archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Koken | ||||
Armoede als vermaak * | Maeve van der Steen | |||
Ach, dat schattige Gouden Boekje: Bij Kiki thuis, wat was ik daar dol op toen ik klein was. Of die Kiki een jongen of een meisje is, kan je niet zien en dat werkt in zijn/haar voordeel, Kiki wordt er nog schattiger door. Het was boekje nummer 2 in de serie Gouden Boekjes, dat lees ik in de nieuwe uitgave die ik laatst gekocht heb. De kinderen die ik voorlees genieten er weer net zo van, vooral door de geweldige illustraties. Een ander succesnummer is nummer 17: De poes die dacht dat hij een muis was. Een bizar verhaaltje, het kleine poesje woont per ongeluk bij een muizenfamilie maar wordt op een gegeven moment wel erg groot, hij verlaat de familie maar komt regelmatig voor de gezelligheid nog eens langs. En hij eet de muizen natuurlijk niet op. De Gouden Boekjes werden in 1953 voor het eerst in Nederland uitgegeven en wij hadden ze bijna allemaal. Nog een favoriet: Vijf brandweermannetjes. Vuur en rook! Rook en vuur! Heerlijk. En van alle tijden die boekjes, al merk je bij het voorlezen wel dat er in interieurs veel veranderd is, de afwas wordt met een hoop schuim gedaan met een afwasborstel, voor kinderen van vandaag een onbekend beeld. Na de vrolijke Pinkeltjes en Dik Troms die mijn vader voorlas kwamen de zielige boeken. Twee ervan heb ik verslonden, Lientje en Annetje Hakkel. Lientje was arm, heel arm. Ze stond op het omslag met piekharen, een kapot jurkje en blote voetjes, meen ik me te herinneren. Ze had niet genoeg te eten en alleen een dun dekentje om onder te slapen. Waardoor deze armoede? Geen idee. Het boek eindigde goed, ze kwam bij een rijke familie terecht waar ze zomaar een nieuw zeepje kreeg als het oude bijna op was! Verder weet ik me niets te herinneren van Lientje, terwijl ik het acht keer gelezen heb. Waarom ik zo intens genoot van deze ellende, weet ik niet. Annetje Hakkel was nog veel erger, want realistischer. Een echt sociaal drama. Dat was lijden in het kwadraat, Annetje groeide op in een groot, heel arm gezin en was zo verlegen dat ze ging hakkelen als ze iets wou zeggen. Ze aanbad haar blonde juffrouw, die een lok had die steeds voor haar ogen viel. Haar grote droom was zelf juf worden en dat lijkt wonder boven wonder te lukken. Tot haar vader een ongeluk krijgt en ze moet meehelpen de kost te verdienen voor het gezin. Ze moet op een naaiatelier werken; ze is dan zestien en heeft haar eerste grijze haar. Zo eindigt het, in de misère, niks schooljuf geworden terwijl ze zo goed kon leren. Ik herinner me veel details, het bloed dat vloeide uit de hoofdwond van haar vader na het ongeluk, de kou, de armoedige kleren, het harde werken, het karige eten, verschrikkelijk! En ik genoot ervan, zoals andere kinderen dol zijn op horror en griezelen vond ik het heerlijk te zwelgen in dit leed. Pervers toch. Annetje Hakkel was een uitgave uit 1930 van Paul C. Kaiser, biscuit- koek- en beschuitfabriek in Rotterdam. Onze bakker in Hilversum die nog aan de deur kwam heette Paul C. Kaiser. Zouden we zo aan dit dramatische boek zijn gekomen? Als ik het fragment herlees (zie hieronder) moet ik denken aan Heijermans. Veel van die puntjes … Nu kan ik er niet meer tegen, deze ellende, omdat ik inmiddels weet dat het voor veel mensen de bittere werkelijkheid was. En helaas in sommige verre landen nog steeds is. Laten we dankbaar zijn dat wij geen honger hebben en zomaar een boterham met hagelslag kunnen eten. Of zo’n heerlijk bord tomatensoep dat de brandweermannetjes moeten laten staan omdat ze naar beneden moesten roetsjen om op de brand af te gaan! Tomatensoep in een kwartier Fijngesnipperd uitje in olie even zacht laten