archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 2
Jaargang 5
25 oktober 2007
Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
Ondernemer zonder testament Henk Bergman

0306 BZ Recht
Bijna de helft van de MKB-ondernemers in Nederland heeft geen testament. En van degenen die wel over een testament beschikken heeft slechts een kwart daarin een regeling opgenomen over hun opvolging. Eenderde van de ondernemers heeft de directe familie niet op de hoogte gesteld wat er bij hun plotselinge overlijden moet gebeuren. Ook in ondernemersland is de menselijke sterfelijkheid nog vaak een taboe.
‘Als ik er ben dan is de dood er niet. En als de dood er is dan ben ik er niet.’ Is het deze speciale opvatting over ons kortstondige verblijf op deze planeet – ooit verwoord door de Griekse filosoof Epicurus – die in ondernemerskringen een ruime aanhang geniet? Het lijkt er op.

De gevolgen van ‘niets regelen’ kunnen op z’n zachtst gezegd ongewenst zijn. Stel, een ondernemer en zijn gezin komen om het leven bij een vliegtuigongeluk. Er is geen testament en dus vererft de nalatenschap volgens de wettelijke regels. Dan zou, bijvoorbeeld, de broer met wie de betrokkene al zo lang grote ruzie heeft zijn enig erfgenaam kunnen zijn. Dat is schrikken! Want de ondernemer wil nu juist koste wat kost voorkomen dat er ooit ook maar één euro in handen van de vermaledijde broer komt. Dat kan hij testamentair regelen via een uitsluitingsclausule en een zogenoemde tweetrapsmaking. Dat laatste wil zeggen dat hij tweemaal over zijn nagelaten goederen beschikt: bijvoorbeeld eerst naar zijn zoon en bij diens overlijden naar zijn kleindochter.

Hoe zit het ook weer met het huidige erfrecht, dat sinds 2003 van kracht is? Kern is dat de positie van de langstlevende echtgenoot (of geregistreerde partner) duidelijk is versterkt en dat de rechten van de kinderen aan banden zijn gelegd. Die laatsten hadden in de oude situatie direct na het overlijden van een ouder recht op hun erfdeel. Het kind dat zijn deel ook daadwerkelijk opeiste, dwong zijn achtergebleven vader of moeder soms om het eigen huis of zelfs de eigen onderneming (of delen daarvan) te verkopen.
Er was natuurlijk een remedie tegen de gulzigheid van deze kinderen: het testament. Daarin werd dan vastgelegd dat de kinderen pas hun erfdeel kregen wanneer ook de andere ouder overleden was. Deze in Nederland meest gemaakte laatste wil is uitgangspunt voor het huidige erfrecht geworden. Wettelijk is nu vastgelegd dat de langstlevende echtgenoot alle bezittingen van de overleden partner in eigendom krijgt en er mee mag doen en laten wat hij of zij wil. De kinderen krijgen een geldvordering op de langstlevende echtgenoot ter waarde van hun erfdeel. Van dit wettelijk erfrecht kan alleen bij testament worden afgeweken.

Een doorsneesituatie als voorbeeld. Van een in gemeenschap van goederen getrouwd echtpaar met twee volwassen kinderen overlijdt de man. Er is geen testament, dus het wettelijk erfrecht is van toepassing. De ene helft van de gezamenlijke bezittingen is van de vrouw; de andere was van de man en vormt zijn nalatenschap. Moeder en kinderen hebben er elk voor éénderde recht op. Onder het huidige erfrecht kunnen de kinderen hun deel echter niet meteen opeisen. Ze krijgen een geldvordering ter waarde van éénderde van de nalatenschap van hun vader. Pas wanneer de moeder is overleden kunnen ze daadwerkelijk over hun erfdeel beschikken.

Vanaf 1 januari 2003 kunnen kinderen in twee situaties toch bezittingen van overleden ouders in eigendom krijgen: als de achtergebleven echtgenoot hertrouwt of wanneer hij of zij niet de ouder van de kinderen is. In beide situaties is sprake van stiefouders. Om te voorkomen dat het vermogen van vader of moeder naar de stiefmoeder of -vader verdwijnt, mogen kinderen in dergelijke gevallen (het mag, het hoeft niet) een zogenoemd wilsrecht uitoefenen, tot maximaal de waarde van hun geldvordering op het huis of op andere goederen. Ze krijgen die goederen in eigendom, maar de langstlevende echtgenoot mag ze blijven gebruiken. Verkopen mag echter niet.

