archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Echt Hollandse kost Hans Knegtmans

Ieder jaar zie ik diverse buitenlandse films die me er pijnlijk aan herinneren hoe armetierig het met de Nederlandse speelfilm is gesteld. Met nog drie maanden te gaan staat de teller voor 2009 al op negen: Tokyo Sonata (Japan), Eldorado (Wallonië), The Chaser en I’m a Cyborg, but That’s OK (Zuid-Korea), Four Nights with Anna (Polen), The Most Distant Course (Taiwan), Three Monkeys (Turkije), A Country Teacher (Tsjechië) en Night Train (China).

Wat deze films gemeen hebben is een eigen, persoonlijke invalshoek van de scenarist en/of regisseur, het zijn ‘auteursfilms’. Niet omdat de maker zo nodig wil laten zien dat hij wars is van conventies en een experiment waarachtig niet uit de weg gaat. Nee, ik heb het over filmers die ‘toevallig’ bezocht worden door geniale ingevingen die anderen moeten missen. Hadden we die hier dan niet, in 2009? Jawel. Eén, om precies te zijn. Alex van Warmerdam, bedenker en regisseur van De laatste dagen van Emma Blank. Misschien had ook Wim T. Schippers een bijdrage kunnen leveren, als hij wat meer verknocht aan het medium film was geweest.
Maar al zijn we dan niet allemaal geniaal, een beetje beter dan wat Nederlandse regisseurs de kijker voorzetten moet toch wel kunnen, lijkt me. Daarom laat ik het Nederlands Filmfestival in Utrecht altijd aan me voorbij gaan. Wel bezoek ik, om in ieder geval nog een beetje mijn journalistieke verplichtingen na te komen, tijdens de festivaldagen in de gewone bioscoop een paar films die in Utrecht meedingen naar de hoofdprijzen, de Gouden Kalveren.
Een beetje vervreemdend is het wel om in kleine zaaltjes van Filmhuis Den Haag, of het Amsterdamse Studio K, klapstukken van het NFF te zien. Samen met respectievelijk acht (Tramontana) en drie (Carmen van het noorden) medebezoekers. Maar ik heb hier al eerder geschreven dat een film buiten de feestelijke context van een festival voor het publiek geen meerwaarde heeft boven andere bioscoopfilms. Die krijgt hij hooguit als hij bekroond wordt met een karrenvracht aan prijzen. En vooral als hij veel mond-tot-mondreclame genereert.
 
Tramontana was op NFF de openingsfilm, die gelijktijdig in wel vijf zalen werd vertoond. De film had op voorhand al veel stof doen opwaaien. Dat hij zich volledig in het Spaanse dorp Cadaqués afspeelt was tot daar aan toe. Maar dat de voertaal Spaans is en alle acteurs ook, dat associeer je toch niet meteen met een paradepaardje van een festival dat de Nederlandse film in het zonnetje zet. Gelukkig hanteren de reglementen een puntensysteem, waarmee haarfijn berekend kan worden of een film ‘echt’ Nederlands is. Vooral door de Nederlandse nationaliteit van de producer en van regisseur Ramón Gieling (bekend van de mooie Cruijf-documentaire En un momento dado) sprokkelde Carmen ruim voldoende punten bijeen om straffeloos de Nederlandse nationaliteit te kunnen voorwenden. (Wie had het daar over etnische zuiverheid?)
 
In de openingsscène van Tramontana legt de hoofdpersoon uit dat hij op een kerstavond is overleden. Dat hij dood is zien we zelf ook wel. Hij bungelt aan een touw, zich niet bewust van de kerstsneeuw die hem geheel bedekt. Dan gaat de film een jaar of dertig terug in de tijd. Het begon allemaal toen de zestigjarige weduwnaar Pepet Tremolls de mooie Rosa Campos de Amor als huishoudster in dienst nam. Daar bleef het niet bij. Al gauw begonnen ze een verhouding, ondanks een leeftijdsverschil van 42 jaar.
Dit thema is flink uitgekauwd, dus hangt het af van de uitwerking hoe geslaagd de film is. Gieling bedacht een gewaagde manier om zijn verhaal te vertellen. Tijdens een bingosessie in een café komen vier oudere mannen te spreken over het tweetal. Gezamenlijk proberen ze het verleden te reconstrueren. Ze merken echter dat hun herinneringen nogal verschillen. Daardoor geeft elke bingospeler, wanneer hij aan de beurt is om zijn zegje te doen, een geheel nieuwe draai aan het verhaal.

