archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Manager bij de overheid Joop Quint

0504VG manager
De overheidsmanager is jaloers op zijn collega’s in het bedrijfsleven. Die verdienen veel meer. Die krijgen bonussen, opties en aandelen. Dat leest hij in de krant, want zelf kent hij niemand die bij een bedrijf werkt. Een enkele keer moet hij met ze overleggen. Ze dragen dure pakken, ze hebben een dure auto en een nette chauffeur. Hij weet zeker dat ze meer onkosten declareren.
De overheidsmanager besteedt zijn tijd aan twee zaken. Aan overleg en zijn carrière. De hele dag zit hij in overleg. Met zijn afdelingshoofden. Met collega’s binnen zijn departement. Vooral om af te stemmen, maar eigenlijk om te voorkomen dat zij het voortouw nemen bij een nieuw project. Met collega’s buiten het departement, om dezelfde reden. Met de minister, om te horen wat die nu weer heeft meegemaakt in het kabinet, of om te bespreken wat er nu weer geantwoord moet worden op een absurde vraag uit de Kamer.

Door al het overleg komt de overheidsmanager niet toe aan zijn werk. Dat bestaat vooral uit het paraferen van stukken. Die stukken neemt hij mee naar huis. Daar vraagt hij zich af wat zijn medewerkers doen. Die overleggen natuurlijk ook. Maar nemen zij ook werk mee naar huis? Waarom duurt alles zo lang? Waarom lopen er zoveel mensen door de gangen? Waarom staan er zoveel mensen bij de koffieautomaat? En zou hetzelfde werk niet gedaan kunnen worden door minder mensen die harder werken?
De overheidsmanager krijgt een idee. Hij bedenkt een vernieuwingsproject. Want je telt eigenlijk niet mee als je niet af en toe een vernieuwingsproject hebt. Zo’n project krijgt de mooie naam ‘Hector’. Of ‘Op weg naar de toekomst’. Er komen bijeenkomsten voor alle medewerkers. Er komen stuur- en werkgroepen. Toch weet de manager al van tevoren dat zijn project nooit zal leiden tot waar het om begonnen is: minder medewerkers. Want het is moeilijker om van een ambtenaar af te komen dan van platvoeten.

Dat denkt de overheidsmanager allemaal als hij rustig thuis op de bank zit met zijn stukken. Maar hij denkt ook aan zijn carrière. De overheidsmanager denkt altijd aan zijn carrière. En hij is ook met zijn carrière bezig als hij er aan denkt om met minder medewerkers toe te kunnen. Maar wil hij eigenlijk wel minder medewerkers? Want het is allemaal heel eenvoudig: een overheidsmanager is belangrijker naarmate hij meer medewerkers heeft.
Er zijn meer factoren die hem belangrijk maken. Vaak overleggen met de minister. Voorzitter zijn van een zware stuurgroep of commissie. Of nog beter: voorzitter van een interdepartementale commissie. Iedereen is belangrijk die zorgt dat er onder zijn verantwoordelijkheid belangrijke dingen gebeuren. Maar dat gaat niet vanzelf. De overheidsmanager heeft heel wat collega’s die óók belangrijk willen zijn. Dus moet hij zorgen dat het balletje zijn kant op rolt. Daarvoor moet hij weten wat er speelt. Hij moet de dingen zien aankomen, lang van tevoren weten welke kant een advies op moet. Daarom moet hij overal bij zijn.

Daarom moet hij zoveel in overleg. Daar zegt hij precies op het juiste moment: ‘O, dat doen wij wel. We zijn er eigenlijk al mee bezig.’ En dan heeft hij weer een klus binnengehaald. Dan heeft de overheidsmanager zich weer belangrijk gemaakt.

