archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 5
15 november 2007
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Het grommende van Dostojevski Gerbrand Muller

0503VG LitGM
Raskolnikov, de hoofdpersoon van Misdaad en straf, legt de bijl waarmee hij zijn hospita en haar zuster heeft vermoord in de conciërgeloge terug, op dezelfde plaats waar hij hem vandaan heeft gehaald. ‘Hij legde er zelfs weer een houtblok op.’ Het is louter toeval dat de conciërge op dat ogenblik niet thuis is. Was deze er wel geweest, dan zou Raskolnikov ‘hem misschien gewoon de bijl overhandigd hebben,’ zo groot is de verwarring waarin hij verkeert. Zijn hele handelswijze na de moord is dwaas, en het mag een wonder heten dat hij zonder door iemand gezien uit het huis van de hospita ontsnapt. Want op het moment dat Raskolnikov na de moord het huis wil verlaten komt er een man de trappen op en belt aan, niet één keer, maar vele malen: hij heeft blijkbaar een afspraak met de hospita en hij begrijpt er niets van dat zij hem niet opendoet. Hij tiert en rukt de deurknop er zowat uit, Raskolnikov staat bevend aan de andere kant van de deur, de bijl onder zijn jas. Een tweede man die even later naar boven komt, stelt voor de conciërge te waarschuwen: Raskolnikov heeft namelijk van binnen de knip op de deur gedaan en de tweede man is zo schrander daaruit op te maken dat er iemand thuis moet zijn; het feit dat er desondanks niet wordt opengedaan duidt erop dat er misschien iets niet pluis is... De mannen gaan naar beneden. Als Raskolnikov vervolgens zonder nadenken het huis verlaat en met de bijl onder zijn jas de trappen afdaalt hoort hij de mannen alweer omhoog komen. In opperste wanhoop gaat hij hun recht tegemoet. ‘Zouden ze hem tegenkomen, dan was alles verloren, lieten ze hem door, dan was ook alles verloren: ze zouden het zich herinneren.’ Er blijft tussen hen nog maar één trap over… maar dan glipt Raskolnikov een lege woning binnen, waar werklui zo net nog aan het schilderen zijn geweest: ‘alsof het zo afgesproken was, waren ze nu weg.’ Beide schilders waren namelijk even nadat Raskolnikov het huis was uitgekomen achter elkaar de trap af gerend; de ene schilder had daarbij woedend naar zijn maat geschreeuwd: Mitjka! Mitjka! Wacht dan toch verdomme!’ Raskolnikov glipt de woning weer uit als de mannen gepasseerd zijn, daalt de trappen af en gaat de straat op. Nog steeds met de bijl onder zijn jas loopt hij over straat, wankel als een dronkenman. Via een omweg komt hij weer thuis. Op de binnenplaats is niemand, ook de conciërge is er niet… Een toevallige samenloop van omstandigheden leek er eerst toe te leiden dat Raskolnikov praktisch op heterdaad wordt betrapt, maar maakt daarna dat hij, zo dwaas en verward als hij handelt, toch onopgemerkt kan ontsnappen. Een samenloop van omstandigheden waarvan men zegt: dit kan geen mens verzinnen, dit kan alleen in werkelijkheid gebeuren.

En dan betwijfelen sommige slavisten en kenners van de Russische literatuur nog of de in Dostojewski’s romans beschreven wereld wel echt is! Tot die slavisten behoort onder anderen Karel van het Reve. In zijn Geschiedenis van de Russische literatuur schrijft hij dat hij Dostojewski ‘jarenlang’ niet heeft kunnen lezen. Hij behoorde tot wat hijzelf de anti-Dostojewski club noemde, een gezelschap gevormd door niet de eersten de besten, zoals Gontsjarov, Toergenjev, Garsjin, Boenin en Nabokov.

‘Men zou kunnen zeggen dat hij [Dostojewski] de ‘keukenmeidenroman’ tot ‘literatuur’ heeft verheven,’ schrijft Van het Reve. Het is hem nooit gelukt om door De idioot heen te komen, maar boeken als Aantekeningen uit het Dodenhuis en Misdaad en straf houdt hij voor meesterwerken, evenals ‘tot op zekere hoogte’ Boze geesten. (p. 352) Gelukkig, dat verzoent me weer wat met Van het Reve. Dat er mensen zijn, onder hen niet de minsten, die niets in Dostojewski zien, zit me dwars. Geen romanschrijver heeft diepere indruk op me gemaakt dan Dostojewski. Het lezen van zijn romans was voor mij een onvergetelijke ervaring en ik hoef maar aan de titels terug te denken of ik meen weer iets te ervaren van wat ik voor mezelf ‘het grommende van Dostojewski’ ben gaan noemen: De idioot, De jongeling, De gebroeders (broers in de nieuwe vertaling) Karamazov, De vernederden en gekrenkten… Het is me een raadsel hoe zijn boeken mensen onverschillig kunnen laten. Van het Reve licht een tipje van de sluier voor me op: ‘De verhouding tussen wat zich in Dostojewski’s romans afspeelt en wat men in de werkelijkheid kan waarnemen wordt (…) een heel eigenaardige. (…) Je zou kunnen zeggen dat echte [curs. VhR] moordenaars, terroristen, goedzakken banaler, maar ook veel interessanter, ‘menselijker’ zijn dan de figuren van Dostojewski.’ (p. 353.) Aha, misschien heb ik hier een spoor dat me kan voeren naar de oplossing van het raadsel!

