![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
Beschouwingen > In de polder | ||||
Diplomademocratie | Paul Bordewijk | |||
![]() Hun stellingname contrasteerde met die van de prominente sociaal-democraat W.A. Bonger, die in 1934 in zijn Problemen der Demokratie het algemeen kiesrecht verdedigde tegen voorstanders van dictatoriale regiems, met het argument dat het algemeen kiesrecht capabele volksvertegenwoordigers en bestuurders oplevert omdat selectie daarin essentieel is. Dat leidt er dus toe dat je kiest voor ‘knappe koppen’, waardoor hoog opgeleiden gaan domineren in de politiek. Maar dat wil niet zeggen dat Bonger gelukkig zou zijn geweest met hoe het nu gaat, al kunnen wij hem dat niet meer vragen. Op 15 mei 1940 pleegde hij zelfmoord. Afscheidsrede Bovens Vorig jaar heeft Bovens zijn afwijzing van de diplomademocratie herhaald in zijn afscheidsrede als hoogleraar, getiteld Opleiding als nieuwe verzuiling. Daarin laat hij zien hoe academisch geschoolden en praktisch geschoolden in gescheiden werelden leven. Hij gebruikt de term praktisch geschoolden om het niet over lager geschoolden te hoeven hebben, hoewel bij sommige academici zoals chirurgen en tandartsen praktische vaardigheden een belangrijk deel uitmaken van hun academische opleiding. Hier ligt het verschil met de tijd van Bonger: toen waren de zuilen gemeenschappen waar mensen van verschillende opleidingsniveaus deel van uitmaakten. Uit het voorwoord van de tweede editie uit 1936, ooit gekocht door mijn vader, blijkt dat Bonger het belangrijk vond dat zijn boek ook in handen kwam van hen ‘wier middelen het niet toelaten dure boeken aan te schaffen en wier talenkennis niet verder gaat dan die van hun moedertaal.’ Met de term ‘verzuiling’ stelt Bovens de gescheiden werelden waarin hoog en (vooruit) praktisch opgeleiden leven, op een lijn met de verzuilde samenleving van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Maar op die vergelijking valt heel wat af te dingen. Zo leefden - boven de grote rivieren – mensen die tot verschillende zuilen behoorden door elkaar heen, met uitzondering van de liberalen die door hun hogere welstand in de betere wijken woonden. Een ander verschil is dat in de jaren vijftig door de evenredige vertegenwoordiging de verschillende zuilen evenveel politieke macht hadden, terwijl nu de hoogopgeleiden duidelijk meer politieke macht hebben. Dat is juist de essentie van de diplomademocratie. Bovens erkent die verschillen ook. Maar de vraag is of je dan niet beter met Martin Sommer kunt spreken van een nieuwe standenstaat in plaats van nieuwe verzuiling. Bovens laat zien dat de diplomademocratie voortschrijdt, vooral in het gemeentebestuur. In 2018 was 78 % van de raadsleden en 83 % van de wethouders academisch gevormd, tegen 51 % en 31 % in 1979. Dat is dus vooral bij de wethouders een geweldige omslag. De dominantie van de hoogopgeleiden De dominantie van de hoogopgeleiden is niet zonder gevolgen, want academisch geschoolden hebben vaak andere opvattingen dan de rest van de bevolking. Ze zijn voor internationalisering, voor natuur en milieu, en voor immigratie en integratie, terwijl praktisch opgeleiden daar sceptisch over zijn. Ik denk ook dat het conflict in het Midden-Oosten een scheidslijn is, waarbij hoogopgeleiden veel meer sympathie hebben voor aanhangers van de Islam, ook als zij Christen of ongelovig zijn. Ook zie ik een interessante tegenstelling rond kernenergie. Praktisch opgeleiden willen graag over goedkope energie kunnen beschikken, academisch opgeleiden vinden dat mensen – en vooral laag opgeleiden – hun consumptie moeten beperken. Helaas zijn onder academici de bèta’s steeds verder in de minderheid, wat niet goed uitpakt in een maatschappij waarin de techniek steeds belangrijker wordt. Academici stemmen ook op andere partijen, zoals Volt, D66 en GroenLinks-PvdA, terwijl onder de praktisch opgeleiden de PVV, Forum voor Democratie, SGP en BBB hoog scoren. Ooit vond de PvdA zijn electorale basis in de arbeiderswijken, maar tegenwoordig is het een partij van hoger opgeleiden. Dat gaat steeds verder, zoals in 2023 bleek uit de winst van 9 procentpunt die GroenLinks-PvdA in Bloemendaal boekte, tegen een verlies van 3,4 procentpunt in Pekela. Je ziet nu ook dat links alleen nog in de universiteitssteden een dominante positie heeft. In de PvdA merk je weinig verontrusting hierover. In 2011 schreef ik in Socialisme & Democratie over ‘Het verlangen naar een ander volk’ bij de politieke elite, dat door de redactie prominent gebracht werd en zelfs de fameuze rubriek Dezer Dagen van J.L. Heldring in de NRC haalde. René Cuperus, voormalig medewerker van de WBS, schreef samen met Josse de Voogd de Atlas van Afgehaakt Nederland. Maar verder is men in de PvdA druk met de samenwerking met GroenLinks, waarvan de directeur van het wetenschappelijk bureau al in 2011 bepleitte om voor de elite te kiezen, want het volk was toch rechts. Kabinet zonder Inmiddels hebben we voor het eerst sinds 2012 een kabinet waarin geen van de academicipartijen is vertegenwoordigd. Bovens ziet het hoofdlijnenakkoord van het kabinet Schoof als een revanche op de diplomademocratie, met duurdere boeken en cultuur, en goedkoper autorijden en halvering van het eigen risico in de zorg. Toch hebben de praktisch opgeleiden weinig baat bij dit kabinet. En daarbij komt Bonger om de hoek kijken: veel kabinetsleden missen de capaciteiten die nodig zijn om het land te besturen. Marjolein Faber spant daarbij wel de kroon. Daarom wordt ze ook voortdurend afgezeken door linkse cabaretiers en columnisten. Dat daardoor gewone mensen juist bevestigd zien hoe ‘ze’ over ons denken, en gesterkt worden in hun keuze voor de PVV, komt niet op bij deze wakers voor de democratie.De onderste helft van Nederland moet daarom kiezen tussen twee kwaden: politici die hun normen en waarden niet delen, of politici die dat wel doen maar niet in staat zijn op basis daarvan beleid te voeren. Bovendien worden die gehinderd door beleidstegenwerkers op de departementen, door internationale verdragen gesloten door eerdere generaties hoog opgeleide politici, en rechters die ook behoren tot de zuil van de hoog opgeleiden. Er is behoefte aan hoog opgeleide politici die zich inleven in de gedachtenwereld van de gewone mensen. Den Uyl was zo iemand, maar die werd toen nog gesteund door de linkse media, al vonden ze hem bij de Volkskrant wel wat rechts. Wie nu voldoet aan dit profiel moet bedacht zijn voortdurend beschimpt te worden in de media. Daar moet je maar net zin in hebben. ---------- De illustratie is van Han Busstra. |
||||
© 2025 Paul Bordewijk | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
||
![]() |
powered by CJ2 |