***********************
Dit verhaal is afkomstig uit de bundel ‘Manager van de wereld,’ geschreven door Joop Quint en geïllustreerd door Pieter Leenheer. Het ISBN nummer is: 978 90 810914 35 .
De uitgever Mediawerf typeert de inhoud als: ‘een kleine, soms vileine, fenomenologie van de manager.’ De bundel kost € 16,95 en is behalve via de boekhandel te bestellen via:


© 2007 Joop Quint meer Joop Quint - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Manager bij de overheid Joop Quint
0504VG manager
De overheidsmanager is jaloers op zijn collega’s in het bedrijfsleven. Die verdienen veel meer. Die krijgen bonussen, opties en aandelen. Dat leest hij in de krant, want zelf kent hij niemand die bij een bedrijf werkt. Een enkele keer moet hij met ze overleggen. Ze dragen dure pakken, ze hebben een dure auto en een nette chauffeur. Hij weet zeker dat ze meer onkosten declareren.
De overheidsmanager besteedt zijn tijd aan twee zaken. Aan overleg en zijn carrière. De hele dag zit hij in overleg. Met zijn afdelingshoofden. Met collega’s binnen zijn departement. Vooral om af te stemmen, maar eigenlijk om te voorkomen dat zij het voortouw nemen bij een nieuw project. Met collega’s buiten het departement, om dezelfde reden. Met de minister, om te horen wat die nu weer heeft meegemaakt in het kabinet, of om te bespreken wat er nu weer geantwoord moet worden op een absurde vraag uit de Kamer.

Door al het overleg komt de overheidsmanager niet toe aan zijn werk. Dat bestaat vooral uit het paraferen van stukken. Die stukken neemt hij mee naar huis. Daar vraagt hij zich af wat zijn medewerkers doen. Die overleggen natuurlijk ook. Maar nemen zij ook werk mee naar huis? Waarom duurt alles zo lang? Waarom lopen er zoveel mensen door de gangen? Waarom staan er zoveel mensen bij de koffieautomaat? En zou hetzelfde werk niet gedaan kunnen worden door minder mensen die harder werken?
De overheidsmanager krijgt een idee. Hij bedenkt een vernieuwingsproject. Want je telt eigenlijk niet mee als je niet af en toe een vernieuwingsproject hebt. Zo’n project krijgt de mooie naam ‘Hector’. Of ‘Op weg naar de toekomst’. Er komen bijeenkomsten voor alle medewerkers. Er komen stuur- en werkgroepen. Toch weet de manager al van tevoren dat zijn project nooit zal leiden tot waar het om begonnen is: minder medewerkers. Want het is moeilijker om van een ambtenaar af te komen dan van platvoeten.

Dat denkt de overheidsmanager allemaal als hij rustig thuis op de bank zit met zijn stukken. Maar hij denkt ook aan zijn carrière. De overheidsmanager denkt altijd aan zijn carrière. En hij is ook met zijn carrière bezig als hij er aan denkt om met minder medewerkers toe te kunnen. Maar wil hij eigenlijk wel minder medewerkers? Want het is allemaal heel eenvoudig: een overheidsmanager is belangrijker naarmate hij meer medewerkers heeft.
Er zijn meer factoren die hem belangrijk maken. Vaak overleggen met de minister. Voorzitter zijn van een zware stuurgroep of commissie. Of nog beter: voorzitter van een interdepartementale commissie. Iedereen is belangrijk die zorgt dat er onder zijn verantwoordelijkheid belangrijke dingen gebeuren. Maar dat gaat niet vanzelf. De overheidsmanager heeft heel wat collega’s die óók belangrijk willen zijn. Dus moet hij zorgen dat het balletje zijn kant op rolt. Daarvoor moet hij weten wat er speelt. Hij moet de dingen zien aankomen, lang van tevoren weten welke kant een advies op moet. Daarom moet hij overal bij zijn.

Daarom moet hij zoveel in overleg. Daar zegt hij precies op het juiste moment: ‘O, dat doen wij wel. We zijn er eigenlijk al mee bezig.’ En dan heeft hij weer een klus binnengehaald. Dan heeft de overheidsmanager zich weer belangrijk gemaakt.

***********************
Dit verhaal is afkomstig uit de bundel ‘Manager van de wereld,’ geschreven door Joop Quint en geïllustreerd door Pieter Leenheer. Het ISBN nummer is: 978 90 810914 35 .
De uitgever Mediawerf typeert de inhoud als: ‘een kleine, soms vileine, fenomenologie van de manager.’ De bundel kost € 16,95 en is behalve via de boekhandel te bestellen via:
© 2007 Joop Quint
powered by CJ2