archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De fabuleuze veertiende eeuw Willem Minderhout

0405VG 14Eeuw
Onlangs is de film ‘Kruistocht in Spijkerbroek’ in première gegaan. Ik heb hem nog niet gezien, maar ik ga er zeker met het hele gezin heen. We zijn namelijk allemaal ‘Beckman-fan’. Bij mij is die liefde pas laat ontstaan. Als kind heb ik nooit iets van haar gelezen. Ik ontdekte haar pas toen ik voor ging lezen aan mijn eigen kinderen.

Thea Beckman schreef, onder meer, historische romans voor de jeugd. Nu is ‘historische roman’ een vreemd begrip, want welke roman is er niet historisch? Een boek beschrijft altijd een handeling in de tijd, meestal in een vrij goed gedefinieerde tijd. Bovendien zegt een boek niet alleen iets over de tijd die beschreven wordt, maar misschien nog wel meer over de tijd waarin het geschreven is. Zelfs als een boek zich in ‘het heden’, of in ‘de toekomst’ afspeelt is het na enige tijd vanzelf historisch. Dat geldt overigens niet alleen voor romans, ook voor boeken van echte historici.

Voorbeeld? Ik las laatst in Het Dagelijks Leven in het Oude Rome van Jérôme Carcopino uit 1939: “Want dankzij deze grootscheepse slachtpartijen (de Romeinse circusspelen, wm) hebben de keizers hun gebieden gezuiverd van wilde dieren: het nijlpaard was in de vierde eeuw uit Nubië, de leeuw uit Mesopotamië, de tijger uit Hyrcania verdreven en de olifant werd in Noord Afrika niet meer gezien. Door de venationes (wilde dierenjachten, wm) van het amfitheater heeft het Romeinse imperium de weldaden van de werken van Hercules aan de civilisatie doorgegeven.” Een dergelijk loflied op de wilde beestenslachting is in dit tijdperk van Marianne Thieme ondenkbaar. Of deze: “Zo zien wij hoe zelfs in de beste families van de stad een ware mengelmoes van rassen ontstaat, waardoor noodzakelijkerwijs de verschijnselen van nationale en sociale ontbinding op ieder gebied verergerd werden.” Een dergelijke bewering zal je in een hedendaags boek niet snel aantreffen. (Hoewel Geert die tijd misschien weer terugbrengt.)

Veel historici doen hun best om in navolging van Leopold von Ranke eigentijdse (voor)oordelen zoveel mogelijk buiten beschouwing te laten en te laten zien ‘wie es eigentlich gewesen’ is. Schrijvers van historische romans proberen ook hun lezers het gevoel te geven dat ze een kijkje in een vroegere periode nemen. In Kruistocht in Spijkerbroek lost Beckman dat probleem op door de hoofdpersoon door een soort professor Barrabas naar de twaalfde eeuw te laten flitsen. Op zich is dat natuurlijk een zeer onwaarschijnlijke kunstgreep, maar de ‘eigentijdse blik’ kan ze daardoor een zinvolle rol in het verhaal laten spelen. De verwondering van de 20e eeuwse hoofdpersoon over de twaalfde eeuwse toestanden speelt daardoor een zinvolle rol in het verhaal.

Het leuke is natuurlijk ook dat er door zo’n tijdreis allerlei rare time warps kunnen ontstaan. Gore Vidal’s boek Live from Golgotha is wat dat betreft onovertroffen, maar ook de populaire films Back to the Future en Terminator zijn daar goede voorbeelden van. Ook Beckman heeft haar grapje: haar uit het twintigste eeuwse Amstelveen naar de twaalfde eeuw geflitste hoofdpersoon Dolf sluit vriendschap met ene Leonardo Fibonacci. Dolf leert de hevig in wiskunde geïnteresseerde Leonardo het gebruik van de Arabische getallen en het getal ‘nul’. Fibonacci is in werkelijkheid één van de beroemdste wiskundigen uit die tijd, die zelfs nog is doorgedrongen tot Hofstadters Gödel, Escher, Bach. Dankzij Thea en Dolf, uiteraard, want zonder die lessen uit de toekomst was dat vast nooit gelukt.

