archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Naar de film | ||||
Zeeuwse babbelaars | Hans Knegtmans | |||
Het belangrijkste kenmerk van een geslaagd filmfestival is een flink aantal filmische verrassingen. Films waarvan je nog nooit gehoord had, of waarvan je het bestaan wel kende maar geen idee had dat ze zó goed waren. Volgens dit criterium was editie 2007 van Film by the Sea een magere bedoening. Niet dat het allemaal bagger was natuurlijk. Ik heb genoeg films gezien die nu al tot de hoogtepunten van het jaar gerekend kunnen worden: Away from Her, Gone Baby Gone, Eastern Promises. Maar dat zijn alle drie commerciële producties die binnenkort op ruime schaal in roulatie worden gebracht. Dus niet, zoals verleden jaar, onvermoede pareltjes als Adam’s Apples, Little Miss Sunshine, Requiem, El Aura en Tony Takitani. Of, tijdens de laatste editie van IFFR, Shut Up and Sing, Si le vent soulève les sables, The Host en het IJslandse tweeluik Children en Parents.
Mijn enige twee filmontdekkingen dit keer waren Once (zie nummer 4, 19) en het Hongaarse meesterwerkje White Palms (Fehér tenyér), dat hier vrijwel zeker de bioscoop niet zal halen. Eeuwig zonde. Omgekeerd had de festivalleiding twee zeer matige producties gepromoveerd tot paradepaardjes van het evenement: Een manier om thuis te komen – Umoja live opende het festival (wat inhield dat hij in alle zeven zalen van Cine City te zien was) en Knocked Up moest (in zes zalen) voor een passende afsluiting zorgen.
Zo veel enthousiasme als de Zeeuwse kijkers opbrachten voor 'Een manier om thuis te komen' (resulterend in een derde plaats in de publieksenquête), zo weinig bijval oogst de film in de rest van het land. Na een vrije val uit de top twintig is hij nog slechts in een handvol bioscopen te zien. U moet dus voortmaken. Althans, als u een liefhebber van de popgroep Bløf bent. Zo niet, dan is het zonde van uw tijd.
Voor aanvang van het festival wist ik van Bløf alleen dat de bandleden uit Zeeland kwamen. Bij een blindfold test had ik de naam van de groep niet kunnen raden, al was het maar omdat de term Bløf tot voor kort niet in mijn lange termijn-geheugen stond opgeslagen. Maar na de twee uur durende kennismaking met het gezelschap weet ik dat de songteksten geschreven worden door bandleider/bassist Peter Slager, en dat de leadzanger Paskal Jakobsen heet. Ik weet dat de sound van de band gedomineerd wordt door Paskals gitaar, die een geluid produceert dat het midden houdt tussen een zingende zaag en de ooit vermaarde gouden trompet van Eddie Calvert (Oh, mein Papa). Toetsenist Bas Kennis en drummer Norman Bonink zouden in een ander bandje misschien heel aardig uit de voeten kunnen, maar tegen dit bombastische geweld kunnen ze niet op.
Voor wie net als ik de band niet kende, is een citaat uit het lied Mens verhelderend:
Er is echt niets dat niet gebeuren kan vandaag
Deuren zwaaien open
Ramen klappen dicht
En hele werelden vergaan
Omdat ze daar om vroegen
Zonder het te weten
En altijd weer de vraag
Of het ooit terecht is
Dat het een gevecht is
Om gewoon ergens te zijn
Om te wonen en te leven
En al was het ook maar even
Echt een mens te kunnen zijn
En dan los te komen van je plaats en tijd
De andere liedjes hebben vergelijkbare teksten, en alleen de echte fans zullen ze uit elkaar kunnen houden. De film bestaat uit een wereldreis van de groep, waarbij ze alle continenten aandoen. Vaak spannen ze een locale zanger of muzikant voor hun karretje. Opvallend genoeg doet dit geen enkele afbreuk aan het Bløfgehalte van de muziek: tegen de stem en gitaar van Jakobsen en het schoolkrantgeneuzel van Slager is geen kruid gewassen
Tussen de liedjes door doen de bandleden – en soms hun gasten – hun zegje over dit of dat. Hun favoriete gespreksthema blijkt te zijn hoe ze zich voelen of voelden. Samen op het podium, of bij het aanschouwen van die zo andere cultuur, of toen het ene bandlid een muziekstuk opdroeg aan het andere. Hoe het was om weg te gaan, en hoe het is om weer in Nederland te zijn. Die enkele keer dat ze ruzie hadden, hoe gingen ze toen daarmee om? Het gebabbel is van het allooi dat we maar al te goed kennen van de commerciële televisiezenders, waarop artiesten ongelimiteerd kunnen uitpakken met hun narcistische bespiegelingen. Wat een treurnis.
Om Knocked Up in de bioscoop te zien, hoeft u zich minder te haasten. Hoewel de film minder groots werd uitgebracht dan de echte kaskrakers, stond hij na de eerste week al op de tweede plaats van de box office. Ik heb de film twee keer gezien. De eerste keer in Toronto, waar ik me, opgepept door de lovende recensies, verheugde op een spirituele komedie. De tweede keer in Leiden, om te zien of ik misschien de leukste grappen door het ontbreken van de ondertiteling gemist had. Dat was niet zo. Knocked Up is een saaie, vlakke film, ongeacht de stad waar je hem bekijkt.
