archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Een master class van Joel en Ethan Coen Hans Knegtmans

0113 Hoe vertel ik ...
Om een stuk te schrijven over de film No Country for Old Men van Joel en Ethan Coen dat de film werkelijk recht doet, zou ik eerst het gelijknamige boek van Cormac McCarthy moeten lezen. Daarna zou ik voor de derde keer de film moeten zien. Helaas heb ik daar de komende maanden geen tijd voor, dus u zult het moeten doen met mijn tweevoudige bioscoopbezoek. Bij de meeste films is dat meer dan genoeg. Toen ik in 2006 Ang Lee’s Oscargenomineerde film Brokeback Moutain voor de tweede keer zag, heb ik me 135 minuten stierlijk verveeld, ook al omdat ik werkelijk niets ontdekte dat me de eerste keer niet was opgevallen. Hooguit was ik er meer van doordrongen dat de film de toegezwaaide lof vooral dankte aan de ‘gedurfde’ thematiek (getrouwde cowboy wordt verliefd op een mannelijke collega).

Maar de Coens zijn geen Ang Lee, en zelfs hun komedie Intolerable Cruelty die door sommige critici als Coen-onwaardig werd afgedaan bleek bij een tweede bezoek nog geestiger en intelligenter dan ik de eerste keer al had gevonden. Dan is No Country for Old Men zeker een derde bezoek waard. En om de roman van McCarthy kan ik ook al niet heen. In de eerste plaats won de schrijver in 2007 de Pulizer Prize voor het schitterende The Road, ten tweede schijnen de broers zich voorbeeldig aan het boek gehouden te hebben. Zonder vergelijking van boek en film kan ik niet precies zeggen waarom No Country for Old Men me het gevoel geeft dat de Coens een nieuwe fase in hun filmische ontwikkeling hebben bereikt.

In 1980 stuit Vietnam-veteraan Llewelyn Moss (Josh Brolin) op de restanten van een mislukte drugtransactie. Lijken (zelfs een hond werd niet gespaard), door kogels doorzeefde terreinwagens, zakkenvol heroïne, en onder de enige boom in dit barre stukje Texas een dode man naast een koffer met twee miljoen dollar. Moss vindt diefstal van de drugs te bewerkelijk, en beperkt zich tot de geldkoffer. De hele film door volgt ene Anton Chigurh (Javier Bardem, met het meest krankzinnige pagekapsel dat men zich kan voorstellen) zijn spoor. Chigurh is meer dan gevaarlijk gek: hij is de gewetenloosheid in eigen persoon. In de eerste tien minuten hebben we al gezien hoe hij, geboeid en wel, een deputy sheriff weet te wurgen om vervolgens een automobilist aan te houden en dood te schieten. Met een pistool dat met een slang aan een hoge luchtdruktank is bevestigd, en dat in de regel alleen op abattoirs gebruikt wordt.

Derde hoofdpersoon in het drama is sheriff Ed Tom Bell (Tommy Lee Jones, minstens even overtuigend als in In the Valley of Elah, zie nr. 5.7). Bell heeft in zijn lange carrière meer vuiligheid en verderf gezien dan een normaal mens kan verstouwen. Zo beschrijft hij in de inleidende voice-over hoe door zijn toedoen een tiener ter dood werd veroordeeld voor de moord op zijn veertienjarige vriendin. ‘Papers said it was a crime of passion but he told me there wasn’t any passion to it. Told me he’d been planning to kill somebody for about as long as he could remember.’ Het is een wonder dat Ed Tom na al die jaren niet lijdt aan depressiviteit of burn-out. Wel heeft hij een fatalistische visie op het leven en de mensheid ontwikkeld, die hij door de gebeurtenissen in het verhaal nog verder blijkt te moeten bijstellen.

Hoewel het gegeven buitengewoon simpel is – sympathieke boef probeert er met de buit vandoor te gaan, psychopaat volgt hem met de onontkoombaarheid van een ongewoon briljante zombie, slimme sheriff achtervolgt boef en psychopaat – resulteert dat niet in een rechtlijnige vertelling. McCarthy bouwt vele plotwendingen in, en de Coens eisen, zoals in hun eerdere thrillers (Dead Simple, Miller’s Crossing, en Fargo) met hun summiere verteltrant het uiterste van de toeschouwer. En die heeft al zoveel aan zijn hoofd: de superieure acteerprestaties (ook Josh Brolin overtreft zichzelf), het oogverblindende camerawerk van Roger Deakins (die niet alleen voor deze film een Oscarnominatie kreeg, maar tegelijkertijd ook voor de matige film The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford), en zeker ook het antwoord op de vraag of de wereld werkelijk zo hopeloos verdorven en verloren is als de filmmakers suggereren. Nee, voor een pretentieloos avondje uit is No Country for Old Men niet de aangewezen keus.