Even terug naar het voorbeeld. De moeder hertrouwt enige tijd na het overlijden van haar eerste echtgenoot, weer in gemeenschap van goederen. De beide kinderen oefenen hun wilsrecht uit: ze willen goederen uit de nalatenschap van hun vader in eigendom krijgen. In onderling overleg wordt besloten dat de kinderen mede-eigenaar van de eigen woning worden. Hun moeder mag die blijven gebruiken, maar ze mag het pand niet verkopen.

Als een ondernemer geen testament heeft geldt uiteraard het wettelijk erfrecht. Dat houdt in dat de hele nalatenschap in eerste instantie naar de echtgenoot (of geregistreerde partner) gaat. De kinderen krijgen hun erfdeel in de vorm van een geldvordering, die ze pas mogen opeisen na het overlijden van de langstlevende ouder. Dit kan problemen opleveren in een situatie waarin bijvoorbeeld niet de langstlevende echtgenoot, maar één van de kinderen in het bedrijf werkt en het wil voortzetten. Het huidige erfrecht bevat voor dergelijke gevallen een aantal aanvullende regels.
Elk kind of stiefkind dat bedrijfsopvolger is kan aan de rechter verzoeken dat de andere erfgenamen de bedrijfsgoederen die ze hebben verkregen tegen een redelijke prijs aan hem of haar overdragen. Op die manier kan het kind het bedrijf continueren. De rechter maakt een afweging tussen de belangen van de voortzetter en die van de andere erfgenamen.

Voorbeeld. A is eigenaar van een bloemenzaak en heeft vijf personeelsleden in dienst. Hij is in gemeenschap van goederen getrouwd. Het echtpaar heeft drie dochters, van wie er één bij hem in de zaak werkt. Plotseling overlijdt A – testamentloos. Volgens het erfrecht gaat zijn bedrijf over naar zijn vrouw. De drie kinderen krijgen een geldvordering op hun moeder ter grootte van hun erfdeel. De dochter die al in de zaak werkte, volgt haar vader op; haar beide zusters hebben geen belangstelling. Binnen een jaar na het overlijden van haar vader doet de opvolgende dochter aan de rechter een verzoek tot overdracht van de bedrijfsmiddelen. De rechter stelt een redelijke prijs vast. Die moet ze aan haar moeder betalen, waarschijnlijk in termijnen. Maar ze is wel eigenaar van de bloemenzaak geworden. De andere erfgenamen kunnen er geen aanspraak meer op maken.

Wat geldt voor een bedrijf, geldt ook voor de aandelen in een BV. Degene die de aandelen overneemt moet bovendien bestuurder zijn van de BV op het tijdstip van overlijden van de erflater. Daarnaast moet degene die de aandelen nalaat samen met de medebestuurders meer dan de helft van de aandelen bezitten. De statuten van de BV kunnen een dergelijke overdracht overigens verhinderen.
Dat de wettelijke regeling gunstig uitpakt voor de langstlevende betekent allerminst dat de rol van het testament is uitgespeeld. Integendeel: voor een zo flexibel mogelijke afwikkeling van een nalatenschap is een testament nog steeds het aangewezen instrument. Dat geldt zeker als het gaat om situaties die afwijken van ‘standaard’ – en dat doet een situatie al gauw. Om een bedrijfsopvolging goed te regelen is eigenlijk altijd een testament noodzakelijk.

In erf- en successierecht gespecialiseerde juristen pleiten voor het in een zo vroeg mogelijk stadium werken aan een effectieve estate planning. Dat wil zeggen: de noodzakelijke civielrechtelijke maatregelen nemen die de zeggenschap over de onderneming in handen doen komen van degene die de erflater daarvoor op het oog heeft en er tegelijk voor zorgen dat de overgang van het ondernemings- en familievermogen fiscaal gezien zo gunstig mogelijk verloopt. Het credo is: leg zoveel mogelijk vast. Enerzijds juridisch, zodat het vermogen terechtkomt daar waar u het wilt en op de door u voorgeschreven manier. Anderzijds in praktische zin, zodat de erfgenamen bijvoorbeeld weten wat voor uitvaart u op prijs stelt. De simpele waarheid is immers dat je als erflater achteraf geen uitleg of instructies meer kunt geven. Zie Epicurus.
 
