archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Apollinaire in Nederland Willem Minderhout

0100 Casanova had ...
Het leven van de boekensnuffelaar kent zo zijn hoogtepunten. Tot nu toe beschikte ik in een Nederlandse vertaling alleen over een handvol gedichten van Apollinaire en zijn erotische schelmenroman Les Onze Mille Verges. Onlangs vond ik op één dag op de Haagse boekenmarkt voor € 1,- ’Ketterpaus & Cie’ en bij De Slegte de catalogus ‘Apollinaire, Woordvoerder van de avantgarde, Avantgardist van het woord,’ voor nog geen tientje. Beide boeken nopen me tot een pas op de plaats alvorens verder te gaan met deel twee van ‘Verliefd in de loopgraaf’.

De catalogus hoort bij een tentoonstelling over Apollinaire en zijn artistieke vrienden die van 1999 tot 2000 in een museum met de prachtige naam ‘Hannema-de Stuers Fundatie’ te bewonderen is geweest. Ik had nog nooit van die ‘fundatie’ gehoord, maar zij blijkt maar liefst over zowel een prachtig kasteel in Heino als een paleis in Zwolle te beschikken. Aan de afbeeldingen van schilderijen van mensen als Braque, Chagall, Duchamp, Picasso, Severini en vele anderen die in de fraaie catalogus zijn opgenomen te zien moet het een prachtige tentoonstelling zijn geweest.
De catalogus heeft echter veel meer te bieden dan plaatjes. Naast een beknopte biografie en zes vertaalde gedichten zijn ondermeer vier essays opgenomen: over Apollinaire en de Duitse literatuur; over Apollinaire en de muziek; over een ontmoeting van Duchamp, Picabia en Apollinaire in de Jura en over Apollinaire en Nederland.

In dit laatste essay, ‘Je suis revenue de Hollande’, beschrijft Bastiaan van der Velden de twee bezoeken, in 1906 en 1908, die Apollinaire aan Nederland gebracht heeft, de contacten die hij met en de invloed die hij op Nederlandse kunstenaars gehad heeft. Ik was benieuwd naar die reizen naar Nederland want Nederland, met name Amsterdam, en Nederlanders figureren af en toe in zijn werk. Zijn biograaf Michel Décaudin noemt de reizen wel in zijn ‘chronologie’, maar geeft geen bijzonderheden.
Van der Velden heeft geen half werk geleverd. Iedere achterhaalde ansichtkaart die hij vanuit Nederland aan Picasso, of aan zijn moeder stuurde wordt genoemd. Van zijn eerste reis in augustus 1906 komen we echter niet veel meer te weten dan de plaatsen - Nijmegen, Marken, Delft, Haarlem, Amsterdam, Laren en Rotterdam - die hij bezocht. In Haarlem bezocht hij samen met zijn broer het Frans Halsmuseum en tekenden zij het gastenboek, in Laren – toen al een bekende kunstenaarskolonie - bezocht hij een tentoonstelling waarvan de catalogus in zijn bibliotheek werd aangetroffen.

In 1908 verbleef hij vrijwel de hele zomer in Nederland. Over deze reis is ook niet zoveel bijzonders bekend, behalve dat hij – en dat doet mij als getogen Middelburger goed – zeer onder de indruk was van Walcheren. Op Walcheren bezocht hij de Fanse dichter Gustave Kahn. Tijdens een verblijf op een ‘charmant marktplein’ barst een onweer los en loodst Gustave hem snel zijn huisje binnen. Zou het de Middelburgse markt zijn geweest?
Van der Velden beschrijft op dezelfde minutieuze manier Apollinaires relaties met Nederlanders in Parijs. Ook die zijn niet bepaald indrukwekkend. Apollinaire publiceerde in de Revue Blanche waarvoor ook Alexander Cohen schreef en waarin Kees van Dongen tekeningen publiceerde. Cohen kende hij waarschijnlijk niet persoonlijk en over Van Dongen waren zijn kritieken niet bepaald positief. Andersom was de appreciatie ook niet erg groot. Pieter van der Meer de Wacheren, een schrijver die zich in Parijs bekeerde tot de Roomse kerk en later zelfs monnik werd, vond dat Apollinaire eruit zag als een varkensslager, die weliswaar knappe gedichten maakte, maar geen kunst.

