archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 5
11 oktober 2007
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Ierse dadendrang Frits Hoorweg

0501BZ Lopen
Mañana*, stond er boven de column van Martin Bril in de Volkskrant op 8 augustus. Aan de costa waar hij vakantie hield maakte men geen haast. Daar filosofeerde hij over, zittend op de stoep van een sigarenwinkel die al een uur open had moeten zijn. Hij leek al doende bezig zich met de plaatselijke gewoonten te verzoenen. Het deed mij denken aan onze eerste wandelvakantie in Ierland, in 1990.

We zouden het eerste deel van de Munster Way gaan doen, van Carrick on Suir naar Clogheen, in het zuidoosten van het land. De Irish Touristboard zond ons een brochure die de indruk wekte dat het met die wandelpaden wel goed zat in Ierland. Het zag er weliswaar minder gelikt uit dan in Engeland, maar we gingen vol goede moed op pad. Nou, het viel bar tegen, althans aanvankelijk. Behalve de brochure die ons was toegestuurd had de Tourist Board niet veel werk van de route gemaakt. Er waren geen goede wandelkaarten te krijgen, de routebeschrijving was veel te summier en de bewegwijzering leek nergens op. Bovendien bleken er weinig hotels en geregistreerde pensions te zijn. ’s Ochtends even snel bellen naar een volgend overnachtingadres, zoals wij gewend waren te doen, was er niet bij.

Aanvankelijk liepen we over een jaagpad langs de Suir en kon er weinig misgaan. Maar de tweede dag al werden wij geacht de Commaragh Mountains in te gaan en werd het moeilijk het pad aan te houden. Onze kaart was niet gedetailleerd genoeg en de bordjes van de Munster Way waren zo schaars dat we er niet op durfden vertrouwen. Om niet hopeloos te verdwalen waren we gedwongen om ons over asfaltweggetjes voort te bewegen en daar gebruik te maken van de richtingaanwijzers voor auto’s. Dat is niet waar je als wandelaar op uit bent. De aardigheid is nu juist om over paden te lopen die voor auto’s ontoegankelijk zijn. Bovendien bleken die borden voor de auto’s ook nog onbetrouwbaar te zijn, of althans niet in overeenstemming te brengen met de rechtlijnigheid die wij Nederlanders, althans wat dat betreft, met de paplepel ingegoten krijgen.

Over het asfalt reden opmerkelijk weinig auto’s, wat aan de ene kant gunstig was maar ons aan de andere kant de mogelijkheid ontnam om regelmatig de weg te vragen. Een enkele keer, gemiddeld vijf keer per dag, reed ons iemand achterop of tegemoet. Die stopte dan steevast om te informeren of het wel goed met ons ging en of we niet liever wilden meerijden. Als we dat weigerden, in het begin waren we nog recht in de wandelleer, vroeg hij verbaasd: ‘Are you sure you’re happy walking?’ Om vervolgens hoofdschuddend weer in de auto te stappen. Met zo iemand een gesprek beginnen over hoe je ergens het best heen kon lopen was volstrekt nutteloos. Dat leidde slechts tot gezucht en gesteun, begeleid door het op- en afzetten van pet of hoed. ‘Het zou die kant op moeten zijn,’ kwam er soms aarzelend uit. ‘Maar daar kun je zo niet heen, geloof ik. Daar zijn moerassen.’ En ook die stapte dan hoofdschuddend weer in de auto, ons teleurgesteld achterlatend, althans in dat stadium.

Het omslagpunt kwam op de 4e dag, nadat we compleet waren verdwaald. Alleen door stug zuid-zuidwest te blijven lopen (nog nooit zo blij geweest met m’n kompas) kwamen we uiteindelijk in Ballymacarbry aan. Daar werden we in Benettis Old Church School House (een B&B) warm onthaald door Una Moore. Ballymacarbry, Benettis en Una, drie namen om nooit te vergeten.
In het dagboek dat ik tijdens deze tocht bijhield noemde ik haar gastvrijheid ‘overwhelming’, maar eigenlijk gold dat voor haar hele persoon. Nadat we onze nood hadden geklaagd raadde ze ons aan de volgende dag een ‘quiet, easy walk’ in de omgeving te maken. Staande bij het tuinhek wees ze ons de andere morgen hoe we bij de bronnen van de rivier de Nire konden komen. Braaf noteerde ik haar aanwijzingen op een papiertje. Met dezelfde pen noteerde zij aan de binnenkant van haar hand onze wensen voor het diner. Haar aanwijzingen bleken van a tot z te kloppen. We liepen door een vriendelijk heuvellandschap, met slordige grasvelden en veel struiken. Om via een andere route terug te kunnen lopen moesten we via stepping stones de rivier over, iets waar mijn vrouw altijd panisch van wordt, met het voorspelbare gevolg dat zij juist in het water viel. Maar zelfs dat kon de pret niet drukken. We vonden een mooie plek om het meegebrachte sodabread en de bananen (dat werd gedurende deze vakantie onze vaste lunch) op te eten. Onderweg kwamen we een boer tegen die we de avond daarvoor hadden gezien in de oergezellige pub, waar af en toe iets gebeurde dat in de verte op dansen leek.
Hij kwam ons achterna lopen om te vragen of we ons wel geamuseerd hadden. ‘I didn’t see you dancing,’ zei hij met een klein lachje.