Omdat de regisseur uiteraard niet steeds weer het karakter van zijn hoofdpersonen kan afbreken en vanaf de grond herbouwen, voert hij hen reeds in het begin op als vaten van tegenstrijdigheden. Carmen is nu eens een mannenverslinder, dan weer een hoer en soms een onzeker meisje dat een vaderfiguur zoekt en vindt. Net zo wordt Pepet beurtelings afgeschilderd als cynische intellectueel, als hartstochtelijk gevoelsmens dat de ware liefde ontdekt, en als ziekelijk jaloerse burgerman.
Daardoor dwingt de kijker tot meer hersengymnastiek dan hem lief is. Zo koopt Pepet in een liefdevolle bui een piano voor Rosa. Die is als een kind zo gelukkig en maakt snel vorderingen op het instrument. Ineens is de piano verdwenen. Pepet heeft hem vergokt, en begrijpt niet waarom Rosa daar zo moeilijk over doet. Ze kan immers niet eens pianospelen! Ai, hij heeft kennelijk even niet opgelet.
Voor mij was de maat vol toen de zoveelste versie van Rosa haar geliefde de meest gruwelijke verwensingen naar het hoofd slingerde. Dat was wel het laatste waar ik op verdacht was. Het interesseerde me toen ook niet meer of Pepet aan zijn einde was gekomen door zelfmoord of door de hand van een van Rosa’s al dan niet fictieve vrijers. Ze zoeken het maar uit, daar in Spanje. Voor ik het vergeet: de titel verwijst naar een gemene wind die de helft van het jaar in die streek van Spanje waait, en die volgens overlevering de mensen tot krankzinnigheid drijft. Pepet. Rosa. En misschien de kijker ook wel. Ga zekerheidshalve achter in de zaal zitten. Of beter nog, bezoek een andere film.

Dan bedoel ik niet in de eerste plaats Carmen van het Noorden, eveneens een trekpleister van het festival. Het is een remake van de bijna gelijknamige stille film (vroeger heette dat ‘stomme’ film, maar de mensen kennen de oorspronkelijke betekenis van dat woord niet meer) Een Carmen van het Noorden uit 1919. Opmerkelijk genoeg is regisseur Jelle Nesna de kleinzoon van Hans Nesna, samen met Maurits Binger de maker van het origineel.
Nou ja, ‘remake’ gaat wat ver. In die tijd had je in de haven van Rotterdam nog geen hiphoppende zwarte immigranten, om maar een verschil te noemen. Maar een hommage aan opa is altijd sympathiek. En het duurt daardoor iets langer voor de kijker beseft, wat voor troep junior hem voor zet.
Hoofdpersoon Joz (een abominabele rol van Tygo Gerbrandt) krijgt als kersvers rechercheur de leiding over het onderzoek naar de moord op het hoertje Maria, in het Rotterdamse havengebied. Tijdens een verhoor raakt hij in de ban van de exotische Carmen (Sanquita Akkrum). Die werkt overdag bij een visbedrijf en zingt ’s avonds in een ongure havenloods voor een gekleurd en crimineel publiek.

Met zijn hoofd in de wolken maakt Joz er niet alleen op het werk een potje van, maar zet hij ook zijn Turkse verloofde Maryam zonder pardon aan de kant. Blijmoedig meldt hij Carmen ‘dat ze nu van hem is’. Die reageert als door een wesp gestoken. Ze is verdomme van niemand, en zeker niet van zo’n lullig agentje! Maar Joz weet van geen opgeven, en Carmen is mannengek genoeg om hem aan het lijntje te houden. De slome rapper Duvel, die op de geluidsband ‘filosofisch’ commentaar op de gebeurtenissen geeft, heeft zijn tekst al klaar: ‘Carmen, vroeg of laat komen we haar allemaal tegen.’
Afgezien van het solide camerawerk is alles aan de film van een gênant amateurisme, dat men zelfs op de commerciële tv-zenders niet vaak tegenkomt. De intrige, de dialogen, het spel. Alles. De totnogtoe slechtste Nederlandse speelfilm van het jaar, Bollywood Hero, heeft er een geduchte concurrent bij gekregen voor de spreekwoordelijke rode lantaarn.


