 |

Een docent die in zijn VWO-klas of universitaire werkgroep het thema
rechtvaardigheid wil uitdiepen, kan een goede start maken door zijn
leerlingen de film House of Sand and Fog te laten zien. De
werkster Kathy Nicolo – haar vriend is een klein jaar geleden
weggelopen, zelf is ze net afgekickt van de drugs – wordt op
een kwade ochtend uit bed gebeld door de deurwaarder en een politieman.
Ze heeft bij herhaling niet gereageerd op aanmaningen tot belastingbetaling
en nu moet ze haar huis uit. Hard, maar zo is de wet in Californië.
De Iraanse immigrant Massoud Amir Behrani reageert als eerste op de
advertentie en koopt het huis voor een prikje. Later ontdekt Kathy
dat de belastingaanslag onrechtmatig was maar, zo legt een juridisch
adviseur haar uit, dat betekent nog niet dat ze haar huis weer terugkrijgt.
Daar zijn ellenlange procedures mee gemoeid.
De enige zekere manier om het huis weer in haar bezit te krijgen,
is het te kopen van Behrani. Die heeft daar wel oren naar. Sterker
nog, zijn aankoop was al bedoeld als belegging: hij sappelt zich een
rotje – overdag als wegwerker, ’s nachts als pompbediende
– zodat de ouders van zijn kersverse schoonzoon niet zullen
merken dat hun kind beneden zijn stand met zijn dochter getrouwd is.
Hij wil zijn nieuwe bezit graag kwijt aan de eerste belangstellende
die de gangbare prijs betaalt, dat wil zeggen het viervoudige van
wat het hem gekost heeft. Kathy valt niet in die categorie: zij kan
met pijn en moeite net het bedrag opbrengen dat Behrani zelf betaald
heeft. Die voelt daar begrijpelijkerwijs niets voor. Vraag voor in
de werkgroep: wie heeft recht op het huis? Kathy, wier overleden vader
met bloed, zweet en tranen in de loop van dertig jaar het huis tot
de laatste cent heeft afbetaald? Of Behrani, die – zonder deze
achtergrond te kennen – een buitenkansje heeft benut om zijn
vrouw en kinderen wat financiële armslag te geven en de relatie
met de schoonfamilie harmonieus te houden?
Dit gegeven is nog geen garantie voor een goede film, maar debuterend
regisseur Vadim Perelman (geboren in Kiev en tegenwoordig wonend in
Canada) heeft de roman van Andre Dubus III samen met hem voorbeeldig
bewerkt. Het huis ligt net niet aan het water, maar vanaf de tweede
verdieping kun je de kustlijn zien. Een paleis is het niet, en toch
begrijpt de toeschouwer meteen waarom er zoveel om te doen is. De
fotografie van Roger Deakins – de vaste cameraman van de gebroeders
Coen - maakt het Californische landschap extra mooi. De hoofdpersonen
zijn stuk voor stuk uitstekende acteurs, al past de een beter in het
verhaal dan de ander. Shoreh Aghdashloo kreeg terecht een Oscarnominatie
voor de beste vrouwelijke bijrol. Je ziet haar worstelen met de Amerikaanse
taal en cultuur. Desondanks is haar grootste angst dat haar man en
zij worden uitgewezen en terugmoeten naar Iran, dat ze na de val van
de sjah de rug toe hebben gekeerd. Hoofdrolspeelster Jennifer Connelly
heeft het moeilijker. Ze is veel te mooi om voor werkster te spelen,
laat staan een werkster die niet van de drugs kan afblijven. Met haar
dag en nacht onberispelijke voorkomen, haar zachte, beschaafde stem,
haar aftastende slaapkamerogen en haar quasi nonchalante outfit –
korte spijkerbroek en tijdloos mannenoverhemd – oogt ze eerder
als een schilderes, of een muzieklerares die net niet goed genoeg
is om zelf het hoogste podium te bereiken.
Ben Kingsley zag zijn Oscarnominatie voor beste mannelijke hoofdrol
niet verzilverd worden. Onbegrijpelijk. Er zijn weinig acteurs die
zo nadrukkelijk het scherm domineren als hij, simpel door hun aanwezigheid.
Ik heb een hekel aan de term, anders zou ik het woord ‘uitstraling’
gebruiken. Wijlen Humphrey Bogart had het, Paul Newman had het tot
hij echt te oud werd, George Clooney heeft het. Ondanks zijn gelijkenis
met de betreurde wielrenner Marco Pantani zal niemand het in zijn
hoofd halen, Kingsley vanwege zijn zeiloren ‘het olifantje’
te noemen.
Kathy en Behrani zijn, ieder op zijn/haar eigen wijze, redelijke mensen
en misschien waren ze ondanks hun zakelijke conflict uiteindelijk
wel tot een vergelijk gekomen. Helaas, we zullen het nooit weten.
Het wankele evenwicht van de personages wordt verstoord door een relatieve
buitenstaander. Politieman Lester – dezelfde die betrokken was
bij de uitzettingsprocedure – raakt verliefd op de gekwelde
schoonmaakster. Hij mag dan getrouwd zijn, Kathy maakt mooie gevoelens
in hem wakker, en in het conflict met Behrani is hij dan ook geen
onpartijdige toeschouwer. Lester denkt niet al te diep na over morele
kwesties. Moet Kathy haar huis op staande voet ontruimen? Geen nood:
“ik ken een paar verhuizers die bij me in het krijt staan”.
Ligt Behrani dwars? Daar valt iets aan te doen: ook bij Immigratie
staan een paar mensen bij hem in het krijt. Uitgerekend op het moment
dat ten huize van Behrani de dramatische hoogtepunten zich aaneenrijgen,
maakt deze redneck zijn opwachting. Hij ziet ogenblikkelijk
wat er gaande is, zoals George W. Bush ogenblikkelijk zag wat er mis
was in Irak. Met de zelfde arrogantie die de president eigen is, neemt
hij het heft in handen. En – om de analogie te completeren –
ook nu loopt de zaak volledig uit de hand. Door het niet aflatende
muzikale geweld van James Horner – de meest gelauwerde en
verketterde Hollywoodcomponist – blijven we beseffen “dat
het maar film is”. Gelukkig maar, want het verhaal is bijna
te triest om waar te zijn.

|
 |