Apollinaire toont zich enthousiast over Nederland als Albert Verweij hem, tijdens een bezoek aan Parijs, vertelt dat er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een expositie aan de kubisten wordt gewijd. Zoveel erkenning hadden deze schilders in Frankrijk nog niet gehad. Ook is Apollinaire onder de indruk van Mondriaan, maar Mondriaan niet van hem.
Tijdens zijn leven verschenen een aantal bijdragen van Apollinaire in tamelijk obscure Nederlandse tijdschriften. Ook hier is Van der Velden zeer gedetailleerd. Hij vermeldt zelfs dat een bijdrage aan het door Jan Greshoff uitgegeven tijdschrift De Witte Mier ‘jammer genoeg niet heeft plaatsgevonden’. Dit soort détails wekken op zijn minst de indruk dat hier zeer grondig speurwerk is verricht.
Hoe grondig Van der Velden ook gezocht mag hebben, veel heeft hij niet gevonden. Apollinaires invloed op Nederlandse tijdgenoten was niet erg indrukwekkend. Een mafkees als de bohémien, melkhater en latere fascist Eric Wichman, de broer van Clara Meijer –Wichman, reciteerde zijn poëzie op voorleesavondjes, maar had daar niet veel succes mee. Theo van Doesburg, de ideoloog van De Stijl, was ook goed op de hoogte van zijn werk. Van der Velden meent dat dat geen invloed had op de dadaïstische gedichten die hij schreef onder het pseudoniem I.K. Bonset. Die uitspraak lijkt me voor discussie vatbaar.

Pas na zijn dood begint Apollinaires invloed van enig gewicht te worden. Van der Velden toont zijn invloed op Paul van Ostaijen door diens gedicht Herfstlandschap naast Apollinaires gedicht Automne af te drukken. In Nederland behoren de giganten van het interbellum - Slauerhoff, Marsman, Nijhoff en Du Perron – tot de liefhebbers. Het gedicht Zône - in de catalogus is dit gedicht met een prachtige nieuwe vertaling van Rein Bloem opgenomen – zou volgens Van der Velden zelfs als voorbeeld voor Nijhoffs Awater gediend hebben. Dat lijkt me sterk want Nijhoff rept met geen woord over Apolinnaire in zijn opstel ‘Over eigen werk’. Du Perron, die onder invloed van Apollinaire het gebruik van interpunctie liet vallen, had het voornemen om Apollinaires erotische romans te vertalen. Dat is er niet van gekomen, maar uit de scabreuze gedichten die Du Perron onder het pseudoniem ‘J.W. Kloot van Neukema’ publiceerde – en die Van der Velden vreemd genoeg niet noemt – zou je een zekere invloed, of althans gedeelde belangstelling, kunnen afleiden.

Na de Tweede Wereldoorlog verklaren schrijvers als W.F. Hermans, Cees Buddingh’, K. Schippers en Hans Faverey zich schatplichtig en zijn gezicht, al dan niet van de varkensslager, blijkt menig eigentijds kunstenaar tot het maken van een portret te inspireren.
In 1968 vertalen een aantal Nijmeegse studenten Les Onze Mille Verges. Twee KVP-ers hebben hier nog boze Kamervragen over gesteld en aangedrongen op een verbod. Van der Velden vermeld dat de vertalers in een rechtzaak een boete van fl. 150, - hoorden eisen, maar hij vermeldt de uitspraak niet. Mij was dit schandaal, dat vergelijkbaar is met Reve’s ‘Ezelproces’ dat zich een paar jaar eerder afspeelde, onbekend.

Gaan we weer even terug naar Apollinaires verblijf in Nederland van 1908. Van der Velden vermeldt het op de terugweg geschreven gedicht ‘De Voorbijganger’ over een heer die in de trein ‘een bevallig persoontje’ tegenkomt. In paats van door te reizen naar Brussel, stapt hij uit in Rozendaal.

Zij brachten acht dagen door in Rozendaal
Hij had het ideaal maar zij was reëel,
Daar zij in alles van elkaar verschilden
Was het wel de liefde die zij samen kenden.

Onbekend is of Apollinaire hier een waargebeurd avontuur beschrijft, maar het vertoont een opmerkelijke overeenkomst met zijn ontmoeting in de trein met Madeleine Pagès en is dus een mooie overgang naar ‘Verliefd in de loopgraaf’deel 2.