Willem Weststeijn, die Dostojewski wel bewondert, merkt op dat Dostojewski’s personages dikwijls ‘onbestaanbaar’ (aanhalingstekens van W.W.) lijken, maar voegt eraan toe dat ze zo direct verbonden zijn ‘met algemeen menselijke problemen van vrijheid, moraal en dergelijke, dat je die onbestaanbaarheid gemakkelijk op de koop toeneemt.’ (Russische literatuur, p. 168) Ook Weststeijn beschouwt dus sommige van Dostojewski’s personages als onwerkelijk. Heb ik me dan soms toch door duivelskunstenaar Dostojewski een rad voor de ogen laten draaien? Onder het lezen van Dostojewski is bij mij nooit de geringste twijfel gerezen of ik een bepaald personage wel in werkelijkheid zou kunnen tegenkomen. Waarom is dat bij mij zo en bij sommige anderen blijkbaar niet? Vergis ik me misschien, en zijn mensen echt in werkelijkheid veel ‘banaler’ zoals Van het Reve suggereert, banaler en tegelijk toch ook weer veel ‘interessanter’, ‘menselijker’ dan de personen die Dostojewski beschrijft? Er zit niets anders op dan Dostojewski te gaan herlezen: dat is de enige manier om op deze vraag een antwoord te vinden. Ik neem nu een deel Dostojewski uit de kast en zet me in mijn leunstoel… Het verslag van mijn bevindingen volgt in een van de volgende nummers.

(Wordt vervolgd)
 
******************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl
 
*******************************
Lucia Jonkhoff is ontwerper en tekenaar.
Informatie op www.latsiko.nl .


© 2007 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Het grommende van Dostojevski Gerbrand Muller
0503VG LitGM
Raskolnikov, de hoofdpersoon van Misdaad en straf, legt de bijl waarmee hij zijn hospita en haar zuster heeft vermoord in de conciërgeloge terug, op dezelfde plaats waar hij hem vandaan heeft gehaald. ‘Hij legde er zelfs weer een houtblok op.’ Het is louter toeval dat de conciërge op dat ogenblik niet thuis is. Was deze er wel geweest, dan zou Raskolnikov ‘hem misschien gewoon de bijl overhandigd hebben,’ zo groot is de verwarring waarin hij verkeert. Zijn hele handelswijze na de moord is dwaas, en het mag een wonder heten dat hij zonder door iemand gezien uit het huis van de hospita ontsnapt. Want op het moment dat Raskolnikov na de moord het huis wil verlaten komt er een man de trappen op en belt aan, niet één keer, maar vele malen: hij heeft blijkbaar een afspraak met de hospita en hij begrijpt er niets van dat zij hem niet opendoet. Hij tiert en rukt de deurknop er zowat uit, Raskolnikov staat bevend aan de andere kant van de deur, de bijl onder zijn jas. Een tweede man die even later naar boven komt, stelt voor de conciërge te waarschuwen: Raskolnikov heeft namelijk van binnen de knip op de deur gedaan en de tweede man is zo schrander daaruit op te maken dat er iemand thuis moet zijn; het feit dat er desondanks niet wordt opengedaan duidt erop dat er misschien iets niet pluis is... De mannen gaan naar beneden. Als Raskolnikov vervolgens zonder nadenken het huis verlaat en met de bijl onder zijn jas de trappen afdaalt hoort hij de mannen alweer omhoog komen. In opperste wanhoop gaat hij hun recht tegemoet. ‘Zouden ze hem tegenkomen, dan was alles verloren, lieten ze hem door, dan was ook alles verloren: ze zouden het zich herinneren.’ Er blijft tussen hen nog maar één trap over… maar dan glipt Raskolnikov een lege woning binnen, waar werklui zo net nog aan het schilderen zijn geweest: ‘alsof het zo afgesproken was, waren ze nu weg.’ Beide schilders waren namelijk even nadat Raskolnikov het huis was uitgekomen achter elkaar de trap af gerend; de ene schilder had daarbij woedend naar zijn maat geschreeuwd: Mitjka! Mitjka! Wacht dan toch verdomme!’ Raskolnikov glipt de woning weer uit als de mannen gepasseerd zijn, daalt de trappen af en gaat de straat op. Nog steeds met de bijl onder zijn jas loopt hij over straat, wankel als een dronkenman. Via een omweg komt hij weer thuis. Op de binnenplaats is niemand, ook de conciërge is er niet… Een toevallige samenloop van omstandigheden leek er eerst toe te leiden dat Raskolnikov praktisch op heterdaad wordt betrapt, maar maakt daarna dat hij, zo dwaas en verward als hij handelt, toch onopgemerkt kan ontsnappen. Een samenloop van omstandigheden waarvan men zegt: dit kan geen mens verzinnen, dit kan alleen in werkelijkheid gebeuren.

