archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Een bar-en-boze remake van Interview Hans Knegtmans

0113 Hoe vertel ik ...
Omdat ik de Nederlandse versie was misgelopen, verheugde ik me zeer op de Amerikaanse remake van Interview. Voor wie de kranten niet leest: zowel in het origineel van Theo van Gogh (2003) als in de Amerikaanse versie moet een politiek verslaggever van een krant een actrice van het tweede garnituur interviewen. Tegen heug en meug. Hij kent haar werk nauwelijks en is er op voorhand van overtuigd dat ze niets kan, behalve dat waar celebrities van de huidige generatie in uitblinken: door 90% van de natie op straat herkend worden, in interviews onthullingen over oude en nieuwe liefdes doen of juist tegenspreken, in hemeltergend detail hoogte- en dieptepunten in hun persoonlijke leven belichten, verklappen met welk nieuw project ze binnenkort van start gaan. De journalist mist nu – althans in de remake – het nieuwste politieke schandaal in Washington, en mindere verslaggevers dan hij gaan met de eer strijken. Hij is slecht gemutst, en dat wordt er niet beter op als het domme blondje een uur later dan afgesproken in het New Yorkse restaurant verschijnt.

Het oorspronkelijke scenario van Theodor Holman werd, las ik, in grote lijnen gehandhaafd, en ook Van Goghs regieassistente Doesjka van Hoogdalem kon een oogje houden op de continuïteit van oud en nieuw. Steve Buscemi – die tevens de regie voor zijn rekening nam – volgt Pierre Bokma op in de rol van Pierre Peters, en Katja Schuurmans rol van het sterretje Katja (die nu Katya heet), wordt met verve gespeeld door de onbekende Sienna Miller. Wat kon er misgaan met deze gezegende krachtenbundeling van Nederlands en Amerikaans talent? Heel veel, bleek algauw.
Ik had voetstoots aangenomen dat Buscemi, voorzover Van Gogh dat zelf al niet in 2003 had gedaan, het scenario uitgewerkt zou hebben tot een bonafide speelfilm. Weliswaar één met veel geouwehoer, zoals Woody Allen ze sinds mensenheugenis maakt, maar toch, een film. Interview echter lijkt tien keer meer op een toneelverfilming dan op de verfilming van een origineel filmscript.

Of het nu ligt aan het oorspronkelijke scenario van Holman of aan de vrijheden die Buscemi zich heeft gepermitteerd (daarvoor zou ik het origineel moeten zien), het verhaal raakt kant nog wal. Na het door ruzie abrupt beëindigde interview verplaatst de film zich naar het yuppenappartement van Katya. Pierre heeft een hoofdwond opgelopen omdat zijn taxichauffeur die verlekkerd Katya beloerde, op volle kracht een geparkeerde taxi ramt (van de firma Van Gogh, een van de vele staaltjes eerbetoon in de film). Mooi zo, dan krijgt het interview een tweede kans.
Katya verzorgt Pierre’s hoofdwond, schenkt hem een whisky en zichzelf een wijntje in, en in een ontspannen sfeer praten ze verder. Maar niet heus. De geëngageerde journalist en het sterretje van volks amusement verliezen zich in het soort gekissebis dat we alleen kunnen horen in slechte toneelstukken en bij echtparen die niet al te snugger zijn, waardoor hun ruzies hoofdzakelijk uit non sequiturs bestaan. En niet alleen dat: zonder zichtbare aanleiding wisselen de hoofdrolspelers emphatische teksten af met botheden, waardering met minachting, genegenheid met pure haat, aantrekken met afstoten.
 