Una Moore bracht ons aldus tot het inzicht dat je in Ierland de zaken wat meer over je heen moet laten komen. Vanaf Ballymacarbry hebben we ons niets meer van de route aangetrokken. We liepen naar Cappoquin op de manier die zij had aangegeven en overnachtten er in een B&B dat zij voor ons had geregeld. Enzovoorts, enzovoorts. Ergens onderweg, in een pub, alles lijkt zich in Ierland in pubs af te spelen, vroeg iemand mij wat ik van Ierland vond. Ik vertelde hem dat wij van Una Moore hadden geleerd hoe ervan te genieten.
Dat deed hem aan een mop denken, die als volgt gaat. Er is iemand bezig met het maken van een woordenboek Spaans-Iers. Hij heeft met één woord problemen en dat is: mañana. Het is moeilijk om een Iers equivalent te vinden dat eenzelfde sense of urgency tot uitdrukking brengt.

* Mañana(Sp.), eigenlijk morgen; bij uitbr. gebezigd in de zin van: later weleens of met st.-juttemis. (Uit de ‘Lijst van termen, uitdrukkingen, zegswijzen en gevleugelde woorden uit de oud en moderne talen’ achter in de Van Dale.)
 
*********************************
Alles over wandelen op www.wandelpad.nl


© 2007 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Ierse dadendrang Frits Hoorweg
0501BZ Lopen
Mañana*, stond er boven de column van Martin Bril in de Volkskrant op 8 augustus. Aan de costa waar hij vakantie hield maakte men geen haast. Daar filosofeerde hij over, zittend op de stoep van een sigarenwinkel die al een uur open had moeten zijn. Hij leek al doende bezig zich met de plaatselijke gewoonten te verzoenen. Het deed mij denken aan onze eerste wandelvakantie in Ierland, in 1990.

We zouden het eerste deel van de Munster Way gaan doen, van Carrick on Suir naar Clogheen, in het zuidoosten van het land. De Irish Touristboard zond ons een brochure die de indruk wekte dat het met die wandelpaden wel goed zat in Ierland. Het zag er weliswaar minder gelikt uit dan in Engeland, maar we gingen vol goede moed op pad. Nou, het viel bar tegen, althans aanvankelijk. Behalve de brochure die ons was toegestuurd had de Tourist Board niet veel werk van de route gemaakt. Er waren geen goede wandelkaarten te krijgen, de routebeschrijving was veel te summier en de bewegwijzering leek nergens op. Bovendien bleken er weinig hotels en geregistreerde pensions te zijn. ’s Ochtends even snel bellen naar een volgend overnachtingadres, zoals wij gewend waren te doen, was er niet bij.

Aanvankelijk liepen we over een jaagpad langs de Suir en kon er weinig misgaan. Maar de tweede dag al werden wij geacht de Commaragh Mountains in te gaan en werd het moeilijk het pad aan te houden. Onze kaart was niet gedetailleerd genoeg en de bordjes van de Munster Way waren zo schaars dat we er niet op durfden vertrouwen. Om niet hopeloos te verdwalen waren we gedwongen om ons over asfaltweggetjes voort te bewegen en daar gebruik te maken van de richtingaanwijzers voor auto’s. Dat is niet waar je als wandelaar op uit bent. De aardigheid is nu juist om over paden te lopen die voor auto’s ontoegankelijk zijn. Bovendien bleken die borden voor de auto’s ook nog onbetrouwbaar te zijn, of althans niet in overeenstemming te brengen met de rechtlijnigheid die wij Nederlanders, althans wat dat betreft, met de paplepel ingegoten krijgen.

