archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 4
13 september 2007
Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
Sportverenigingen en BTW Henk Bergman

0306 BZ Recht
De diensten van sportverenigingen aan hun leden zijn in belangrijke mate vrijgesteld van BTW. Voorwaarde is dat er geen winst wordt beoogd. Lukt dat niet en maakt de vereniging wel winst, dan wil dat nog niet zeggen dat er sprake is van een winstoogmerk. Maar dan mag de winst niet als zodanig worden uitgekeerd; die moet worden besteed in het belang van de vereniging.

Zeker bij nieuwe investeringen valt er het nodige BTW-voordeel te realiseren. Een aansprekend voorbeeld is de verbouwing of nieuwbouw van de accommodatie. De BTW die op de bouwkosten drukt is voor de vereniging doorgaans niet aftrekbaar, waardoor de totale kosten met negentien procent worden verhoogd. Toch kan je het zo in elkaar steken dat je de betaalde BTW grotendeels kunt terugvragen. De staatssecretaris van Financiën heeft namelijk in december 2003 beslist dat de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties voortaan als een met BTW belaste activiteit kan worden beschouwd, waarop het verlaagde tarief van zes procent toepasselijk is. Als de vereniging nu een stichting opricht die de bouw en de exploitatie van de accommodatie voor haar rekening neemt, dan kan de BTW over de bouwkosten worden verrekend – wat netto een voordeel van dertien procent oplevert. Maak je de bouwkosten over een periode van tien jaar – de zogenoemde herzieningsperiode – contant en stel je de afschrijving daarbij op tien procent, dan loopt de effectieve BTW-druk terug naar zo’n vier procent.

Voorwaarde is wel dat de stichting zich niet beperkt tot het passief verhuren van de accommodatie aan de vereniging. Er moet sprake zijn van ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’, wat betekent dat er naast het ter beschikking stellen van de accommodatie aanvullende diensten moeten worden verricht. Denk aan het beschikbaar stellen van kleedkamers en sportmateriaal en het onderhoud van de accommodatie.

De splitsing in twee juridische entiteiten – vereniging en stichting – is voor iedere sportvereniging haalbaar. Het is echt niet iets exclusiefs voor de golf- en hockeyvereniging met de nodige juristen onder de leden. Ook elke voetbalclub kan ervan profiteren. Laat je wel goed adviseren: de kosten daarvan verdien je gemakkelijk terug. En hoewel het om een eenvoudige fiscale structurering gaat kan het toch nooit kwaad je plannen vooraf aan de fiscus voor te leggen. Daarbij moet je als bestuur wel voorzichtig zijn. In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een club na een eerste bespreking denkt dat het wel goed zit en daarom alvast met de uitvoering van de nieuwbouw begint. Dat is heel gevaarlijk. Je moet wachten tot de fiscus op niet mis te verstane wijze heeft laten weten akkoord te gaan. En daarna moet je de overeenkomst naar de letter uitvoeren. De praktijk leert dat in de loop van de tijd regelmatig fouten worden gemaakt, waardoor de oorspronkelijke opzet niet meer werkt. Dan geef je de inspecteur munitie in handen om later te zeggen dat het zo niet was afgesproken en dat er dus ook geen sprake kan zijn van toepassing van het lage tarief.

Er zit nog een addertje onder het gras. Dat is de zogenoemde integratieheffing. De bedoeling daarvan is het realiseren van een gelijke BTW-druk voor een nieuwgebouwde accommodatie en het kopen van een bestaande. In concreto betekent het dat de vereniging de BTW op de stichtingskosten – bijvoorbeeld de bouwtermijnen – direct kan verrekenen. Maar op het moment dat de accommodatie wordt gebruikt voor vrijgestelde prestaties moet echter negentien procent BTW afgedragen worden over de voortbrengingskosten van de nieuwbouw. Die op grond van de integratieheffing betaalde BTW is zelf wel weer aftrekbaar, althans voor zover de accommodatie gebruikt wordt voor belaste prestaties. Dat klinkt alles bij elkaar nogal dreigend, maar met behulp van een kundig belastingadviseur kun je de situatie zo vormgeven dat je de integratieheffing niet verschuldigd bent.

Lopen verenigingen die dit soort BTW-constructies gebruiken niet het risico later door de inspecteur beticht te worden van misbruik? Feit is dat de Hoge Raad constructies die zijn opgezet met het doel de BTW-druk te verminderen nooit strijdig heeft gevonden met het Europese of het Nederlandse recht. Misschien dat het Halifax-arrest van het Europese Hof van Justitie van februari 2006 daar verandering in zal brengen. Het Hof zegt daarin weliswaar dat de belastingplichtige voor de BTW geen misbruik van recht mag maken, maar geeft vervolgens niet aan wat ‘misbruik’ precies inhoudt. Het is afwachten hoe de Hoge Raad daar nu invulling aan gaat geven.
 
