archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 5
13 december 2007
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Het einde van het De Ruyterjaar Willem Minderhout

0505VG Literatuur
Het bericht dat koningin Beatrix het niet eens is met het beeld van haar voorvaderen Willem I, II en III in het boek ‘Voor de troon wordt niemand ongestraft geboren’, geschreven door de historici Dorine Hermans en Daniëla Hooghiemstra, werpt een smet op het onlangs plechtig afgesloten ‘De Ruyterjaar’. Waren we net lekker met z’n allen in de geest van Jan Peter Holland’s Glorie aan het vieren en dan gooit de Majesteit roet in het eten!
Want hoe luidt de beschuldiging tegen de beide historici? Ze zouden ‘selectief gebruik hebben gemaakt van het archiefmateriaal’. Hoewel selectie de essentie is van historisch onderzoek, is de koningin daar blijkbaar tegen. Tenminste, als de selectie er toe leidt dat er negatieve aspecten van haar voorvaderen worden belicht. Tijdens het ‘De Ruyterjaar’ was er blijkbaar niets mis met selectiviteit, want het Koninklijk Huis mocht de vierhonderdste geboortedag van onze zeeheld rustig meevieren. De koningin speelde zelfs een belangrijke rol. Mijn Zeeuwse neven moesten haar tijdens de opening van dat jaar in De Ruyter’s geboorteplaats Vlissingen met honderden medescholieren toezingen en haar zoon mocht het jaar afsluiten in De Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Is dat dan erg? Nee hoor, maar wel selectief. De Ruyter was namelijk een echte ‘jongen van Jan de Witt’. Een vriend van de Raadpensionaris die vanaf 1653 de Repubiek der Zeven Verenigde Nederlanden leidde tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650 tot 1672). Dat Stadhouderloze Tijdperk was aangebroken toen stadhouder Willem II plotseling aan de pokken stierf. Zijn vrouw, de dochter van koning Karel I van Engeland, was op dat moment hoogzwanger van zijn latere troonopvolger dus een vervanger was niet direct voorhanden. Om een vervanger zaten de Nederlandse regenten ook niet zo te springen, want Willem II had net via een staatsgreep ‘de wet verzet’ en een soort militaire dictatuur ingesteld.

In deze Stadhouderloze periode beleefde Nederland zijn grootste bloei als handelsnatie en wereldmacht. Als zeemacht stak ons land Engeland naar de kroon. De Ruyter’s ‘Tocht naar Chatham’ in 1667, tijdens de Tweede Engelse Oorlog, was daar het toppunt van. De Engelse vloot die op de Medway lag afgemeerd werd vernietigd en Nederlandse troepen drongen, tot schrik en ontsteltenis van de Engelsen, door op het vaste land. Het plan was een meesterzet van Jan de Witt. Zijn broer Cornelis voer mee op de vloot van De Ruyter die het plan ging uitvoeren. Cornelis bepaalde feitelijk de te volgen taktiek. Op het moment dat de tocht werd voorbereid waren er al afspraken gemaakt om vredesonderhandelingen te gaan voeren in Breda. De verpletterende slag van de Nederlandse vloot ondermijnde de onderhandelingspositie van Engeland sterk.

Het bevreemdde menigeen dat De Witt’s opstelling tijdens die vredesonderhandelingen in Breda tamelijk mild was. De Witt was er, als meester in het bespelen van de machtsbalans, van doordrongen dat de vijanden van vandaag je vrienden van morgen kunnen zijn. Hij manoeuvreerde behoedzaam tussen de maritieme ambities van Engeland en de landhonger van het Frankrijk van Lodewijk XIV door. Tegelijkertijd moest hij constant op zijn hoede zijn voor de ondermijning van het gezag van zijn Staatse Partij door de Oranjepartij, die vooral steunde op de calvinistische dominees, de orthodoxe hel en verdoemenis predikende ‘ayatollahs’ van die periode, en het gepeupel. Tussen die Oranjepartij en de Engelsen bestond nauw contact. De Engelsen hoopten het Staatse bewind van De Witt te ondermijnen en de Oranjeklanten verwachtten, vanwege de familiebanden tussen de Stuarts en de Oranjes, steun voor het herstel van de positie van Oranje. Dit optreden grensde, zeker in tijd van oorlog met Engeland, aan ‘landverraad’. Ritmeester Buat overschreed die grens wel heel duidelijk. Deze vertrouweling van de latere Willem III werd gesnapt met zeer belastende correspondentie met de Engelsen en na een proces onthoofd.