Maar eerst vraagt iets anders om nadere uitwerking. Zowel in de in de catalogus, als in Ketterpaus & Cie opgenomen biografie duikt het verhaal weer op dat Apollinaire de buitenechtelijke zoon van Baron Flugi d’Aspermont is. Dit wordt door zijn biograaf Décaudin naar het land der fabelen verwezen. Maar is dat echt zo?

Bronnen en noten:

Apollinaire. Woordvoerder van de avantgarde. Avantgardist van het woord. Hannema – de Stuers Fundatie, Heino, Weihe, 1999-2000.
Guillaume Apollinaire, Ketterpaus & Cie, Meulenhoff 1969.
Willem Minderhout ,‘Apollinaire: Verliefd in de loopgraaf’, De Leunstoel, jrg 4, nr 11 en ‘De Obus bij Apollinaire en Van Ostaijen’, De Leunstoel, jrg 3, nr 8
Hannema-de Stuers Fundatie: http://www.museumhsf.nl/
Michel Décaudin, Apollinaire, Livre de Poche, 2002. Zie ook: ‘De Geboorte van Apollinaire’, De Leunstoel jrg 2, nr 18
De symbolistische dichter Kahn schreef in 1903 een boek getiteld Contes hollandais. Ik kan echter niets vinden over zijn verblijf in Nederland. http://nl.wikipedia.org/wiki/Gustave_Kahn
In het proefschrift van Hendrik Aalders (geboren te Middelburg), Van Ellende Edel, De criticus Slauerhoff over het dichterschap, Amsterdam 2005, komt Kahn, als inspirator van Slauerhoff, uitvoerig voor, maar staat niets over diens verblijf in Nederland.
In een bewerkte lezing uit 1935, opgenomen in: Martinus Nijhoff, Lees maar er staat niet wat er staat, Ooievaar Amsterdam, 2000, rept Nijhoff met geen woord over Apollinaire in relatie tot Awater.
 
'Springveren, het beste uit de leunstoel’ is nu te koop. Luister ook naar 'De mannenpil' , een van de bijdragen, voorgelezen door Maeve van der Steen. Zie www.eburon.nl/product_details.php?item_id=472


© 2007 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Apollinaire in Nederland Willem Minderhout
0100 Casanova had ...
Het leven van de boekensnuffelaar kent zo zijn hoogtepunten. Tot nu toe beschikte ik in een Nederlandse vertaling alleen over een handvol gedichten van Apollinaire en zijn erotische schelmenroman Les Onze Mille Verges. Onlangs vond ik op één dag op de Haagse boekenmarkt voor € 1,- ’Ketterpaus & Cie’ en bij De Slegte de catalogus ‘Apollinaire, Woordvoerder van de avantgarde, Avantgardist van het woord,’ voor nog geen tientje. Beide boeken nopen me tot een pas op de plaats alvorens verder te gaan met deel twee van ‘Verliefd in de loopgraaf’.

De catalogus hoort bij een tentoonstelling over Apollinaire en zijn artistieke vrienden die van 1999 tot 2000 in een museum met de prachtige naam ‘Hannema-de Stuers Fundatie’ te bewonderen is geweest. Ik had nog nooit van die ‘fundatie’ gehoord, maar zij blijkt maar liefst over zowel een prachtig kasteel in Heino als een paleis in Zwolle te beschikken. Aan de afbeeldingen van schilderijen van mensen als Braque, Chagall, Duchamp, Picasso, Severini en vele anderen die in de fraaie catalogus zijn opgenomen te zien moet het een prachtige tentoonstelling zijn geweest.
De catalogus heeft echter veel meer te bieden dan plaatjes. Naast een beknopte biografie en zes vertaalde gedichten zijn ondermeer vier essays opgenomen: over Apollinaire en de Duitse literatuur; over Apollinaire en de muziek; over een ontmoeting van Duchamp, Picabia en Apollinaire in de Jura en over Apollinaire en Nederland.