*************************************
Floris Wiegerinck is ontwerper en tekenaar.
Ga voor informatie naar www.floriswiegerinck.nl


© 2007 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "Recht en onrecht"
Bezigheden > Recht en onrecht
Sportverenigingen en BTW Henk Bergman
0306 BZ Recht
De diensten van sportverenigingen aan hun leden zijn in belangrijke mate vrijgesteld van BTW. Voorwaarde is dat er geen winst wordt beoogd. Lukt dat niet en maakt de vereniging wel winst, dan wil dat nog niet zeggen dat er sprake is van een winstoogmerk. Maar dan mag de winst niet als zodanig worden uitgekeerd; die moet worden besteed in het belang van de vereniging.

Zeker bij nieuwe investeringen valt er het nodige BTW-voordeel te realiseren. Een aansprekend voorbeeld is de verbouwing of nieuwbouw van de accommodatie. De BTW die op de bouwkosten drukt is voor de vereniging doorgaans niet aftrekbaar, waardoor de totale kosten met negentien procent worden verhoogd. Toch kan je het zo in elkaar steken dat je de betaalde BTW grotendeels kunt terugvragen. De staatssecretaris van Financiën heeft namelijk in december 2003 beslist dat de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties voortaan als een met BTW belaste activiteit kan worden beschouwd, waarop het verlaagde tarief van zes procent toepasselijk is. Als de vereniging nu een stichting opricht die de bouw en de exploitatie van de accommodatie voor haar rekening neemt, dan kan de BTW over de bouwkosten worden verrekend – wat netto een voordeel van dertien procent oplevert. Maak je de bouwkosten over een periode van tien jaar – de zogenoemde herzieningsperiode – contant en stel je de afschrijving daarbij op tien procent, dan loopt de effectieve BTW-druk terug naar zo’n vier procent.

Voorwaarde is wel dat de stichting zich niet beperkt tot het passief verhuren van de accommodatie aan de vereniging. Er moet sprake zijn van ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’, wat betekent dat er naast het ter beschikking stellen van de accommodatie aanvullende diensten moeten worden verricht. Denk aan het beschikbaar stellen van kleedkamers en sportmateriaal en het onderhoud van de accommodatie.

De splitsing in twee juridische entiteiten – vereniging en stichting – is voor iedere sportvereniging haalbaar. Het is echt niet iets exclusiefs voor de golf- en hockeyvereniging met de nodige juristen onder de leden. Ook elke voetbalclub kan ervan profiteren. Laat je wel goed adviseren: de kosten daarvan verdien je gemakkelijk terug. En hoewel het om een eenvoudige fiscale structurering gaat kan het toch nooit kwaad je plannen vooraf aan de fiscus voor te leggen. Daarbij moet je als bestuur wel voorzichtig zijn. In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een club na een eerste bespreking denkt dat het wel goed zit en daarom alvast met de uitvoering van de nieuwbouw begint. Dat is heel gevaarlijk. Je moet wachten tot de fiscus op niet mis te verstane wijze heeft laten weten akkoord te gaan. En daarna moet je de overeenkomst naar de letter uitvoeren. De praktijk leert dat in de loop van de tijd regelmatig fouten worden gemaakt, waardoor de oorspronkelijke opzet niet meer werkt. Dan geef je de inspecteur munitie in handen om later te zeggen dat het zo niet was afgesproken en dat er dus ook geen sprake kan zijn van toepassing van het lage tarief.

Er zit nog een addertje onder het gras. Dat is de zogenoemde integratieheffing. De bedoeling daarvan is het realiseren van een gelijke BTW-druk voor een nieuwgebouwde accommodatie en het kopen van een bestaande. In concreto betekent het dat de vereniging de BTW op de stichtingskosten – bijvoorbeeld de bouwtermijnen – direct kan verrekenen. Maar op het moment dat de accommodatie wordt gebruikt voor vrijgestelde prestaties moet echter negentien procent BTW afgedragen worden over de voortbrengingskosten van de nieuwbouw. Die op grond van de integratieheffing betaalde BTW is zelf wel weer aftrekbaar, althans voor zover de accommodatie gebruikt wordt voor belaste prestaties. Dat klinkt alles bij elkaar nogal dreigend, maar met behulp van een kundig belastingadviseur kun je de situatie zo vormgeven dat je de integratieheffing niet verschuldigd bent.

Lopen verenigingen die dit soort BTW-constructies gebruiken niet het risico later door de inspecteur beticht te worden van misbruik? Feit is dat de Hoge Raad constructies die zijn opgezet met het doel de BTW-druk te verminderen nooit strijdig heeft gevonden met het Europese of het Nederlandse recht. Misschien dat het Halifax-arrest van het Europese Hof van Justitie van februari 2006 daar verandering in zal brengen. Het Hof zegt daarin weliswaar dat de belastingplichtige voor de BTW geen misbruik van recht mag maken, maar geeft vervolgens niet aan wat ‘misbruik’ precies inhoudt. Het is afwachten hoe de Hoge Raad daar nu invulling aan gaat geven.
 
*************************************
Floris Wiegerinck is ontwerper en tekenaar.
Ga voor informatie naar www.floriswiegerinck.nl
© 2007 Henk Bergman
powered by CJ2