Alison (Katherine Heigl) is regie-assistente bij een praatprogramma van een SBS6-achtige omroep. Aan het begin van het verhaal krijgt ze te horen dat ze zelf een vergelijkbaar programma mag presenteren. Met haar bazige zus Debbie (Leslie Mann, in het dagelijks leven echtgenote van Judd Apatov die het scenario bedacht en de film regisseerde) gaat ze naar de disco om de promotie te vieren. Daar loopt ze Ben (Seth Rogen) tegen het lijf. Ben is een overjarige hippie, die met vier geestverwanten samenwoont. In tegenstelling tot Alison heeft hij geen fatsoenlijke baan en moet hij rondkomen van een minimale uitkering. Ben geeft de dames een rondje, Debbie moet plotseling naar huis, Allison en Ben worden liederlijk dronken en belanden samen in bed.
Het ontbijt verloopt minder harmonieus dan de vorige avond. Ben is nog steeds in de zevende hemel vanwege zijn onwaarschijnlijke verovering, terwijl Alison zich afvraagt hoe dit in godsnaam heeft kunnen gebeuren. Acht weken later blijkt ze zwanger. Van Ben, want verder doet ze niet aan seks.
Vanaf dat moment raakt scenarist Apatov het spoor bijster. In de reclamecampagne wordt de film gepresenteerd als een komedie over een relatie die tot mislukken gedoemd lijkt. U kent het genre wel. Twee incompatibele hoofdpersonen groeien alleen maar verder uit elkaar, totdat op de valreep door een wonderlijke speling van het lot alles nog op z’n pootjes terechtkomt. Apatov echter gooit zijn eigen glazen in. Alison besluit de zwangerschap niet af te breken. Ze accepteert dat Ben tot nader order haar vriendje blijft, en wil afwachten hoe hun verhouding zich ontwikkelt. Misschien slaagt de nietsnut wel voor zijn toelatingsexamen en kan hij toetreden tot de wereld van keurige, verantwoordelijke vaders.
Ik zou niet weten hoe dit verder moet, en de maker van de film geeft ook niet thuis. In plaats daarvan worden we op wonderbaarlijke intermezzo’s getrakteerd. Debbie verdenkt haar man Pete – die ze zonder duidelijke aanleiding onophoudelijk kleineert – van overspel, maar die blijkt zich met een paar vrienden aan een onschuldige hobby te wijden. Hierover krijgen Alison en Ben ruzie (‘mannen denken alleen aan zichzelf’). Ben en Pete reizen af naar Las Vegas (waar het niet echt leuk is), terwijl Alison en Debbie naar de discotheek gaan (waar het helemaal niet leuk is). Pas tijdens de bevalling komt er enige tekening in de plot, wanneer Alison zich alsnog aan de bedilzucht van haar zuster ontworstelt.
Een komedie van een filmmaker die geen verhaal met een clou kan vertellen en een ondoorgrondelijk gevoel voor humor heeft, kan onmogelijk een doorslaand succes worden. In mijn Leidse bioscoopzaal heerste dan ook een ongemakkelijke stilte. En dat terwijl het publiek uit VWO-scholieren en studenten bestond, aan wie een geestige film wel besteed is. Die tweede plaats in de box office is vast geen lang leven beschoren.
De prijzenkast van de film Vier Minuten (Chris Kraus) puilt na een jaar uit van de – vooral Duitse – onderscheidingen. De film vertelt hoe de bejaarde Traude (Monica Bleibtreu) die al sinds WOII als pianolerares in een gevangenis werkt, een muzikaal genie ontdekt in de persoon van Jenny (mooie rol van Hannah Herzsprung). Jenny zit vast voor moord, en is geen makkelijke leerling. Omdat Kraus ook wel begrijpt dat je met hun geruzie geen twee uur vol krijgt, verzint hij een indrukwekkende hoeveelheid zijsporen, die de kijker bij de les moeten houden. Zo introduceert hij een bangelijke, bureaucratische gevangenisdirecteur, een sadistische hoofdcipier die ooit iets heeft gehad met de gevangenisarts, een gefrustreerde cipier die het niet zo kwaad bedoelt maar wel etterige streken uithaalt, en een stel nare meiden die Jenny systematisch pesten en dwarszitten.
Hm, het verhaal is nog steeds wat mager. Weet je wat? Traude draagt een geheim met zich mee uit de oorlog. En de vader van Jenny is een viezerik. Zo, nu moet het toch lukken! Ja en nee. De overdaad aan thematiek zorgt voor een chaotisch allegaartje, waaraan de kijker maar weinig houvast heeft. Voorts gedragen beide hoofdpersonen zich geregeld dusdanig onaangenaam dat ik niet zeker wist of ik wel zo ingenomen was met het beoogde einddoel (natuurlijk: deelname aan een prestigieus concours voor geniale muzikanten).
Maar Kraus verrast vriend en vijand met een werkelijk geniale plotwending, die het publiek alle eerdere misère doet vergeten (getuige ook de eerste plaats die de film behaalde in de Vlissingse publieksenquête). Vier Minuten voldoet beslist niet aan de eisen die je aan een kwaliteitsfilm mag stellen, maar heeft wel – alleen al vanwege het slot – een uitzonderlijk hoog must-see gehalte.
******************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis?
|
||||
© 2007 Hans Knegtmans | ||||
powered by CJ2 |