De briljante Coen-humor krijgt minder kans dan in hun eerdere films. Om misverstanden te voorkomen: ook deze film bevat fantastische dialogen. Maar eerlijk gezegd was ik – ook na twee keer kijken en luisteren – de meeste daarvan alweer vergeten, tot ik ze zojuist op internet nog eens opzocht. En ook bleken de grappen minder luimig en frivool te zijn dan in bijvoorbeeld de komedies Raising Arizona en The Big Lebowski. (Met één uitzondering, eerlijk is eerlijk: ‘It’s a mess, ain’t, sheriff?’ If it ain’t, it’ll do till the mess gets here.’) Waarschijnlijk is dat het ‘nieuwe’ aan No Country for Old Men. McCarthy’s thematiek is zo zwart en grimmig dat het geen pas geeft de zaak op te leuken met terzijdes die bij Fargo geen afbreuk deden aan het verhaal. Hun volgende film – Burn after Reading, gepland voor het aanstaande festival van Cannes – wordt op internetsites omschreven als een dramatische komedie. Dan weten we in ieder geval of de broers nog steeds in staat zijn tot hun geliefde anarchistische humor. Voor het antwoord op de vraag of ze zich bij hun eerstvolgende ‘echte’ drama net zo kunnen en willen beheersen als nu, zullen we wat langer moeten wachten.
 
**********************************************
‘Springveren, het beste uit de leunstoel,’ is te koop.
Luister op die site naar ‘De mannenpil,’ een van de bijdragen,
voorgelezen door Maeve van der Steen.
Of ga naar de boekhandel, ISBN 978 90 5972 195 1 .


© 2008 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Een master class van Joel en Ethan Coen Hans Knegtmans
0113 Hoe vertel ik ...
Om een stuk te schrijven over de film No Country for Old Men van Joel en Ethan Coen dat de film werkelijk recht doet, zou ik eerst het gelijknamige boek van Cormac McCarthy moeten lezen. Daarna zou ik voor de derde keer de film moeten zien. Helaas heb ik daar de komende maanden geen tijd voor, dus u zult het moeten doen met mijn tweevoudige bioscoopbezoek. Bij de meeste films is dat meer dan genoeg. Toen ik in 2006 Ang Lee’s Oscargenomineerde film Brokeback Moutain voor de tweede keer zag, heb ik me 135 minuten stierlijk verveeld, ook al omdat ik werkelijk niets ontdekte dat me de eerste keer niet was opgevallen. Hooguit was ik er meer van doordrongen dat de film de toegezwaaide lof vooral dankte aan de ‘gedurfde’ thematiek (getrouwde cowboy wordt verliefd op een mannelijke collega).

Maar de Coens zijn geen Ang Lee, en zelfs hun komedie Intolerable Cruelty die door sommige critici als Coen-onwaardig werd afgedaan bleek bij een tweede bezoek nog geestiger en intelligenter dan ik de eerste keer al had gevonden. Dan is No Country for Old Men zeker een derde bezoek waard. En om de roman van McCarthy kan ik ook al niet heen. In de eerste plaats won de schrijver in 2007 de Pulizer Prize voor het schitterende The Road, ten tweede schijnen de broers zich voorbeeldig aan het boek gehouden te hebben. Zonder vergelijking van boek en film kan ik niet precies zeggen waarom No Country for Old Men me het gevoel geeft dat de Coens een nieuwe fase in hun filmische ontwikkeling hebben bereikt.