Een vriend van Buat was de Oranjegezinde Cornelis Tromp, de zoon van Maarten Harpertsz. Tromp. Cornelis diende als kapitein onder admiraal De Ruyter maar blonk uit in onbezonnen en eigengerijd optreden, grenzend aan insubordinatie. De Oranjeklant Tromp jr haatte de Staatsgezinde De Ruyter, wiens plaats als admiraal hij ambiëerde en De Ruyter was die ongedisciplineerde praalhans van een Tromp liever kwijt dan rijk.

In ‘Het Rampjaar 1672’ liep De Witt’s buitenlandse politiek om de grootmachten Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen spaak. In het geheime ‘Verdrag van Dover’ waren Karel II en Lodewijk XIV overeengekomen om samen de Nederlanden aan te vallen en Willem III, die overigens buiten dit plan werd gehouden, als een soort marionet op de troon te zetten. Toen beide landen, samen met Keulen en Munster, eendrachtig tegen Nederland optrokken was het ook met de macht van de Staatse Partij gedaan. De Oranjepartij greep de macht en Willem III werd stadhouder. Oude rekeningen werden nu vereffend. Cornelis Tromp was één van de kwade geniussen achter de lynchpartij waaraan Jan en Cornelis de Witt op gruwelijke wijze aan ten offer vielen. Ook het huis van De Ruyter in Vlissingen werd in die tijd door Oranjegepeupel belaagd.
Onder Willem III bleef De Ruyter, die in ‘Het Rampjaar’ voor de zoveelste keer de Engelse vloot had verslagen, wel in functie. In het geheim werd aan Cornelis Tromp echter beloofd dat hij De Ruyter te zijner tijd als admiraal zou opvolgen. Dat moment kwam vier jaar later. De Ruyter werd met een veel te zwakke vloot naar de Middellandse Zee gestuurd, werd door een kanonskogel getroffen en keerde niet levend terug.

Met Willem III ging het verder buitengewoon voor de wind. Hij bleek niet de speelbal in de handen van de machtige vorsten van Engeland en Frankrijk te zijn, die zij hadden verwacht. In tegendeel. Zijn oom en schoonvader Jacobus II, die zijn overleden broer Karel II was opgevolgd, verdreef hij in 1688 zelfs van de troon om samen met met zijn vrouw Mary Stuart koning en koningin van Engeland te worden. Het bleek echter een Pyrrhusoverinning. Willem III stierf kinderloos, zodat het geslacht van Willem van Oranje in directe lijn uitstierf. In de Nederlanden zette langzaam maar zeker de terugval in. Engeland werd zonder enige twijfel de belangrijkste wereldmacht.

Natuurlijk was Nederland geen wereldmacht gebleven als De Witt en de Staatse Partij aan de macht waren gebleven. Maar het is een feit dat Nederland alleen tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk een wereldmacht was en dat ons land dat was ondanks de Oranjes en de Oranjeklanten en niet dankzij. Tijdens zo’n De Ruyterjaar vind ik niet dat je daar moeilijk over moet doen. De koningin mag dat feestje best meevieren en er enig cachet aan geven. Maar dan moet ze niet gaan zeuren over ‘selectief gebruik van archiefmateriaal’.

Sindsdien is Nederland een tweederangs natie. Daar is niets mis mee, dat is gewoon een feitelijke constatering waar geen Jan Peter iets aan kan veranderen. Kenmerkend is dat Nederland in A.J.P. Taylor’s standaardwerk over de diplomatieke geschiedenis van Europa, The Struggle for Mastery in Europe 1848–1918 uit 1954, slechts één keer voorkomt. Die ene keer is als Napoleon III via een maîtresse van Koning Willem III laat weten dat hij Luxemburg wil kopen. Koning Willem III, die ook Groothertog van Luxemburg is, heeft daar wel oren naar. Als het plan uitlekt moet hij echter buigen voor Pruisische dreigementen en de publieke opinie, en de verkoop gaat niet door.

In de door mij geraadpleegde boeken komt deze ‘Luxemburgse Kwestie’ wel voor, maar er wordt – waarschijnlijk door selectief gebruik van archiefmateriaal - in alle talen gezwegen over die maîtresse die als makelaar in Groothertogdommen optrad. Ik ga snel ‘Voor de troon wordt niemand ongestraft geboren’ lezen. Misschien weten Dorine Hermans en Daniëla Hooghiemstra ook het naadje van deze kous.

Geraadpleegde literatuur:
Pieter Geijl, Oranje en Stuart, 1641-1672
Jan en Annie Romijn, Erflaters van Onze Beschaving
Lambert Giebels, De Vrede van Breda.
Winkler Prins Geschedenis der Nederlanden, deel 2, 1500-1780
Wikipedia
 
********************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.
Zondag 16 december is de jaarlijkse Thomas Mann lezing.


