 |

Via natuurfilms op
de tv kom je op plekken op de wereld, waar verder alleen Boudewijn
Buch ooit was. De fauna aldaar heeft vormen aangenomen die je voorstellingsvermogen
verre te boven gaan, vooral als wordt afgedaald tot het niveau van
de kriepkruipers. Ook vogels in een onbestaanbaar geachte varieteit
en met meer en minder hinderlijke eigenschappen – wat te denken
van die vogel die het geluid van een kettingzaag nabootst – passeren
de revue, terwijl katachtigen met een misleidend hoge aaibaarheidsfactor
spinnend hun prooi liggen te verteren, die ze zojuist op spectaculaire
wijze van het leven beroofd hebben. Het is allemaal even mooi!
Wat
mij echter altijd opvalt aan de exotische flora is, dat deze eigenlijk
zo weinig exotisch oogt. Hoge bomen van tropisch hardhout,
jawel, en veel groen, doorspekt met de felle kleuren van diverse
soorten lipbloemigen. Maar om een of andere reden komt het me allemaal
zo bekend voor. Logisch natuurlijk, als je zoveel natuurfilms hebt
gezien. Toch is het dat niet. Het is net of ik al die bladvormen
en bloeiwijzen al ergens anders van ken.
Dat is ook zo. Al die exotische
planten staan namelijk gewoon in onze huiskamer. Zelf heb ik ze allemaal
wel eens in de vensterbank
gehad of op een ander zonnig plekje. De gatenplant, de vingerplant,
de kleine ficus, de grote ficus, de oleander, de aloë, de agave,
de hibiscus, de philodendron, de bromelia, succulenten en xerofyten,
diverse palmen en ga zo maar door. Zelfs een bananenplant is niet
aan mijn groene vingers ontsnapt, hoewel deze het nodige verzet pleegde
door telkens als hij een nieuw blad had aangemaakt een oud blad te
verliezen. Dat schiet niet op. Ik bedacht dat hij misschien een rolmodel
nodig had en toog naar de hortus om een foto te maken van een aldaar
in de kas gekoesterd reuzenexemplaar. Die foto heb ik ter inspiratie
naast hem gezet en dat heeft wel even geholpen, maar bleek uiteindelijk
zo frustrerend dat hij het lootje legde.
Al die planten werden vertroeteld.
Ik heb ze begoten, besproeid, bemest, gezaaid, wortels onttrokken,
gestekt, geënt, gescheurd,
gemarcotteerd, ontluisd, ontspint, verpot, verplaatst, bemoedigend
of bestraffend toegesproken, tot het laatste blad er uitgeput afviel
en tot ik er genoeg van had. Wat moet je eigenlijk met al die rotplanten,
die in de huiskamer toch nooit echt gedijen, omdat ze te weinig licht
krijgen, te weinig aarde hebben, de lucht niet vochtig genoeg is,
er enge beesten aan hun wortels knagen, of omdat ze eenvoudig weg
de overgang van de kweker naar de vensterbank niet overleven. Je
koopt een cactus vol schattige paarse bloemetjes, maar krijgt hem
zelf nooit meer in bloei, terwijl hij op de meest vreemde plaatsen
lelijke uitstulpingen vormt of doorschiet tot een stekelige sliert
die met bamboestokjes omhoog gehouden moet worden. En dan de dankbaarheid
van al die groeisels, want ze deden verschrikkelijk hun best. Ze
wilden wel, maar konden niet. Toch was echt doodgaan er ook nooit
bij. Een onaangenaam prikkende palm, die in de slaapkamer een bizarre,
maar vooral qua in beslag nemende ruimte onhandige vorm had aangenomen
heb ik eens midden in de winter op het balkon gezet. Omdat ik dacht
dat hij het leven gelaten had en zo’n hinderlijke sta-in-de-weg
vormde. Tot mijn niet geringe verbazing begon er daar weer nieuw
groen aan te ontspruiten. Stuitend. Kamerplanten verzorgen is niets
meer of minder dan stervensbegeleiding van een traag aftakelend organisme
dat bij tijd en wijle weer even opleeft tot de verzorger een eind
maakt aan die doodsstrijd.
Nee, dan die natuurfilms. Daarop zie ik
mijn bromelia gigantische proporties aannemen en geweldige ananassen
vormen. De gatenplant
is bezig een oerwoudreus te verwurgen en groeit tot aan de hemel.
De kamerplanten komen tot volle wasdom als hoge, dichte struiken,
waarin aapjes zich verstoppen en tropische vogels onbekende vogelgeluiden
maken. Erboven hangen wolken kakatoe’s en aan hun voeten maken
giftige bodembedekkers de paden onbegaanbaar. ‘Jou ken ik nog’,
denk ik vals, ‘maar toen je bij mij in de huiskamer stond moest
ik zelf de gaten in je bladeren knippen, want je wilde niets anders
produceren dan slappe, vormeloze lapjes.’ Prachtig, al die
planten. Maar alleen op het scherm, met een enthousiaste commentaarstem
op de achtergrond.

|
 |