In Beckmans trilogie ‘Geef Me de Ruimte’ moeten we het zonder zo’n tijdreiziger stellen. ‘Geef me de Ruimte’ is geschreven op basis van de geschiedenis van Bertrand du Guesclin (1320-1380) zoals die is opgetekend door de trouvere (minstreel) Matthis Cuvelier. Du Guesclin is een Franse held uit de Honderdjarige Oorlog, een Bretonse landjonker – een soort veredelde herenboer – die brak met de suïcidale adellijke ideeën van ridderschap en de guerrillaoorlog uitvond. Hij werd uiteindelijk tot0405VG 14e Eeuw connétable geslagen door Charles V – opperste legeraanvoerder van Frankrijk (zie illustratie). Een opmerkelijk staaltje sociale mobiliteit in het feodale Frankrijk.
Tijdens het voorlezen van deze boeken van Beckman, moest ik denken aan het beroemde boek A Distant Mirror van Barbara Tuchman. Dit boek had ik echter nooit helemaal gelezen en wat ik gelezen had was bovendien al weer helemaal uit mijn herinnering weggezakt. Toen ik het uit de kast haalde, bleek de overeenkomst nog veel groter te zijn dan ik had gedacht. Niet alleen handelt A Distant Mirror over dezelfde periode, Tuchman hanteert bovendien min of meer dezelfde benadering als Beckman. Tuchmans rode draad wordt gevormd door het leven van Enguerrand de Coucy VII. Van deze hoge Picardische edelman, die leefde van 1340 tot 1397, is onder andere veel bekend omdat hij de patroon was van één van de beroemdste veertiende-eeuwse kroniekschrijvers, Jean de Froissart. Niet alleen wie schrijft, maar ook wie beschreven wordt blijft.

Bijzonder vind ik bovendien dat Beckman zich niet door Tuchman kan hebben laten inspireren. A Distant Mirror kwam uit in het zelfde jaar dat het laatste deel van Beckmans trilogie verscheen. Beide schrijfsters zijn dus jarenlang tegelijkertijd met ongeveer hetzelfde onderwerp bezig geweest.

Er zijn natuurlijk ook grote verschillen tussen Beck- en Tuchman. Tuchman schreef een boeiende historische studie in de Ranckeaanse traditie. Beckman schreef een historische trilogie voor de jeugd. Hoewel de laatste daarbij consciëntieus te werk gaat, geeft haar dat de ruimte om fictieve personages op te voeren, stukken over te slaan en leemten zelf in te vullen, de historische personen naar believen in te kleuren en de rauwe historische werkelijkheid wat – maar niet teveel - te verzachten voor het jeugdige publiek. Bij het eindresultaat kun je vraagtekens zetten. Haar ‘Du Guesclin’ is een wel erg positieve held en haar echte ‘held’, het gewone Franse volk, laat zij er een soort negentiende-eeuws romantisch nationaal gevoel op na houden. Ook Tuchman laat overigens doorschemeren dat er wel degelijk iets als een ‘nationaal gevoel’ bestaan moet hebben.

Nu ik ook Tuchman in één ruk – en deze keer helemaal – gelezen heb, is mijn bewondering voor Beckman gestegen. Dankzij Tuchman kon ik feit en fictie bij Beckman onderscheiden en haar historisch knip en plakwerk reconstrueren. Uiteraard heeft ze haar verhaal aan haar doelgroep aangepast, maar dat heeft ze heel knap gedaan. Ze geeft een vrij accuraat beeld van de verhoudingen tussen de adel, de steden en de boeren en ze schuwt de woelingen en de gruwelen van die eeuw niet, – de pest, de jacquerie, de opstand van Parijs onder Etienne Marcel en uiteraard de oorlogen met de Engelsen en hun bondgenoten – al worden ze, zoals gezegd, niet in al te grafische details beschreven.

Tuchmans niet geromantiseerde reconstructie van de veertiende eeuw is eigenlijk nog fantastischer dan die van Beckman. In vertaling heet ‘A Distant Mirror’ ‘De Waanzinnige Veertiende Eeuw’ en dat is wellicht een vrije, maar zeker ook een accurate vertaling.
 
Bronnen
Jérôme Carcopino (1939, 1987). Het dagelijks leven im het oude Rome. Utrecht: Aula.
Thea Beckman (1976, 1977, 1978). Geef me de Ruimte, De Triomf van de Verschroeide Aarde en Het Rad van Fortuin. Rotterdam: Lemniscaat
Barbara W. Tuchman (1978). A Distant Mirror. The calamitous 14th century. Harmondsworth: Penguin.
 
