 |

De helft van het genoegen van tuinieren bestaat uit het in de aarde
wroeten, planten scheuren, zaaien en wieden. De andere helft wordt
gevormd door het esthetisch genot van bloemen, bladeren, vormen en
geuren. "Zou je alleen met die andere helft ook tevreden kunnen
zijn," vraag ik me de laatste tijd af nu we verhuisplannen hebben.
Laat anderen de tuin verzorgen en beperk je tot het genieten. Dat
is al jaren de stille kracht van openbaar groen, hoewel het onderhoud
van parken en plantsoenen door de kosten ervan steeds meer onder druk
komt te staan en de omwonenden steeds vaker bij moeten springen om
het mooi te houden.
Op het Java-eiland, onderdeel van de nieuwe chique van Amsterdam,
keek ik rond met de vraag of je op het balkon, of terras zoals de
woningmakelaars strijk en zet het kleinste balkonnetje al noemen,
een tevreden mens kan zijn zonder het genot van een eigen tuin. Er
zijn wel woningen met tuintjes op deze voormalige in het IJ aangeplempte,
lange loskade, maar die stellen eigenlijk niet meer voor dan een bloembak.
Boven op het beton van de ondergrondse parkeergarage is een laag aarde
gestort, grenzend aan het openbare binnenterrein tussen de woningblokken.
Het Java-eiland dat de vorm heeft van een groot uitgevallen krentenmik,
is door nieuw gegraven dwarsgrachtjes in enkele hompen verdeeld. Tussen
de moderne bebouwing zijn vier parkjes of liever plantsoenen aangelegd.
Vanaf het balkon kun je ervan genieten, maar eigenlijk ben je verplicht
tot een wandeling, omdat elk plantsoen dat de weidse naam tuin draagt,
aan een van de seizoenen is gewijd. Van oost naar west kom je de lente-,
de zomer, de herfst- en tenslotte de wintertuin tegen. Ik had het
niet meteen door. Nu zijn de plantsoenen nog erg jong - geen jaar
of vier oud - zodat de beplanting en vooral de bomen zich nog verder
moet ontwikkelen. En de herkenning wordt ook bemoeilijkt door de naamgeving.
Lentetuin en zo meer vond men niet kunnen. Er moesten Indische en
specifieker Javaanse namen worden bedacht en die zijn er nu ook. Het
zijn namen uit de streek rond Djokjakarta. Een parkje is naar een
begraafplaats genoemd. Je zou denken dat dat het plantsoen is waar
grote onbewerkte granieten zerken in het gras liggen. Maar dat is
de Lentetuin die Kratontuin werd, naar de residentie van
een sultan. De Herfsttuin heet naar een vorstelijke begraafplaats
(Imogirituin). De gepolijste grijze granieten vierkanten
die daar liggen, symboliseren geen graven, maar regenwater dat overvloedig
valt in de herfst. Dan is er nog de Zomertuin die naar een lusthof
genoemd zou zijn, maar helaas een spelfout in de naam heeft (Taman
Sapituin, wat Taman Sarituin zou moeten zijn). De gemeente
weet van de fout, maar laat het voorlopig maar even zo. Een kniesoor
die erop let en een naamsverandering, ook al is het dan een naamsverbetering,
geeft veel administratie, procedures en kosten. Een tuin aanleggen
is misschien wel simpeler.
En tenslotte is er nog, bijna aan de kop van het eiland, de Wintertuin
(Tosarituin) die naar een populair hooggelegen vakantieverblijf
werd vernoemd. Mijn wandeling begon daar, omdat de punt van het Java-eiland
door een nieuwe brug met het vasteland is verbonden. Het grootste
gedeelte van de wintertuin is een kinderspeelplaats, zodat je het
gevaar loopt als bezoeker zonder ouder- of oparol als snel voor kinderlokker
te worden aangezien. En je hebt het als bezoeker al enigszins moeilijk,
omdat je net als de begroeiing te lijden hebt van het trekgat dat
is ontstaan doordat de toegang op het westen ligt. De in ons land
veel voorkomende westenwind giert door de opening tussen de bebouwing
het eiland op. Wie op het Java-eiland echt met plezier wil wonen,
moet het liefst beschikken over een duffelse jekker die hoog is dicht
te knopen. Gelukkig staat in die wintertuin een klassieke slangenmuur
- een gemetselde muur met welvingen - van een kleine twee meter hoog,
waarachter je uit de wind bent. Zo'n muur werd al tijdens de Barok
bedacht om in de winter planten te laten profiteren van het beetje
zon in het seizoen en bescherming tegen kou en wind te geven. De Japanse
kerselaar (prunis subhirtalla autumnalis) die men hier heeft
geplant is een klassieke herfst- en winterbloeier die het goed doet.
Het is altijd een aangename verrassing in hartje winter - ook al hebben
we dan dit jaar geen echte winter - bomen te zien staan die volop
bloesem dragen. De Subhirtella heeft fraaie witroze bloesem
in een kleine, roosachtige vorm. Tegen de muur stond de toverhazelaar
(hamamelis) met zijn lintvormige, gekrulde gele bladen ook
volop in bloei; met als buurman een naaktbloeiende jasmijn die aan
het uitkomen was.
De zomertuin was het intrigerendst. Niet door de beplanting, want
dit plantsoen is eigenlijk niet meer dan een groot grasveld dat rond
lijkt, maar in werkelijkheid een ellips is. Het is als een kom aangelegd
met daarin naar het midden weer een glooiing. Moeilijk te onderhouden
met een gewone messenkooimaaier. Intrigerend is gras nauwelijks, maar
wel de korte kolommen die verspreid in het perk staan, met bovenop
een ster die varieerde in punten. Ze lijken een speelobject voor kinderen,
maar waar duiden ze op? Omdat het er negen waren, dacht ik dat ze
onze planeten symboliseerden. Bij navraag bleek dat ze het sterrenbeeld
De Zwaan verbeelden, een sterrenbeeld dat in de zomer hoog bij ons
aan de hemel staat. Uit dezelfde navraag kwam naar voren dat de vier
plantsoenen alle vier een andere vorm hebben. Er is een hoop verbeelding
in gaan zitten. Het handigst zou zijn om, als je er zelf niet woont,
vrienden in een flat bij elk van de vier tuinen te maken om vanaf
het balkon/terras de seizoenen in de gaten te houden. Of misschien
om onbezoldigd parkwachter te worden en elke dag een ommetje te maken.
Wel is te hopen dat het onderscheid tussen de seizoenen klimatologisch
zichtbaar blijft. Misschien breekt wel een tijd aan dat het altijd
zacht winterweer is, niet het onaangenaamste seizoen.

|
 |