Ze ruziën, dansen, flirten, kussen, hebben bijna (maar net niet helemaal) seks op de salontafel, huilen en liegen. Waarom maakt Katya geen eind aan dit genante samenzijn? Ze roept bij herhaling dat ze er geen zin meer in heeft, maar begint even zo vrolijk aan de volgende gespreksronde. Ik werd – ook al door het overmatige alcoholgebruik van de personages – bevangen door een gevoel van lichamelijke en geestelijke uitputting dat ik voor het laatst had ervaren bij het zien van de verfilming van Who’s afraid of Virginia Woolf? En daar was tenminste nog duidelijk wat de bedoeling was van het verbale steekspel.
De ontknoping van het verhaal – de twee zwendelaars proberen elkaar te slim af te zijn – mag dan nog zo inventief zijn, hij volgt absoluut niet logisch uit het labiele gedrag dat de personages daarvoor hebben vertoond. Interview toont op een onthutsende manier hoe een project waarbij tal van vakmensen betrokken zijn geweest gruwelijk kan ontsporen. Het enige lichtpuntje is het spel van Sienna Miller, ook al is haar Katya een onuitstaanbaar kreng.

Zo gekunsteld als Interview is, zo eerlijk en authentiek is de film Daratt (de internationale titel is Dry Season) van regisseur/scenarist Mahamat-Saleh Haroun. Nee, daar had ik ook nog ooit van gehoord. Maar op het afgelopen festival van Venetië ging zijn film er wel met de Speciale Juryprijs vandoor, de op één na belangrijkste onderscheiding aldaar. Terecht, denk ik, zonder alle genomineerde producties te kennen. Het verhaal begint wanneer in Tsjaad na een bloedige burgeroorlog van ruim veertig jaar amnestie voor alle oorlogsmisdadigers wordt afgekondigd. De zestienjarige Atim en zijn blinde grootvader horen het radiobericht met ontzetting aan. Dit betekent dat ook de moordenaar van Atims vader, ene Nassara, zijn straf zal ontlopen. In opdracht van zijn grootvader reist Atim af naar de hoofdstad N’Djamema, het pistool van zijn vader – die hij nooit gekend heeft – op zak.

Voor een nietsontziende moordenaar ziet Nassara er onschuldig genoeg uit. Tegenwoordig heeft hij een eenmansbakkerij. Aan het eind van de dag wachten de straatkinderen op het moment dat de blauwe hekdeuren van zijn bedrijfje openschuiven, als het gordijn in een bioscoop. Ze weten dat Nassara het overgebleven brood onder hen zal verdelen. Ook Atim sluit aan, accepteert het aangeboden brood, maar spuwt het vervolgens weer uit. Het is een vreemde confrontatie.

De volgende dag bezoekt hij de bakkerij opnieuw. We zien hem friemelen aan het pistool dat onder zijn shirt verborgen gaat, maar dat hij voorlopig nog ongebruikt laat. De vragen die Nassara hem stelt, beantwoordt hij hooguit met een hoofdknik of een schouderophalen. De stuurse Atim is sowieso geen prater, en zeker niet met de moordenaar van zijn vader. Toch gaat hij in op diens voorstel, als bakkersknecht bij hem in dienst te treden.
Met minimale middelen schetst de regisseur hoe de jongen en de grote man (een monumentale rol van Youssouf Djaoro) een relatie ontwikkelen die voor beiden meer betekent dan die tussen meester en knecht. Anders dan de kijker zou verwachten, vervult Nassara’s jonge, hoogzwangere vrouw daarbij een katalyserende rol. Door haar onbevangenheid is zij de eerste die door Atims pantser van afstandelijkheid heendringt, maar tegelijkertijd kan hij niet om haar respect en liefde voor de veel oudere echtgenoot heen. Nassara is kennelijk geen schurk die, omdat hem dat beter uitkomt, tegenwoordig mooi weer speelt.

Het probleem blijft natuurlijk de wraak die de jongen gezworen heeft. Enerzijds hoopt de kijker dat hij de strijdbijl zal begraven. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de regisseur van een zo intelligent drama op de proppen komt met een Hollywoodse plotwending, waardoor de personages als vanzelfsprekend vrienden voor het leven worden. Daardoor blijft het tot het laatste moment mogelijk, dat het verhaal een niet zo happy end heeft.
In een interview in het meinummer van de Filmkrant zegt Mahamat-Saleh Haroun een aantal verstandige dingen over zijn film, zijn land en de (weer opgelaaide) burgeroorlog. Ga de film zien en lees het interview. In die volgorde, uiteraard.