In dit laatste essay, ‘Je suis revenue de Hollande’, beschrijft Bastiaan van der Velden de twee bezoeken, in 1906 en 1908, die Apollinaire aan Nederland gebracht heeft, de contacten die hij met en de invloed die hij op Nederlandse kunstenaars gehad heeft. Ik was benieuwd naar die reizen naar Nederland want Nederland, met name Amsterdam, en Nederlanders figureren af en toe in zijn werk. Zijn biograaf Michel Décaudin noemt de reizen wel in zijn ‘chronologie’, maar geeft geen bijzonderheden.
Van der Velden heeft geen half werk geleverd. Iedere achterhaalde ansichtkaart die hij vanuit Nederland aan Picasso, of aan zijn moeder stuurde wordt genoemd. Van zijn eerste reis in augustus 1906 komen we echter niet veel meer te weten dan de plaatsen - Nijmegen, Marken, Delft, Haarlem, Amsterdam, Laren en Rotterdam - die hij bezocht. In Haarlem bezocht hij samen met zijn broer het Frans Halsmuseum en tekenden zij het gastenboek, in Laren – toen al een bekende kunstenaarskolonie - bezocht hij een tentoonstelling waarvan de catalogus in zijn bibliotheek werd aangetroffen.

In 1908 verbleef hij vrijwel de hele zomer in Nederland. Over deze reis is ook niet zoveel bijzonders bekend, behalve dat hij – en dat doet mij als getogen Middelburger goed – zeer onder de indruk was van Walcheren. Op Walcheren bezocht hij de Fanse dichter Gustave Kahn. Tijdens een verblijf op een ‘charmant marktplein’ barst een onweer los en loodst Gustave hem snel zijn huisje binnen. Zou het de Middelburgse markt zijn geweest?
Van der Velden beschrijft op dezelfde minutieuze manier Apollinaires relaties met Nederlanders in Parijs. Ook die zijn niet bepaald indrukwekkend. Apollinaire publiceerde in de Revue Blanche waarvoor ook Alexander Cohen schreef en waarin Kees van Dongen tekeningen publiceerde. Cohen kende hij waarschijnlijk niet persoonlijk en over Van Dongen waren zijn kritieken niet bepaald positief. Andersom was de appreciatie ook niet erg groot. Pieter van der Meer de Wacheren, een schrijver die zich in Parijs bekeerde tot de Roomse kerk en later zelfs monnik werd, vond dat Apollinaire eruit zag als een varkensslager, die weliswaar knappe gedichten maakte, maar geen kunst.

Apollinaire toont zich enthousiast over Nederland als Albert Verweij hem, tijdens een bezoek aan Parijs, vertelt dat er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een expositie aan de kubisten wordt gewijd. Zoveel erkenning hadden deze schilders in Frankrijk nog niet gehad. Ook is Apollinaire onder de indruk van Mondriaan, maar Mondriaan niet van hem.
Tijdens zijn leven verschenen een aantal bijdragen van Apollinaire in tamelijk obscure Nederlandse tijdschriften. Ook hier is Van der Velden zeer gedetailleerd. Hij vermeldt zelfs dat een bijdrage aan het door Jan Greshoff uitgegeven tijdschrift De Witte Mier ‘jammer genoeg niet heeft plaatsgevonden’. Dit soort détails wekken op zijn minst de indruk dat hier zeer grondig speurwerk is verricht.
Hoe grondig Van der Velden ook gezocht mag hebben, veel heeft hij niet gevonden. Apollinaires invloed op Nederlandse tijdgenoten was niet erg indrukwekkend. Een mafkees als de bohémien, melkhater en latere fascist Eric Wichman, de broer van Clara Meijer –Wichman, reciteerde zijn poëzie op voorleesavondjes, maar had daar niet veel succes mee. Theo van Doesburg, de ideoloog van De Stijl, was ook goed op de hoogte van zijn werk. Van der Velden meent dat dat geen invloed had op de dadaïstische gedichten die hij schreef onder het pseudoniem I.K. Bonset. Die uitspraak lijkt me voor discussie vatbaar.

Pas na zijn dood begint Apollinaires invloed van enig gewicht te worden. Van der Velden toont zijn invloed op Paul van Ostaijen door diens gedicht Herfstlandschap naast Apollinaires gedicht Automne af te drukken. In Nederland behoren de giganten van het interbellum - Slauerhoff, Marsman, Nijhoff en Du Perron – tot de liefhebbers. Het gedicht Zône - in de catalogus is dit gedicht met een prachtige nieuwe vertaling van Rein Bloem opgenomen – zou volgens Van der Velden zelfs als voorbeeld voor Nijhoffs Awater gediend hebben. Dat lijkt me sterk want Nijhoff rept met geen woord over Apolinnaire in zijn opstel ‘Over eigen werk’. Du Perron, die onder invloed van Apollinaire het gebruik van interpunctie liet vallen, had het voornemen om Apollinaires erotische romans te vertalen. Dat is er niet van gekomen, maar uit de scabreuze gedichten die Du Perron onder het pseudoniem ‘J.W. Kloot van Neukema’ publiceerde – en die Van der Velden vreemd genoeg niet noemt – zou je een zekere invloed, of althans gedeelde belangstelling, kunnen afleiden.

