bijvoorbeeld Eginhard Meijering(*) (Geschiedenis van het vroege Christendom, 2004), die niet over heel veel bronnen beschikte, maar daarvan wel aangeeft welke hij meer of minder betrouwbaar acht en waarom en waarom hij soms toch put uit bronnen die hij twijfelachtig acht.

Renders definiëert een biografie als een nieuwe interpretatie van een oud leven, c.q. het verhaal van 'oude levens'. Zo had ik ze ook altijd opgevat en ze daarom beschouwd als een literair genre. Als je er dat onder verstaat sluit je eigenlijk al uit dat het aan wetenschappelijke criteria voldoet. Interpretaties en verhalen zijn uitermate subjectief en dat is vooral problematisch als het product geheel en al afhankelijk is van één persoon. Om daaraan een wetenschappelijk karakter te geven is het bijvoorbeeld nodig dat er meerdere -onafhankelijke en betrouwbare- bronnen genoemd worden voor alle 'feiten' die niet in het bevolkingsregister staan of in administraties van scholen, bedrijven, clubs, verenigingen, etc. Zodra het niet meer gaat over 'feiten', maar over interpretaties -de een zegt dit, de ander zegt dat, maar in het licht van zus of zo ......- moet de biograaf zijn visie voorleggen aan anderen, die op onafhankelijke wijze hun eigen oordeel vellen. Is er overeenstemming, dan is een interpretatie wat waard en is die er niet, dan heeft hij geen wetenschappelijke status.
In elk geval dient de biograaf zijn interpretatie van gegevens -de schrijver had een sterke moederbinding en had daarom later moeite met relaties met vrouwen- te verantwoorden. Wat maakt de interpretatie, afgezien van het feit dat anderen het er mee eens zijn - plausibel?

Als je een biografie leest tref je dit soort informatie nooit aan. We moeten het doen met wat de auteur beweert en of het ergens op slaat kunnen we niet controleren. De auteur en zijn Hoogleraar zijn van mening dat het pure feit dat de biograaf zoveel materiaal bestudeerd heeft een garantie is voor het 'wetenschappelijk' niveau van het product.
Feitelijk is het helemaal niet zo moeilijk om een biografie een wetenschappelijk karakter te geven. De biograaf kan namelijk zelfs hypothesetoetsend te werk gaan. Op basis van een beperkte hoeveelheid materiaal kan hij een idee formuleren over n' importe quoi van het 'slachtoffer' om in het materiaal dat daarna wordt gevonden en bestudeerd na te gaan of dat idee klopt. Dat is een alom aanbevolen werkwijze voor wetenschappers die geen nieuwe feiten kunnen verzamelen.

Nu weet ik natuurlijk heel goed dat Literatuurwetenschap geen wetenschap is. Dat is overigens niet de enige vrijetijdsbesteding aan de Universiteit die verkocht als wetenschappelijke opleiding. De Literatuurwetenschap is al jaren geleden effectief 'afgeserveerd' door Karel van het Reve(**), die in zijn Huizinga-lezing eloquent en tegen veel zere benen trappend aannemelijk wist te maken dat de Literatuurwetenschap niets met wetenschap te maken heeft, omdat ze, behalve door het tellen van bijvoeglijk naamwoorden, niet kon aangeven waarom bijvoorbeeld het ene boek beter was dan het andere. Op zichzelf is dat helemaal niet zo moeilijk, maar de literatuurwetenschappers hebben het nooit gedaan, omdat ze het er liever op hielden dat het een kwestie van smaak was, terwijl zij de smaak bepaalden. Dat is natuurlijk malversatie.

Karel van het Reve ging ook wel weer wat ver door te eisen dat in de Literatuurwetenschap het Popperiaanse principe van de falsificatie diende te worden toegepast. Maar dat kan in de Literatuurwetenschap misschien wel niet. Als ik bijvoorbeeld beweer dat alle romans die de 'stream of consciousness' van mensen beschrijven mislukt zijn, behalve die van William Faulkner, dan weerlegt het tweede deel van de zin het eerste deel. Maar toch houd ik er graag gehandhaafd aan vast, want uitzonderingen bevestigen de regel.

Helaas houden literatuurwetenschappers zich met dit soort redeneringen helemaal niet bezig. En zo is het kennelijk helemaal geen probleem om een Hoogleraar aan te stellen die van wetenschap geen enkele kaas gegeten heeft. Laat hij maar eens uitleggen waarom je op de ene biografie wel kunt promoveren en op de andere niet. Of in plaats van te spreken over 'zonden' eens aan te geven wat voor criteria eigenlijk gehanteerd worden voor wetenschappelijke biografieën.
 
(*) Eginghard Meijering (2004). Geschiedenis van het Christendom. Amsterdam: Balans.
(**) Karel van het Reve (1979). Het raadsel der onleesbaarheid. In: Een Dag uit het Leven van de Reuzenkoeskoes. Amsterdam: G.A. van Oorschot.
 
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!
© 2008 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2