Over het asfalt reden opmerkelijk weinig auto’s, wat aan de ene kant gunstig was maar ons aan de andere kant de mogelijkheid ontnam om regelmatig de weg te vragen. Een enkele keer, gemiddeld vijf keer per dag, reed ons iemand achterop of tegemoet. Die stopte dan steevast om te informeren of het wel goed met ons ging en of we niet liever wilden meerijden. Als we dat weigerden, in het begin waren we nog recht in de wandelleer, vroeg hij verbaasd: ‘Are you sure you’re happy walking?’ Om vervolgens hoofdschuddend weer in de auto te stappen. Met zo iemand een gesprek beginnen over hoe je ergens het best heen kon lopen was volstrekt nutteloos. Dat leidde slechts tot gezucht en gesteun, begeleid door het op- en afzetten van pet of hoed. ‘Het zou die kant op moeten zijn,’ kwam er soms aarzelend uit. ‘Maar daar kun je zo niet heen, geloof ik. Daar zijn moerassen.’ En ook die stapte dan hoofdschuddend weer in de auto, ons teleurgesteld achterlatend, althans in dat stadium.

Het omslagpunt kwam op de 4e dag, nadat we compleet waren verdwaald. Alleen door stug zuid-zuidwest te blijven lopen (nog nooit zo blij geweest met m’n kompas) kwamen we uiteindelijk in Ballymacarbry aan. Daar werden we in Benettis Old Church School House (een B&B) warm onthaald door Una Moore. Ballymacarbry, Benettis en Una, drie namen om nooit te vergeten.
In het dagboek dat ik tijdens deze tocht bijhield noemde ik haar gastvrijheid ‘overwhelming’, maar eigenlijk gold dat voor haar hele persoon. Nadat we onze nood hadden geklaagd raadde ze ons aan de volgende dag een ‘quiet, easy walk’ in de omgeving te maken. Staande bij het tuinhek wees ze ons de andere morgen hoe we bij de bronnen van de rivier de Nire konden komen. Braaf noteerde ik haar aanwijzingen op een papiertje. Met dezelfde pen noteerde zij aan de binnenkant van haar hand onze wensen voor het diner. Haar aanwijzingen bleken van a tot z te kloppen. We liepen door een vriendelijk heuvellandschap, met slordige grasvelden en veel struiken. Om via een andere route terug te kunnen lopen moesten we via stepping stones de rivier over, iets waar mijn vrouw altijd panisch van wordt, met het voorspelbare gevolg dat zij juist in het water viel. Maar zelfs dat kon de pret niet drukken. We vonden een mooie plek om het meegebrachte sodabread en de bananen (dat werd gedurende deze vakantie onze vaste lunch) op te eten. Onderweg kwamen we een boer tegen die we de avond daarvoor hadden gezien in de oergezellige pub, waar af en toe iets gebeurde dat in de verte op dansen leek.
Hij kwam ons achterna lopen om te vragen of we ons wel geamuseerd hadden. ‘I didn’t see you dancing,’ zei hij met een klein lachje.

Una Moore bracht ons aldus tot het inzicht dat je in Ierland de zaken wat meer over je heen moet laten komen. Vanaf Ballymacarbry hebben we ons niets meer van de route aangetrokken. We liepen naar Cappoquin op de manier die zij had aangegeven en overnachtten er in een B&B dat zij voor ons had geregeld. Enzovoorts, enzovoorts. Ergens onderweg, in een pub, alles lijkt zich in Ierland in pubs af te spelen, vroeg iemand mij wat ik van Ierland vond. Ik vertelde hem dat wij van Una Moore hadden geleerd hoe ervan te genieten.
Dat deed hem aan een mop denken, die als volgt gaat. Er is iemand bezig met het maken van een woordenboek Spaans-Iers. Hij heeft met één woord problemen en dat is: mañana. Het is moeilijk om een Iers equivalent te vinden dat eenzelfde sense of urgency tot uitdrukking brengt.

* Mañana(Sp.), eigenlijk morgen; bij uitbr. gebezigd in de zin van: later weleens of met st.-juttemis. (Uit de ‘Lijst van termen, uitdrukkingen, zegswijzen en gevleugelde woorden uit de oud en moderne talen’ achter in de Van Dale.)
 
*********************************
Alles over wandelen op www.wandelpad.nl
© 2007 Frits Hoorweg
powered by CJ2