Na de Tweede Wereldoorlog verklaren schrijvers als W.F. Hermans, Cees Buddingh’, K. Schippers en Hans Faverey zich schatplichtig en zijn gezicht, al dan niet van de varkensslager, blijkt menig eigentijds kunstenaar tot het maken van een portret te inspireren.
In 1968 vertalen een aantal Nijmeegse studenten Les Onze Mille Verges. Twee KVP-ers hebben hier nog boze Kamervragen over gesteld en aangedrongen op een verbod. Van der Velden vermeld dat de vertalers in een rechtzaak een boete van fl. 150, - hoorden eisen, maar hij vermeldt de uitspraak niet. Mij was dit schandaal, dat vergelijkbaar is met Reve’s ‘Ezelproces’ dat zich een paar jaar eerder afspeelde, onbekend.

Gaan we weer even terug naar Apollinaires verblijf in Nederland van 1908. Van der Velden vermeldt het op de terugweg geschreven gedicht ‘De Voorbijganger’ over een heer die in de trein ‘een bevallig persoontje’ tegenkomt. In paats van door te reizen naar Brussel, stapt hij uit in Rozendaal.

Zij brachten acht dagen door in Rozendaal
Hij had het ideaal maar zij was reëel,
Daar zij in alles van elkaar verschilden
Was het wel de liefde die zij samen kenden.

Onbekend is of Apollinaire hier een waargebeurd avontuur beschrijft, maar het vertoont een opmerkelijke overeenkomst met zijn ontmoeting in de trein met Madeleine Pagès en is dus een mooie overgang naar ‘Verliefd in de loopgraaf’deel 2.

Maar eerst vraagt iets anders om nadere uitwerking. Zowel in de in de catalogus, als in Ketterpaus & Cie opgenomen biografie duikt het verhaal weer op dat Apollinaire de buitenechtelijke zoon van Baron Flugi d’Aspermont is. Dit wordt door zijn biograaf Décaudin naar het land der fabelen verwezen. Maar is dat echt zo?

Bronnen en noten:

Apollinaire. Woordvoerder van de avantgarde. Avantgardist van het woord. Hannema – de Stuers Fundatie, Heino, Weihe, 1999-2000.
Guillaume Apollinaire, Ketterpaus & Cie, Meulenhoff 1969.
Willem Minderhout ,‘Apollinaire: Verliefd in de loopgraaf’, De Leunstoel, jrg 4, nr 11 en ‘De Obus bij Apollinaire en Van Ostaijen’, De Leunstoel, jrg 3, nr 8
Hannema-de Stuers Fundatie: http://www.museumhsf.nl/
Michel Décaudin, Apollinaire, Livre de Poche, 2002. Zie ook: ‘De Geboorte van Apollinaire’, De Leunstoel jrg 2, nr 18
De symbolistische dichter Kahn schreef in 1903 een boek getiteld Contes hollandais. Ik kan echter niets vinden over zijn verblijf in Nederland. http://nl.wikipedia.org/wiki/Gustave_Kahn
In het proefschrift van Hendrik Aalders (geboren te Middelburg), Van Ellende Edel, De criticus Slauerhoff over het dichterschap, Amsterdam 2005, komt Kahn, als inspirator van Slauerhoff, uitvoerig voor, maar staat niets over diens verblijf in Nederland.
In een bewerkte lezing uit 1935, opgenomen in: Martinus Nijhoff, Lees maar er staat niet wat er staat, Ooievaar Amsterdam, 2000, rept Nijhoff met geen woord over Apollinaire in relatie tot Awater.
 
'Springveren, het beste uit de leunstoel’ is nu te koop. Luister ook naar 'De mannenpil' , een van de bijdragen, voorgelezen door Maeve van der Steen. Zie www.eburon.nl/product_details.php?item_id=472
© 2007 Willem Minderhout
powered by CJ2