worden, pak gezeefde tomaten en halve liter bouillon van een blokje (liefst runder) toevoegen, goed roeren. Gedroogde oregano en basilicum, en versgemalen peper erbij. Scheutje sojasaus erin. Kant-en-klare gehaktballetjes uit de supermarkt erbij en vijf minuten zachtjes laten koken. Proeven, misschien moet er wat zout bij. Als het te zout is, beetje melk erbij. Genieten maar, mag met een boek erbij. ---------- Fragment Toen 't October was, brandden overal de kachels. Winterjassen werden voor de dag gehaald. Voor de grote winkelramen was alles, wat aan de zomer deed denken, verdwenen. "Volop winterdienst", hoorde Annetje een lachende meisjesstem zeggen. Tersluiks keek ze toen naar dat meisje op. Ze was groot en blond. Ze droeg een lange, donkere, warme mantel, met een mooie bontkraag, waarin haar kin diep wegdook. Een vriendinnetje stond iets verder. "Kijk zeg, die snoezige mantel, nog geen dertig gulden, 't is geen geld....." Dat zei dat andere meisje. Toen voelde Annetje een warme gloed naar haar wangen stijgen. "Nog geen dertig gulden.... geen geld.... voor een mantel, één mantel...." Haar vader verdiende het lang niet in een hele week...., van dat geld leefden ze met z'n negenen, van Zaterdagavond tot Zaterdagavond. Haar moeder...., Annetje wist zich niet te herinneren, dat die een nieuwe mantel gekocht had. Ze had er één, een zwarte. Die droeg ze 's zomers en 's winters. Ze ging immers heel weinig de deur uit. Ze kon zich moeder niet voorstellen in een andere mantel.... Verbeeld je, moeder met zo'n mooie bontkraag om de hals...., dan was ze net een deftige mevrouw. Ze zag weer de grote prijskaart, nog geen dertig gulden...., geen geld...., maar haar moeder zou toch een grotere maat nodig hebben, deze was te klein, die paste 't blonde meisje.... Wanneer.... wanneer zou er bij hen thuis een mantel gekocht worden van dertig gulden....? Wat zouden ze dan een geld hebben, als dàt kon.... Misschien later, als zij groot was.... als zij geld verdiende. Dan zou ze thuis komen met een dikke portemonnaie. "Moeder, hier is geld. Je hoeft nu nooit meer die oude zwarte mantel te dragen. Ik heb geld voor een nieuwe. 'k Heb ze voor 't raam gezien.... zo mooi, zo keurig, voor nog geen dertig gulden.... geen geld...." Zo stond Annetje voor de winkelruit...., haar handjes plat uitgespreid tegen 't gladde spiegelglas.... een kleur op de wangen. "Vooruit daar, smeer die ruiten niet zo vol! Al dat kleine straatgrut! Jullie maken die ruiten zo vies.... 't is geen gezicht....! Alles ziet er zo onooglijk uit door die beduimelde, vette vingers...." Annetje schrok. Dat was tegen háár geweest.... Zij hoorde tot het "straatgrut".... Ze ging, keek nog even om, zag den boozen man met een ander praten.... Nu hadden ze 't over haar.... en die anderen...., die óók tot 't "straatgrut" hoorden.... die ook met hun vette vingers de ruiten beduimelden, zodat alle mooie mantels er onooglijk van werden. Dan konden de mensen met geld ze niet goed zien.... die mooie kleren, door hùn vette vingers, vingers van 't straatgrut! Dat mocht niet! De ruiten moesten trots en helder de kleren tonen.... Dan kochten de mensen eerder...., dan bleven ze vanzelf stilstaan om te kijken. "Zie toch eens...." zeiden ze dan.... "Zie toch eens, nog geen dertig gulden voor die mooie mantel.... geen geld...." Arme moeder....! Annetje wist niet, dat ze liep te huilen, dat een dikke traan zich een weggetje baande over haar bleke wangen, een klein vochtig weggetje, waar nu veel andere traantjes langs drupten. Ze veegde met haar mouw langs haar ogen. Nu was die nat, die mouw van haar dunne manteltje..... géén winterdienst. ---------- Het plaatje is Via Dit |
||||
© 2017 Maeve van der Steen | ||||
powered by CJ2 |