© 2007 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Een bar-en-boze remake van Interview Hans Knegtmans
0113 Hoe vertel ik ...
Omdat ik de Nederlandse versie was misgelopen, verheugde ik me zeer op de Amerikaanse remake van Interview. Voor wie de kranten niet leest: zowel in het origineel van Theo van Gogh (2003) als in de Amerikaanse versie moet een politiek verslaggever van een krant een actrice van het tweede garnituur interviewen. Tegen heug en meug. Hij kent haar werk nauwelijks en is er op voorhand van overtuigd dat ze niets kan, behalve dat waar celebrities van de huidige generatie in uitblinken: door 90% van de natie op straat herkend worden, in interviews onthullingen over oude en nieuwe liefdes doen of juist tegenspreken, in hemeltergend detail hoogte- en dieptepunten in hun persoonlijke leven belichten, verklappen met welk nieuw project ze binnenkort van start gaan. De journalist mist nu – althans in de remake – het nieuwste politieke schandaal in Washington, en mindere verslaggevers dan hij gaan met de eer strijken. Hij is slecht gemutst, en dat wordt er niet beter op als het domme blondje een uur later dan afgesproken in het New Yorkse restaurant verschijnt.

Het oorspronkelijke scenario van Theodor Holman werd, las ik, in grote lijnen gehandhaafd, en ook Van Goghs regieassistente Doesjka van Hoogdalem kon een oogje houden op de continuïteit van oud en nieuw. Steve Buscemi – die tevens de regie voor zijn rekening nam – volgt Pierre Bokma op in de rol van Pierre Peters, en Katja Schuurmans rol van het sterretje Katja (die nu Katya heet), wordt met verve gespeeld door de onbekende Sienna Miller. Wat kon er misgaan met deze gezegende krachtenbundeling van Nederlands en Amerikaans talent? Heel veel, bleek algauw.
Ik had voetstoots aangenomen dat Buscemi, voorzover Van Gogh dat zelf al niet in 2003 had gedaan, het scenario uitgewerkt zou hebben tot een bonafide speelfilm. Weliswaar één met veel geouwehoer, zoals Woody Allen ze sinds mensenheugenis maakt, maar toch, een film. Interview echter lijkt tien keer meer op een toneelverfilming dan op de verfilming van een origineel filmscript.

Of het nu ligt aan het oorspronkelijke scenario van Holman of aan de vrijheden die Buscemi zich heeft gepermitteerd (daarvoor zou ik het origineel moeten zien), het verhaal raakt kant nog wal. Na het door ruzie abrupt beëindigde interview verplaatst de film zich naar het yuppenappartement van Katya. Pierre heeft een hoofdwond opgelopen omdat zijn taxichauffeur die verlekkerd Katya beloerde, op volle kracht een geparkeerde taxi ramt (van de firma Van Gogh, een van de vele staaltjes eerbetoon in de film). Mooi zo, dan krijgt het interview een tweede kans.
Katya verzorgt Pierre’s hoofdwond, schenkt hem een whisky en zichzelf een wijntje in, en in een ontspannen sfeer praten ze verder. Maar niet heus. De geëngageerde journalist en het sterretje van volks amusement verliezen zich in het soort gekissebis dat we alleen kunnen horen in slechte toneelstukken en bij echtparen die niet al te snugger zijn, waardoor hun ruzies hoofdzakelijk uit non sequiturs bestaan. En niet alleen dat: zonder zichtbare aanleiding wisselen de hoofdrolspelers emphatische teksten af met botheden, waardering met minachting, genegenheid met pure haat, aantrekken met afstoten.
 
