![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
Bezigheden > Dichten | ||||
De vogel stand | Jaap van Lakerveld | |||
![]() Een goudvink en een parelhoen
Gingen in juwelen doen
Wat voor een parel geldt en goud
Dat het heel goed zijn glans behoudt
De zilverreiger zeer geschokt
Heeft daar een week over gemokt
En daarna tot een klacht besloten
Beschreven in een brief op poten
De koperwiek, ook zij ervoer
Het als het draaien van een loer
Een rotstreek van die vakgenoten
Zo sprak zij in haar wiek geschoten
Met
![]() Streden de vogels in het land
Tegen de glanskop-arroganten
De goudplevieren, goudfazanten.
Hoe ze ook poetsten, hoe ze wreven
Het bleef een dof en glansloos leven
Vol armoe en vol ongerief
Voor grauwe gors en kiekendief
De houtduif, zwartkop, vale gier
Hun zat de hele zaak tot hier
Dus richtten ze een vakbond op
Met de Matkop eenzaam aan de top |
||||
© 2009 Jaap van Lakerveld | ||||
![]() |
![]() |
![]() |
||
![]() |
powered by CJ2 |