© 2007 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Het einde van het De Ruyterjaar Willem Minderhout
0505VG Literatuur
Het bericht dat koningin Beatrix het niet eens is met het beeld van haar voorvaderen Willem I, II en III in het boek ‘Voor de troon wordt niemand ongestraft geboren’, geschreven door de historici Dorine Hermans en Daniëla Hooghiemstra, werpt een smet op het onlangs plechtig afgesloten ‘De Ruyterjaar’. Waren we net lekker met z’n allen in de geest van Jan Peter Holland’s Glorie aan het vieren en dan gooit de Majesteit roet in het eten!
Want hoe luidt de beschuldiging tegen de beide historici? Ze zouden ‘selectief gebruik hebben gemaakt van het archiefmateriaal’. Hoewel selectie de essentie is van historisch onderzoek, is de koningin daar blijkbaar tegen. Tenminste, als de selectie er toe leidt dat er negatieve aspecten van haar voorvaderen worden belicht. Tijdens het ‘De Ruyterjaar’ was er blijkbaar niets mis met selectiviteit, want het Koninklijk Huis mocht de vierhonderdste geboortedag van onze zeeheld rustig meevieren. De koningin speelde zelfs een belangrijke rol. Mijn Zeeuwse neven moesten haar tijdens de opening van dat jaar in De Ruyter’s geboorteplaats Vlissingen met honderden medescholieren toezingen en haar zoon mocht het jaar afsluiten in De Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Is dat dan erg? Nee hoor, maar wel selectief. De Ruyter was namelijk een echte ‘jongen van Jan de Witt’. Een vriend van de Raadpensionaris die vanaf 1653 de Repubiek der Zeven Verenigde Nederlanden leidde tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650 tot 1672). Dat Stadhouderloze Tijdperk was aangebroken toen stadhouder Willem II plotseling aan de pokken stierf. Zijn vrouw, de dochter van koning Karel I van Engeland, was op dat moment hoogzwanger van zijn latere troonopvolger dus een vervanger was niet direct voorhanden. Om een vervanger zaten de Nederlandse regenten ook niet zo te springen, want Willem II had net via een staatsgreep ‘de wet verzet’ en een soort militaire dictatuur ingesteld.

In deze Stadhouderloze periode beleefde Nederland zijn grootste bloei als handelsnatie en wereldmacht. Als zeemacht stak ons land Engeland naar de kroon. De Ruyter’s ‘Tocht naar Chatham’ in 1667, tijdens de Tweede Engelse Oorlog, was daar het toppunt van. De Engelse vloot die op de Medway lag afgemeerd werd vernietigd en Nederlandse troepen drongen, tot schrik en ontsteltenis van de Engelsen, door op het vaste land. Het plan was een meesterzet van Jan de Witt. Zijn broer Cornelis voer mee op de vloot van De Ruyter die het plan ging uitvoeren. Cornelis bepaalde feitelijk de te volgen taktiek. Op het moment dat de tocht werd voorbereid waren er al afspraken gemaakt om vredesonderhandelingen te gaan voeren in Breda. De verpletterende slag van de Nederlandse vloot ondermijnde de onderhandelingspositie van Engeland sterk.

Het bevreemdde menigeen dat De Witt’s opstelling tijdens die vredesonderhandelingen in Breda tamelijk mild was. De Witt was er, als meester in het bespelen van de machtsbalans, van doordrongen dat de vijanden van vandaag je vrienden van morgen kunnen zijn. Hij manoeuvreerde behoedzaam tussen de maritieme ambities van Engeland en de landhonger van het Frankrijk van Lodewijk XIV door. Tegelijkertijd moest hij constant op zijn hoede zijn voor de ondermijning van het gezag van zijn Staatse Partij door de Oranjepartij, die vooral steunde op de calvinistische dominees, de orthodoxe hel en verdoemenis predikende ‘ayatollahs’ van die periode, en het gepeupel. Tussen die Oranjepartij en de Engelsen bestond nauw contact. De Engelsen hoopten het Staatse bewind van De Witt te ondermijnen en de Oranjeklanten verwachtten, vanwege de familiebanden tussen de Stuarts en de Oranjes, steun voor het herstel van de positie van Oranje. Dit optreden grensde, zeker in tijd van oorlog met Engeland, aan ‘landverraad’. Ritmeester Buat overschreed die grens wel heel duidelijk. Deze vertrouweling van de latere Willem III werd gesnapt met zeer belastende correspondentie met de Engelsen en na een proces onthoofd.