© 2009 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Echt Hollandse kost Hans Knegtmans
Ieder jaar zie ik diverse buitenlandse films die me er pijnlijk aan herinneren hoe armetierig het met de Nederlandse speelfilm is gesteld. Met nog drie maanden te gaan staat de teller voor 2009 al op negen: Tokyo Sonata (Japan), Eldorado (Wallonië), The Chaser en I’m a Cyborg, but That’s OK (Zuid-Korea), Four Nights with Anna (Polen), The Most Distant Course (Taiwan), Three Monkeys (Turkije), A Country Teacher (Tsjechië) en Night Train (China).

Wat deze films gemeen hebben is een eigen, persoonlijke invalshoek van de scenarist en/of regisseur, het zijn ‘auteursfilms’. Niet omdat de maker zo nodig wil laten zien dat hij wars is van conventies en een experiment waarachtig niet uit de weg gaat. Nee, ik heb het over filmers die ‘toevallig’ bezocht worden door geniale ingevingen die anderen moeten missen. Hadden we die hier dan niet, in 2009? Jawel. Eén, om precies te zijn. Alex van Warmerdam, bedenker en regisseur van De laatste dagen van Emma Blank. Misschien had ook Wim T. Schippers een bijdrage kunnen leveren, als hij wat meer verknocht aan het medium film was geweest.
Maar al zijn we dan niet allemaal geniaal, een beetje beter dan wat Nederlandse regisseurs de kijker voorzetten moet toch wel kunnen, lijkt me. Daarom laat ik het Nederlands Filmfestival in Utrecht altijd aan me voorbij gaan. Wel bezoek ik, om in ieder geval nog een beetje mijn journalistieke verplichtingen na te komen, tijdens de festivaldagen in de gewone bioscoop een paar films die in Utrecht meedingen naar de hoofdprijzen, de Gouden Kalveren.
Een beetje vervreemdend is het wel om in kleine zaaltjes van Filmhuis Den Haag, of het Amsterdamse Studio K, klapstukken van het NFF te zien. Samen met respectievelijk acht (Tramontana) en drie (Carmen van het noorden) medebezoekers. Maar ik heb hier al eerder geschreven dat een film buiten de feestelijke context van een festival voor het publiek geen meerwaarde heeft boven andere bioscoopfilms. Die krijgt hij hooguit als hij bekroond wordt met een karrenvracht aan prijzen. En vooral als hij veel mond-tot-mondreclame genereert.
 
Tramontana was op NFF de openingsfilm, die gelijktijdig in wel vijf zalen werd vertoond. De film had op voorhand al veel stof doen opwaaien. Dat hij zich volledig in het Spaanse dorp Cadaqués afspeelt was tot daar aan toe. Maar dat de voertaal Spaans is en alle acteurs ook, dat associeer je toch niet meteen met een paradepaardje van een festival dat de Nederlandse film in het zonnetje zet. Gelukkig hanteren de reglementen een puntensysteem, waarmee haarfijn berekend kan worden of een film ‘echt’ Nederlands is. Vooral door de Nederlandse nationaliteit van de producer en van regisseur Ramón Gieling (bekend van de mooie Cruijf-documentaire En un momento dado) sprokkelde Carmen ruim voldoende punten bijeen om straffeloos de Nederlandse nationaliteit te kunnen voorwenden. (Wie had het daar over etnische zuiverheid?)
 
In de openingsscène van Tramontana legt de hoofdpersoon uit dat hij op een kerstavond is overleden. Dat hij dood is zien we zelf ook wel. Hij bungelt aan een touw, zich niet bewust van de kerstsneeuw die hem geheel bedekt. Dan gaat de film een jaar of dertig terug in de tijd. Het begon allemaal toen de zestigjarige weduwnaar Pepet Tremolls de mooie Rosa Campos de Amor als huishoudster in dienst nam. Daar bleef het niet bij. Al gauw begonnen ze een verhouding, ondanks een leeftijdsverschil van 42 jaar.
Dit thema is flink uitgekauwd, dus hangt het af van de uitwerking hoe geslaagd de film is. Gieling bedacht een gewaagde manier om zijn verhaal te vertellen. Tijdens een bingosessie in een café komen vier oudere mannen te spreken over het tweetal. Gezamenlijk proberen ze het verleden te reconstrueren. Ze merken echter dat hun herinneringen nogal verschillen. Daardoor geeft elke bingospeler, wanneer hij aan de beurt is om zijn zegje te doen, een geheel nieuwe draai aan het verhaal.