En dan betwijfelen sommige slavisten en kenners van de Russische literatuur nog of de in Dostojewski’s romans beschreven wereld wel echt is! Tot die slavisten behoort onder anderen Karel van het Reve. In zijn Geschiedenis van de Russische literatuur schrijft hij dat hij Dostojewski ‘jarenlang’ niet heeft kunnen lezen. Hij behoorde tot wat hijzelf de anti-Dostojewski club noemde, een gezelschap gevormd door niet de eersten de besten, zoals Gontsjarov, Toergenjev, Garsjin, Boenin en Nabokov.

‘Men zou kunnen zeggen dat hij [Dostojewski] de ‘keukenmeidenroman’ tot ‘literatuur’ heeft verheven,’ schrijft Van het Reve. Het is hem nooit gelukt om door De idioot heen te komen, maar boeken als Aantekeningen uit het Dodenhuis en Misdaad en straf houdt hij voor meesterwerken, evenals ‘tot op zekere hoogte’ Boze geesten. (p. 352) Gelukkig, dat verzoent me weer wat met Van het Reve. Dat er mensen zijn, onder hen niet de minsten, die niets in Dostojewski zien, zit me dwars. Geen romanschrijver heeft diepere indruk op me gemaakt dan Dostojewski. Het lezen van zijn romans was voor mij een onvergetelijke ervaring en ik hoef maar aan de titels terug te denken of ik meen weer iets te ervaren van wat ik voor mezelf ‘het grommende van Dostojewski’ ben gaan noemen: De idioot, De jongeling, De gebroeders (broers in de nieuwe vertaling) Karamazov, De vernederden en gekrenkten… Het is me een raadsel hoe zijn boeken mensen onverschillig kunnen laten. Van het Reve licht een tipje van de sluier voor me op: ‘De verhouding tussen wat zich in Dostojewski’s romans afspeelt en wat men in de werkelijkheid kan waarnemen wordt (…) een heel eigenaardige. (…) Je zou kunnen zeggen dat echte [curs. VhR] moordenaars, terroristen, goedzakken banaler, maar ook veel interessanter, ‘menselijker’ zijn dan de figuren van Dostojewski.’ (p. 353.) Aha, misschien heb ik hier een spoor dat me kan voeren naar de oplossing van het raadsel!

Willem Weststeijn, die Dostojewski wel bewondert, merkt op dat Dostojewski’s personages dikwijls ‘onbestaanbaar’ (aanhalingstekens van W.W.) lijken, maar voegt eraan toe dat ze zo direct verbonden zijn ‘met algemeen menselijke problemen van vrijheid, moraal en dergelijke, dat je die onbestaanbaarheid gemakkelijk op de koop toeneemt.’ (Russische literatuur, p. 168) Ook Weststeijn beschouwt dus sommige van Dostojewski’s personages als onwerkelijk. Heb ik me dan soms toch door duivelskunstenaar Dostojewski een rad voor de ogen laten draaien? Onder het lezen van Dostojewski is bij mij nooit de geringste twijfel gerezen of ik een bepaald personage wel in werkelijkheid zou kunnen tegenkomen. Waarom is dat bij mij zo en bij sommige anderen blijkbaar niet? Vergis ik me misschien, en zijn mensen echt in werkelijkheid veel ‘banaler’ zoals Van het Reve suggereert, banaler en tegelijk toch ook weer veel ‘interessanter’, ‘menselijker’ dan de personen die Dostojewski beschrijft? Er zit niets anders op dan Dostojewski te gaan herlezen: dat is de enige manier om op deze vraag een antwoord te vinden. Ik neem nu een deel Dostojewski uit de kast en zet me in mijn leunstoel… Het verslag van mijn bevindingen volgt in een van de volgende nummers.

(Wordt vervolgd)
 
******************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl
 
*******************************
Lucia Jonkhoff is ontwerper en tekenaar.
Informatie op www.latsiko.nl .
© 2007 Gerbrand Muller
powered by CJ2