Een vriend van Buat was de Oranjegezinde Cornelis Tromp, de zoon van Maarten Harpertsz. Tromp. Cornelis diende als kapitein onder admiraal De Ruyter maar blonk uit in onbezonnen en eigengerijd optreden, grenzend aan insubordinatie. De Oranjeklant Tromp jr haatte de Staatsgezinde De Ruyter, wiens plaats als admiraal hij ambiëerde en De Ruyter was die ongedisciplineerde praalhans van een Tromp liever kwijt dan rijk.

In ‘Het Rampjaar 1672’ liep De Witt’s buitenlandse politiek om de grootmachten Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen spaak. In het geheime ‘Verdrag van Dover’ waren Karel II en Lodewijk XIV overeengekomen om samen de Nederlanden aan te vallen en Willem III, die overigens buiten dit plan werd gehouden, als een soort marionet op de troon te zetten. Toen beide landen, samen met Keulen en Munster, eendrachtig tegen Nederland optrokken was het ook met de macht van de Staatse Partij gedaan. De Oranjepartij greep de macht en Willem III werd stadhouder. Oude rekeningen werden nu vereffend. Cornelis Tromp was één van de kwade geniussen achter de lynchpartij waaraan Jan en Cornelis de Witt op gruwelijke wijze aan ten offer vielen. Ook het huis van De Ruyter in Vlissingen werd in die tijd door Oranjegepeupel belaagd.
Onder Willem III bleef De Ruyter, die in ‘Het Rampjaar’ voor de zoveelste keer de Engelse vloot had verslagen, wel in functie. In het geheim werd aan Cornelis Tromp echter beloofd dat hij De Ruyter te zijner tijd als admiraal zou opvolgen. Dat moment kwam vier jaar later. De Ruyter werd met een veel te zwakke vloot naar de Middellandse Zee gestuurd, werd door een kanonskogel getroffen en keerde niet levend terug.

Met Willem III ging het verder buitengewoon voor de wind. Hij bleek niet de speelbal in de handen van de machtige vorsten van Engeland en Frankrijk te zijn, die zij hadden verwacht. In tegendeel. Zijn oom en schoonvader Jacobus II, die zijn overleden broer Karel II was opgevolgd, verdreef hij in 1688 zelfs van de troon om samen met met zijn vrouw Mary Stuart koning en koningin van Engeland te worden. Het bleek echter een Pyrrhusoverinning. Willem III stierf kinderloos, zodat het geslacht van Willem van Oranje in directe lijn uitstierf. In de Nederlanden zette langzaam maar zeker de terugval in. Engeland werd zonder enige twijfel de belangrijkste wereldmacht.

Natuurlijk was Nederland geen wereldmacht gebleven als De Witt en de Staatse Partij aan de macht waren gebleven. Maar het is een feit dat Nederland alleen tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk een wereldmacht was en dat ons land dat was ondanks de Oranjes en de Oranjeklanten en niet dankzij. Tijdens zo’n De Ruyterjaar vind ik niet dat je daar moeilijk over moet doen. De koningin mag dat feestje best meevieren en er enig cachet aan geven. Maar dan moet ze niet gaan zeuren over ‘selectief gebruik van archiefmateriaal’.

Sindsdien is Nederland een tweederangs natie. Daar is niets mis mee, dat is gewoon een feitelijke constatering waar geen Jan Peter iets aan kan veranderen. Kenmerkend is dat Nederland in A.J.P. Taylor’s standaardwerk over de diplomatieke geschiedenis van Europa, The Struggle for Mastery in Europe 1848–1918 uit 1954, slechts één keer voorkomt. Die ene keer is als Napoleon III via een maîtresse van Koning Willem III laat weten dat hij Luxemburg wil kopen. Koning Willem III, die ook Groothertog van Luxemburg is, heeft daar wel oren naar. Als het plan uitlekt moet hij echter buigen voor Pruisische dreigementen en de publieke opinie, en de verkoop gaat niet door.

In de door mij geraadpleegde boeken komt deze ‘Luxemburgse Kwestie’ wel voor, maar er wordt – waarschijnlijk door selectief gebruik van archiefmateriaal - in alle talen gezwegen over die maîtresse die als makelaar in Groothertogdommen optrad. Ik ga snel ‘Voor de troon wordt niemand ongestraft geboren’ lezen. Misschien weten Dorine Hermans en Daniëla Hooghiemstra ook het naadje van deze kous.

Geraadpleegde literatuur:
Pieter Geijl, Oranje en Stuart, 1641-1672
Jan en Annie Romijn, Erflaters van Onze Beschaving
Lambert Giebels, De Vrede van Breda.
Winkler Prins Geschedenis der Nederlanden, deel 2, 1500-1780
Wikipedia
 
********************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.
Zondag 16 december is de jaarlijkse Thomas Mann lezing.
© 2007 Willem Minderhout
powered by CJ2