*******************************
Over advieswerk wordt gepubliceerd op:
www.managementenconsulting.nl


© 2007 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "Recht en onrecht"
Bezigheden > Recht en onrecht
Ondernemer zonder testament Henk Bergman
0306 BZ Recht
Bijna de helft van de MKB-ondernemers in Nederland heeft geen testament. En van degenen die wel over een testament beschikken heeft slechts een kwart daarin een regeling opgenomen over hun opvolging. Eenderde van de ondernemers heeft de directe familie niet op de hoogte gesteld wat er bij hun plotselinge overlijden moet gebeuren. Ook in ondernemersland is de menselijke sterfelijkheid nog vaak een taboe.
‘Als ik er ben dan is de dood er niet. En als de dood er is dan ben ik er niet.’ Is het deze speciale opvatting over ons kortstondige verblijf op deze planeet – ooit verwoord door de Griekse filosoof Epicurus – die in ondernemerskringen een ruime aanhang geniet? Het lijkt er op.

De gevolgen van ‘niets regelen’ kunnen op z’n zachtst gezegd ongewenst zijn. Stel, een ondernemer en zijn gezin komen om het leven bij een vliegtuigongeluk. Er is geen testament en dus vererft de nalatenschap volgens de wettelijke regels. Dan zou, bijvoorbeeld, de broer met wie de betrokkene al zo lang grote ruzie heeft zijn enig erfgenaam kunnen zijn. Dat is schrikken! Want de ondernemer wil nu juist koste wat kost voorkomen dat er ooit ook maar één euro in handen van de vermaledijde broer komt. Dat kan hij testamentair regelen via een uitsluitingsclausule en een zogenoemde tweetrapsmaking. Dat laatste wil zeggen dat hij tweemaal over zijn nagelaten goederen beschikt: bijvoorbeeld eerst naar zijn zoon en bij diens overlijden naar zijn kleindochter.

Hoe zit het ook weer met het huidige erfrecht, dat sinds 2003 van kracht is? Kern is dat de positie van de langstlevende echtgenoot (of geregistreerde partner) duidelijk is versterkt en dat de rechten van de kinderen aan banden zijn gelegd. Die laatsten hadden in de oude situatie direct na het overlijden van een ouder recht op hun erfdeel. Het kind dat zijn deel ook daadwerkelijk opeiste, dwong zijn achtergebleven vader of moeder soms om het eigen huis of zelfs de eigen onderneming (of delen daarvan) te verkopen.
Er was natuurlijk een remedie tegen de gulzigheid van deze kinderen: het testament. Daarin werd dan vastgelegd dat de kinderen pas hun erfdeel kregen wanneer ook de andere ouder overleden was. Deze in Nederland meest gemaakte laatste wil is uitgangspunt voor het huidige erfrecht geworden. Wettelijk is nu vastgelegd dat de langstlevende echtgenoot alle bezittingen van de overleden partner in eigendom krijgt en er mee mag doen en laten wat hij of zij wil. De kinderen krijgen een geldvordering op de langstlevende echtgenoot ter waarde van hun erfdeel. Van dit wettelijk erfrecht kan alleen bij testament worden afgeweken.

Een doorsneesituatie als voorbeeld. Van een in gemeenschap van goederen getrouwd echtpaar met twee volwassen kinderen overlijdt de man. Er is geen testament, dus het wettelijk erfrecht is van toepassing. De ene helft van de gezamenlijke bezittingen is van de vrouw; de andere was van de man en vormt zijn nalatenschap. Moeder en kinderen hebben er elk voor éénderde recht op. Onder het huidige erfrecht kunnen de kinderen hun deel echter niet meteen opeisen. Ze krijgen een geldvordering ter waarde van éénderde van de nalatenschap van hun vader. Pas wanneer de moeder is overleden kunnen ze daadwerkelijk over hun erfdeel beschikken.

Vanaf 1 januari 2003 kunnen kinderen in twee situaties toch bezittingen van overleden ouders in eigendom krijgen: als de achtergebleven echtgenoot hertrouwt of wanneer hij of zij niet de ouder van de kinderen is. In beide situaties is sprake van stiefouders. Om te voorkomen dat het vermogen van vader of moeder naar de stiefmoeder of -vader verdwijnt, mogen kinderen in dergelijke gevallen (het mag, het hoeft niet) een zogenoemd wilsrecht uitoefenen, tot maximaal de waarde van hun geldvordering op het huis of op andere goederen. Ze krijgen die goederen in eigendom, maar de langstlevende echtgenoot mag ze blijven gebruiken. Verkopen mag echter niet.