*******************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.



© 2006 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De fabuleuze veertiende eeuw Willem Minderhout
0405VG 14Eeuw
Onlangs is de film ‘Kruistocht in Spijkerbroek’ in première gegaan. Ik heb hem nog niet gezien, maar ik ga er zeker met het hele gezin heen. We zijn namelijk allemaal ‘Beckman-fan’. Bij mij is die liefde pas laat ontstaan. Als kind heb ik nooit iets van haar gelezen. Ik ontdekte haar pas toen ik voor ging lezen aan mijn eigen kinderen.

Thea Beckman schreef, onder meer, historische romans voor de jeugd. Nu is ‘historische roman’ een vreemd begrip, want welke roman is er niet historisch? Een boek beschrijft altijd een handeling in de tijd, meestal in een vrij goed gedefinieerde tijd. Bovendien zegt een boek niet alleen iets over de tijd die beschreven wordt, maar misschien nog wel meer over de tijd waarin het geschreven is. Zelfs als een boek zich in ‘het heden’, of in ‘de toekomst’ afspeelt is het na enige tijd vanzelf historisch. Dat geldt overigens niet alleen voor romans, ook voor boeken van echte historici.

Voorbeeld? Ik las laatst in Het Dagelijks Leven in het Oude Rome van Jérôme Carcopino uit 1939: “Want dankzij deze grootscheepse slachtpartijen (de Romeinse circusspelen, wm) hebben de keizers hun gebieden gezuiverd van wilde dieren: het nijlpaard was in de vierde eeuw uit Nubië, de leeuw uit Mesopotamië, de tijger uit Hyrcania verdreven en de olifant werd in Noord Afrika niet meer gezien. Door de venationes (wilde dierenjachten, wm) van het amfitheater heeft het Romeinse imperium de weldaden van de werken van Hercules aan de civilisatie doorgegeven.” Een dergelijk loflied op de wilde beestenslachting is in dit tijdperk van Marianne Thieme ondenkbaar. Of deze: “Zo zien wij hoe zelfs in de beste families van de stad een ware mengelmoes van rassen ontstaat, waardoor noodzakelijkerwijs de verschijnselen van nationale en sociale ontbinding op ieder gebied verergerd werden.” Een dergelijke bewering zal je in een hedendaags boek niet snel aantreffen. (Hoewel Geert die tijd misschien weer terugbrengt.)

Veel historici doen hun best om in navolging van Leopold von Ranke eigentijdse (voor)oordelen zoveel mogelijk buiten beschouwing te laten en te laten zien ‘wie es eigentlich gewesen’ is. Schrijvers van historische romans proberen ook hun lezers het gevoel te geven dat ze een kijkje in een vroegere periode nemen. In Kruistocht in Spijkerbroek lost Beckman dat probleem op door de hoofdpersoon door een soort professor Barrabas naar de twaalfde eeuw te laten flitsen. Op zich is dat natuurlijk een zeer onwaarschijnlijke kunstgreep, maar de ‘eigentijdse blik’ kan ze daardoor een zinvolle rol in het verhaal laten spelen. De verwondering van de 20e eeuwse hoofdpersoon over de twaalfde eeuwse toestanden speelt daardoor een zinvolle rol in het verhaal.

Het leuke is natuurlijk ook dat er door zo’n tijdreis allerlei rare time warps kunnen ontstaan. Gore Vidal’s boek Live from Golgotha is wat dat betreft onovertroffen, maar ook de populaire films Back to the Future en Terminator zijn daar goede voorbeelden van. Ook Beckman heeft haar grapje: haar uit het twintigste eeuwse Amstelveen naar de twaalfde eeuw geflitste hoofdpersoon Dolf sluit vriendschap met ene Leonardo Fibonacci. Dolf leert de hevig in wiskunde geïnteresseerde Leonardo het gebruik van de Arabische getallen en het getal ‘nul’. Fibonacci is in werkelijkheid één van de beroemdste wiskundigen uit die tijd, die zelfs nog is doorgedrongen tot Hofstadters Gödel, Escher, Bach. Dankzij Thea en Dolf, uiteraard, want zonder die lessen uit de toekomst was dat vast nooit gelukt.

