![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
Beschouwingen > De poëtische wereld | ||||
Johnny Cash | Jaap van Lakerveld | |||
Pom
po-po- pom pom, Pom po-po pom pom Johnny Cash the singing man in black Sonore klanken ronkten uit zijn bek San Quentin en a burning ring of fire Een ritmebox, June Carter of een choir, A boy named Sue, the Folsom prison blues, Een soort van overzeese Johnny Hoes. Pom po-po- pom pom, Pom po-po pom pom Johnny Cash een handelaar in leed, Een man die iedere nuance meed. De stem zonk met de jaren en werd fraaier, En het bezongen ongerief werd taaier, Het sentiment ontaarde in een roes, Cash de overzeese Johnny Hoes. Pom po-po- pom pom, Pom po-po pom pom Zijn stem was als een diep emotielek, Dat donker resoneerde on the track De uiting van een brave oproerkraaier Een delinquente bard en onrustzaaier En al zijn platen ademden de blues Van grof besnaarde Johnny op de hoes. |
||||
© 2004 Jaap van Lakerveld | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
||
![]() |
powered by CJ2 |