Omdat de regisseur uiteraard niet steeds weer het karakter van zijn hoofdpersonen kan afbreken en vanaf de grond herbouwen, voert hij hen reeds in het begin op als vaten van tegenstrijdigheden. Carmen is nu eens een mannenverslinder, dan weer een hoer en soms een onzeker meisje dat een vaderfiguur zoekt en vindt. Net zo wordt Pepet beurtelings afgeschilderd als cynische intellectueel, als hartstochtelijk gevoelsmens dat de ware liefde ontdekt, en als ziekelijk jaloerse burgerman.
Daardoor dwingt de kijker tot meer hersengymnastiek dan hem lief is. Zo koopt Pepet in een liefdevolle bui een piano voor Rosa. Die is als een kind zo gelukkig en maakt snel vorderingen op het instrument. Ineens is de piano verdwenen. Pepet heeft hem vergokt, en begrijpt niet waarom Rosa daar zo moeilijk over doet. Ze kan immers niet eens pianospelen! Ai, hij heeft kennelijk even niet opgelet.
Voor mij was de maat vol toen de zoveelste versie van Rosa haar geliefde de meest gruwelijke verwensingen naar het hoofd slingerde. Dat was wel het laatste waar ik op verdacht was. Het interesseerde me toen ook niet meer of Pepet aan zijn einde was gekomen door zelfmoord of door de hand van een van Rosa’s al dan niet fictieve vrijers. Ze zoeken het maar uit, daar in Spanje. Voor ik het vergeet: de titel verwijst naar een gemene wind die de helft van het jaar in die streek van Spanje waait, en die volgens overlevering de mensen tot krankzinnigheid drijft. Pepet. Rosa. En misschien de kijker ook wel. Ga zekerheidshalve achter in de zaal zitten. Of beter nog, bezoek een andere film.

Dan bedoel ik niet in de eerste plaats Carmen van het Noorden, eveneens een trekpleister van het festival. Het is een remake van de bijna gelijknamige stille film (vroeger heette dat ‘stomme’ film, maar de mensen kennen de oorspronkelijke betekenis van dat woord niet meer) Een Carmen van het Noorden uit 1919. Opmerkelijk genoeg is regisseur Jelle Nesna de kleinzoon van Hans Nesna, samen met Maurits Binger de maker van het origineel.
Nou ja, ‘remake’ gaat wat ver. In die tijd had je in de haven van Rotterdam nog geen hiphoppende zwarte immigranten, om maar een verschil te noemen. Maar een hommage aan opa is altijd sympathiek. En het duurt daardoor iets langer voor de kijker beseft, wat voor troep junior hem voor zet.
Hoofdpersoon Joz (een abominabele rol van Tygo Gerbrandt) krijgt als kersvers rechercheur de leiding over het onderzoek naar de moord op het hoertje Maria, in het Rotterdamse havengebied. Tijdens een verhoor raakt hij in de ban van de exotische Carmen (Sanquita Akkrum). Die werkt overdag bij een visbedrijf en zingt ’s avonds in een ongure havenloods voor een gekleurd en crimineel publiek.

Met zijn hoofd in de wolken maakt Joz er niet alleen op het werk een potje van, maar zet hij ook zijn Turkse verloofde Maryam zonder pardon aan de kant. Blijmoedig meldt hij Carmen ‘dat ze nu van hem is’. Die reageert als door een wesp gestoken. Ze is verdomme van niemand, en zeker niet van zo’n lullig agentje! Maar Joz weet van geen opgeven, en Carmen is mannengek genoeg om hem aan het lijntje te houden. De slome rapper Duvel, die op de geluidsband ‘filosofisch’ commentaar op de gebeurtenissen geeft, heeft zijn tekst al klaar: ‘Carmen, vroeg of laat komen we haar allemaal tegen.’
Afgezien van het solide camerawerk is alles aan de film van een gênant amateurisme, dat men zelfs op de commerciële tv-zenders niet vaak tegenkomt. De intrige, de dialogen, het spel. Alles. De totnogtoe slechtste Nederlandse speelfilm van het jaar, Bollywood Hero, heeft er een geduchte concurrent bij gekregen voor de spreekwoordelijke rode lantaarn.
© 2009 Hans Knegtmans
powered by CJ2