In Beckmans trilogie ‘Geef Me de Ruimte’ moeten we het zonder zo’n tijdreiziger stellen. ‘Geef me de Ruimte’ is geschreven op basis van de geschiedenis van Bertrand du Guesclin (1320-1380) zoals die is opgetekend door de trouvere (minstreel) Matthis Cuvelier. Du Guesclin is een Franse held uit de Honderdjarige Oorlog, een Bretonse landjonker – een soort veredelde herenboer – die brak met de suïcidale adellijke ideeën van ridderschap en de guerrillaoorlog uitvond. Hij werd uiteindelijk tot0405VG 14e Eeuw connétable geslagen door Charles V – opperste legeraanvoerder van Frankrijk (zie illustratie). Een opmerkelijk staaltje sociale mobiliteit in het feodale Frankrijk.
Tijdens het voorlezen van deze boeken van Beckman, moest ik denken aan het beroemde boek A Distant Mirror van Barbara Tuchman. Dit boek had ik echter nooit helemaal gelezen en wat ik gelezen had was bovendien al weer helemaal uit mijn herinnering weggezakt. Toen ik het uit de kast haalde, bleek de overeenkomst nog veel groter te zijn dan ik had gedacht. Niet alleen handelt A Distant Mirror over dezelfde periode, Tuchman hanteert bovendien min of meer dezelfde benadering als Beckman. Tuchmans rode draad wordt gevormd door het leven van Enguerrand de Coucy VII. Van deze hoge Picardische edelman, die leefde van 1340 tot 1397, is onder andere veel bekend omdat hij de patroon was van één van de beroemdste veertiende-eeuwse kroniekschrijvers, Jean de Froissart. Niet alleen wie schrijft, maar ook wie beschreven wordt blijft.

Bijzonder vind ik bovendien dat Beckman zich niet door Tuchman kan hebben laten inspireren. A Distant Mirror kwam uit in het zelfde jaar dat het laatste deel van Beckmans trilogie verscheen. Beide schrijfsters zijn dus jarenlang tegelijkertijd met ongeveer hetzelfde onderwerp bezig geweest.

Er zijn natuurlijk ook grote verschillen tussen Beck- en Tuchman. Tuchman schreef een boeiende historische studie in de Ranckeaanse traditie. Beckman schreef een historische trilogie voor de jeugd. Hoewel de laatste daarbij consciëntieus te werk gaat, geeft haar dat de ruimte om fictieve personages op te voeren, stukken over te slaan en leemten zelf in te vullen, de historische personen naar believen in te kleuren en de rauwe historische werkelijkheid wat – maar niet teveel - te verzachten voor het jeugdige publiek. Bij het eindresultaat kun je vraagtekens zetten. Haar ‘Du Guesclin’ is een wel erg positieve held en haar echte ‘held’, het gewone Franse volk, laat zij er een soort negentiende-eeuws romantisch nationaal gevoel op na houden. Ook Tuchman laat overigens doorschemeren dat er wel degelijk iets als een ‘nationaal gevoel’ bestaan moet hebben.

Nu ik ook Tuchman in één ruk – en deze keer helemaal – gelezen heb, is mijn bewondering voor Beckman gestegen. Dankzij Tuchman kon ik feit en fictie bij Beckman onderscheiden en haar historisch knip en plakwerk reconstrueren. Uiteraard heeft ze haar verhaal aan haar doelgroep aangepast, maar dat heeft ze heel knap gedaan. Ze geeft een vrij accuraat beeld van de verhoudingen tussen de adel, de steden en de boeren en ze schuwt de woelingen en de gruwelen van die eeuw niet, – de pest, de jacquerie, de opstand van Parijs onder Etienne Marcel en uiteraard de oorlogen met de Engelsen en hun bondgenoten – al worden ze, zoals gezegd, niet in al te grafische details beschreven.

Tuchmans niet geromantiseerde reconstructie van de veertiende eeuw is eigenlijk nog fantastischer dan die van Beckman. In vertaling heet ‘A Distant Mirror’ ‘De Waanzinnige Veertiende Eeuw’ en dat is wellicht een vrije, maar zeker ook een accurate vertaling.
 
Bronnen
Jérôme Carcopino (1939, 1987). Het dagelijks leven im het oude Rome. Utrecht: Aula.
Thea Beckman (1976, 1977, 1978). Geef me de Ruimte, De Triomf van de Verschroeide Aarde en Het Rad van Fortuin. Rotterdam: Lemniscaat
Barbara W. Tuchman (1978). A Distant Mirror. The calamitous 14th century. Harmondsworth: Penguin.
 
*******************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.

© 2006 Willem Minderhout
powered by CJ2