In 1980 stuit Vietnam-veteraan Llewelyn Moss (Josh Brolin) op de restanten van een mislukte drugtransactie. Lijken (zelfs een hond werd niet gespaard), door kogels doorzeefde terreinwagens, zakkenvol heroïne, en onder de enige boom in dit barre stukje Texas een dode man naast een koffer met twee miljoen dollar. Moss vindt diefstal van de drugs te bewerkelijk, en beperkt zich tot de geldkoffer. De hele film door volgt ene Anton Chigurh (Javier Bardem, met het meest krankzinnige pagekapsel dat men zich kan voorstellen) zijn spoor. Chigurh is meer dan gevaarlijk gek: hij is de gewetenloosheid in eigen persoon. In de eerste tien minuten hebben we al gezien hoe hij, geboeid en wel, een deputy sheriff weet te wurgen om vervolgens een automobilist aan te houden en dood te schieten. Met een pistool dat met een slang aan een hoge luchtdruktank is bevestigd, en dat in de regel alleen op abattoirs gebruikt wordt.

Derde hoofdpersoon in het drama is sheriff Ed Tom Bell (Tommy Lee Jones, minstens even overtuigend als in In the Valley of Elah, zie nr. 5.7). Bell heeft in zijn lange carrière meer vuiligheid en verderf gezien dan een normaal mens kan verstouwen. Zo beschrijft hij in de inleidende voice-over hoe door zijn toedoen een tiener ter dood werd veroordeeld voor de moord op zijn veertienjarige vriendin. ‘Papers said it was a crime of passion but he told me there wasn’t any passion to it. Told me he’d been planning to kill somebody for about as long as he could remember.’ Het is een wonder dat Ed Tom na al die jaren niet lijdt aan depressiviteit of burn-out. Wel heeft hij een fatalistische visie op het leven en de mensheid ontwikkeld, die hij door de gebeurtenissen in het verhaal nog verder blijkt te moeten bijstellen.

Hoewel het gegeven buitengewoon simpel is – sympathieke boef probeert er met de buit vandoor te gaan, psychopaat volgt hem met de onontkoombaarheid van een ongewoon briljante zombie, slimme sheriff achtervolgt boef en psychopaat – resulteert dat niet in een rechtlijnige vertelling. McCarthy bouwt vele plotwendingen in, en de Coens eisen, zoals in hun eerdere thrillers (Dead Simple, Miller’s Crossing, en Fargo) met hun summiere verteltrant het uiterste van de toeschouwer. En die heeft al zoveel aan zijn hoofd: de superieure acteerprestaties (ook Josh Brolin overtreft zichzelf), het oogverblindende camerawerk van Roger Deakins (die niet alleen voor deze film een Oscarnominatie kreeg, maar tegelijkertijd ook voor de matige film The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford), en zeker ook het antwoord op de vraag of de wereld werkelijk zo hopeloos verdorven en verloren is als de filmmakers suggereren. Nee, voor een pretentieloos avondje uit is No Country for Old Men niet de aangewezen keus.

De briljante Coen-humor krijgt minder kans dan in hun eerdere films. Om misverstanden te voorkomen: ook deze film bevat fantastische dialogen. Maar eerlijk gezegd was ik – ook na twee keer kijken en luisteren – de meeste daarvan alweer vergeten, tot ik ze zojuist op internet nog eens opzocht. En ook bleken de grappen minder luimig en frivool te zijn dan in bijvoorbeeld de komedies Raising Arizona en The Big Lebowski. (Met één uitzondering, eerlijk is eerlijk: ‘It’s a mess, ain’t, sheriff?’ If it ain’t, it’ll do till the mess gets here.’) Waarschijnlijk is dat het ‘nieuwe’ aan No Country for Old Men. McCarthy’s thematiek is zo zwart en grimmig dat het geen pas geeft de zaak op te leuken met terzijdes die bij Fargo geen afbreuk deden aan het verhaal. Hun volgende film – Burn after Reading, gepland voor het aanstaande festival van Cannes – wordt op internetsites omschreven als een dramatische komedie. Dan weten we in ieder geval of de broers nog steeds in staat zijn tot hun geliefde anarchistische humor. Voor het antwoord op de vraag of ze zich bij hun eerstvolgende ‘echte’ drama net zo kunnen en willen beheersen als nu, zullen we wat langer moeten wachten.
 
**********************************************
‘Springveren, het beste uit de leunstoel,’ is te koop.
Luister op die site naar ‘De mannenpil,’ een van de bijdragen,
voorgelezen door Maeve van der Steen.
Of ga naar de boekhandel, ISBN 978 90 5972 195 1 .
© 2008 Hans Knegtmans
powered by CJ2