Ze ruziën, dansen, flirten, kussen, hebben bijna (maar net niet helemaal) seks op de salontafel, huilen en liegen. Waarom maakt Katya geen eind aan dit genante samenzijn? Ze roept bij herhaling dat ze er geen zin meer in heeft, maar begint even zo vrolijk aan de volgende gespreksronde. Ik werd – ook al door het overmatige alcoholgebruik van de personages – bevangen door een gevoel van lichamelijke en geestelijke uitputting dat ik voor het laatst had ervaren bij het zien van de verfilming van Who’s afraid of Virginia Woolf? En daar was tenminste nog duidelijk wat de bedoeling was van het verbale steekspel.
De ontknoping van het verhaal – de twee zwendelaars proberen elkaar te slim af te zijn – mag dan nog zo inventief zijn, hij volgt absoluut niet logisch uit het labiele gedrag dat de personages daarvoor hebben vertoond. Interview toont op een onthutsende manier hoe een project waarbij tal van vakmensen betrokken zijn geweest gruwelijk kan ontsporen. Het enige lichtpuntje is het spel van Sienna Miller, ook al is haar Katya een onuitstaanbaar kreng.

Zo gekunsteld als Interview is, zo eerlijk en authentiek is de film Daratt (de internationale titel is Dry Season) van regisseur/scenarist Mahamat-Saleh Haroun. Nee, daar had ik ook nog ooit van gehoord. Maar op het afgelopen festival van Venetië ging zijn film er wel met de Speciale Juryprijs vandoor, de op één na belangrijkste onderscheiding aldaar. Terecht, denk ik, zonder alle genomineerde producties te kennen. Het verhaal begint wanneer in Tsjaad na een bloedige burgeroorlog van ruim veertig jaar amnestie voor alle oorlogsmisdadigers wordt afgekondigd. De zestienjarige Atim en zijn blinde grootvader horen het radiobericht met ontzetting aan. Dit betekent dat ook de moordenaar van Atims vader, ene Nassara, zijn straf zal ontlopen. In opdracht van zijn grootvader reist Atim af naar de hoofdstad N’Djamema, het pistool van zijn vader – die hij nooit gekend heeft – op zak.

Voor een nietsontziende moordenaar ziet Nassara er onschuldig genoeg uit. Tegenwoordig heeft hij een eenmansbakkerij. Aan het eind van de dag wachten de straatkinderen op het moment dat de blauwe hekdeuren van zijn bedrijfje openschuiven, als het gordijn in een bioscoop. Ze weten dat Nassara het overgebleven brood onder hen zal verdelen. Ook Atim sluit aan, accepteert het aangeboden brood, maar spuwt het vervolgens weer uit. Het is een vreemde confrontatie.

De volgende dag bezoekt hij de bakkerij opnieuw. We zien hem friemelen aan het pistool dat onder zijn shirt verborgen gaat, maar dat hij voorlopig nog ongebruikt laat. De vragen die Nassara hem stelt, beantwoordt hij hooguit met een hoofdknik of een schouderophalen. De stuurse Atim is sowieso geen prater, en zeker niet met de moordenaar van zijn vader. Toch gaat hij in op diens voorstel, als bakkersknecht bij hem in dienst te treden.
Met minimale middelen schetst de regisseur hoe de jongen en de grote man (een monumentale rol van Youssouf Djaoro) een relatie ontwikkelen die voor beiden meer betekent dan die tussen meester en knecht. Anders dan de kijker zou verwachten, vervult Nassara’s jonge, hoogzwangere vrouw daarbij een katalyserende rol. Door haar onbevangenheid is zij de eerste die door Atims pantser van afstandelijkheid heendringt, maar tegelijkertijd kan hij niet om haar respect en liefde voor de veel oudere echtgenoot heen. Nassara is kennelijk geen schurk die, omdat hem dat beter uitkomt, tegenwoordig mooi weer speelt.

Het probleem blijft natuurlijk de wraak die de jongen gezworen heeft. Enerzijds hoopt de kijker dat hij de strijdbijl zal begraven. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de regisseur van een zo intelligent drama op de proppen komt met een Hollywoodse plotwending, waardoor de personages als vanzelfsprekend vrienden voor het leven worden. Daardoor blijft het tot het laatste moment mogelijk, dat het verhaal een niet zo happy end heeft.
In een interview in het meinummer van de Filmkrant zegt Mahamat-Saleh Haroun een aantal verstandige dingen over zijn film, zijn land en de (weer opgelaaide) burgeroorlog. Ga de film zien en lees het interview. In die volgorde, uiteraard.
© 2007 Hans Knegtmans
powered by CJ2