Even terug naar het voorbeeld. De moeder hertrouwt enige tijd na het overlijden van haar eerste echtgenoot, weer in gemeenschap van goederen. De beide kinderen oefenen hun wilsrecht uit: ze willen goederen uit de nalatenschap van hun vader in eigendom krijgen. In onderling overleg wordt besloten dat de kinderen mede-eigenaar van de eigen woning worden. Hun moeder mag die blijven gebruiken, maar ze mag het pand niet verkopen.

Als een ondernemer geen testament heeft geldt uiteraard het wettelijk erfrecht. Dat houdt in dat de hele nalatenschap in eerste instantie naar de echtgenoot (of geregistreerde partner) gaat. De kinderen krijgen hun erfdeel in de vorm van een geldvordering, die ze pas mogen opeisen na het overlijden van de langstlevende ouder. Dit kan problemen opleveren in een situatie waarin bijvoorbeeld niet de langstlevende echtgenoot, maar één van de kinderen in het bedrijf werkt en het wil voortzetten. Het huidige erfrecht bevat voor dergelijke gevallen een aantal aanvullende regels.
Elk kind of stiefkind dat bedrijfsopvolger is kan aan de rechter verzoeken dat de andere erfgenamen de bedrijfsgoederen die ze hebben verkregen tegen een redelijke prijs aan hem of haar overdragen. Op die manier kan het kind het bedrijf continueren. De rechter maakt een afweging tussen de belangen van de voortzetter en die van de andere erfgenamen.

Voorbeeld. A is eigenaar van een bloemenzaak en heeft vijf personeelsleden in dienst. Hij is in gemeenschap van goederen getrouwd. Het echtpaar heeft drie dochters, van wie er één bij hem in de zaak werkt. Plotseling overlijdt A – testamentloos. Volgens het erfrecht gaat zijn bedrijf over naar zijn vrouw. De drie kinderen krijgen een geldvordering op hun moeder ter grootte van hun erfdeel. De dochter die al in de zaak werkte, volgt haar vader op; haar beide zusters hebben geen belangstelling. Binnen een jaar na het overlijden van haar vader doet de opvolgende dochter aan de rechter een verzoek tot overdracht van de bedrijfsmiddelen. De rechter stelt een redelijke prijs vast. Die moet ze aan haar moeder betalen, waarschijnlijk in termijnen. Maar ze is wel eigenaar van de bloemenzaak geworden. De andere erfgenamen kunnen er geen aanspraak meer op maken.

Wat geldt voor een bedrijf, geldt ook voor de aandelen in een BV. Degene die de aandelen overneemt moet bovendien bestuurder zijn van de BV op het tijdstip van overlijden van de erflater. Daarnaast moet degene die de aandelen nalaat samen met de medebestuurders meer dan de helft van de aandelen bezitten. De statuten van de BV kunnen een dergelijke overdracht overigens verhinderen.
Dat de wettelijke regeling gunstig uitpakt voor de langstlevende betekent allerminst dat de rol van het testament is uitgespeeld. Integendeel: voor een zo flexibel mogelijke afwikkeling van een nalatenschap is een testament nog steeds het aangewezen instrument. Dat geldt zeker als het gaat om situaties die afwijken van ‘standaard’ – en dat doet een situatie al gauw. Om een bedrijfsopvolging goed te regelen is eigenlijk altijd een testament noodzakelijk.

In erf- en successierecht gespecialiseerde juristen pleiten voor het in een zo vroeg mogelijk stadium werken aan een effectieve estate planning. Dat wil zeggen: de noodzakelijke civielrechtelijke maatregelen nemen die de zeggenschap over de onderneming in handen doen komen van degene die de erflater daarvoor op het oog heeft en er tegelijk voor zorgen dat de overgang van het ondernemings- en familievermogen fiscaal gezien zo gunstig mogelijk verloopt. Het credo is: leg zoveel mogelijk vast. Enerzijds juridisch, zodat het vermogen terechtkomt daar waar u het wilt en op de door u voorgeschreven manier. Anderzijds in praktische zin, zodat de erfgenamen bijvoorbeeld weten wat voor uitvaart u op prijs stelt. De simpele waarheid is immers dat je als erflater achteraf geen uitleg of instructies meer kunt geven. Zie Epicurus.
 
*******************************
Over advieswerk wordt gepubliceerd op:
www.managementenconsulting.nl
© 2007 Henk Bergman
powered by CJ2