archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 18 Jaargang 4 23 augustus 2007 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Ergernissen | ||||
Nr.7: Slechte dienstverlening | Mabel Amber | |||
Waarom gaat het nooit normaal? Waarom niet gewoon goed? Waarom gaat het altijd gepaard met rarigheden? Ik begrijp er werkelijk niets van en mocht ik het onverhoopt begrijpen dan wil ik het niet begrijpen omdat het gewoon stinkt. Ging het er in grootmoeders tijd ook zo aan toe?
Ik verklaar mij nader. Naar de fietsenmaker, half tien. Drie dingen: A. lekke band plakken, B. nieuw zadel er op zetten, C. ketting smeren en aanspannen. Is oké mevrouwtje, half vijf vanmiddag klaar!
Half vijf: band geplakt, maar geen nieuw zadel. Fietsenmaker: ‘O ja, doe ik nog wel effe, u hep geluk!’ (Geluk?) In de gauwigheid zet fietsenmaker junior (zoon van baas) er een nieuw zadel op. Kosten àlle reparaties en zadel: € 27,95. Ik betaal. Ik fiets weg. Er loopt iets aan…het geluid van een slappe ketting, hetzelfde geluid van voor het smeren en aanspannen. Maar heb afspraak, dus pas volgende dag terug. Fietsenmaker knutselt wat op de stoep voor de werkplaats, een minuut, twee minuutjes. ‘Verholpen!’ roept hij.
Na drie dagen klinkt het geluid wé́er bij iedere aanzet van de trapper. Naar de fietsenmaker, half elf. ‘Nog niet goed? Zet u ‘m daar maar neer, half vijf klaar!’ Half vijf: ‘O jee, geen tijd gehad, morgen om half tien maar brengen, dan bennu de eerste!’ Kennelijk ziet hij iets in mijn ogen opflakkeren want hij herstelt zich: ‘Weet u wat, u ben de laatste, ik doe het nu wel effe, u hep geluk!’
Fiets in de takels. Fietsenmaker manipuleert ketting. Ik zie geen olie. Na drie minuten: fietsenmaker laat fiets zakken, legt werktuig op werkbank, krabt zich aan zijn kale haar en zegt: ‘Vijf eurootjes mevrouw, ik moet er toch wàt voor vragen, niet dan?’ Ik verbijsterd. Betaal wel. Fiets weg. Thuis een en ander overdacht. Terug. Tien voor zes. Baas hoogstpersoonlijk in de zaak. Doe mijn beklag. Fietsenmakende zoon duikt ineens op vanachter een reclamebord. Woedend. Ik doe mijn verhaal. Vader baas beveelt zoon de vijf euro terug te geven. Zoon beveelt mij ‘normaal’ te doen, want:
‘Uw gedrag komt wel hé́́́é́é́é́el raar bij mij over mevrouwtje, heel raar, klopt echt niet!’ Ik verzwijg dat de hele zaak bij mij ronduit achterlijk en bovendien smiechterig overkomt, pak het mij toegestoken briefje van vijf euro aan, draai me om en verlaat de zaak. Om er nooit weer binnen te gaan.
Moraal van dit incident: ik en mijn fiets zijn niet belangrijk voor deze fietsenmaker. Toch vergist hij zich daar in.
Volgende zaak: waarom moest de loodgieter DRIE (3) keer langskomen voor het doodsimpele installeren van een nieuwe stortbak? Niet belangrijk zeker. Ook deze loodgieter vergist zich deerlijk.
Volgende zaak: waarom moest ik de loodgieter (weer een andere) tot twee keer toe in zijn kraag vatten nèt voor hij in zijn busje wil stappen, om hem er op te attenderen dat de zojuist geplaatste nieuwe afvoerbuis in de douche lekt? Waarom had hij de naden niet meteen dichtgekit? Zou mijn klandizie niet belangrijk zijn? Toch vergist hij zich daarin.
Volgende zaak: waarom moest ik tien – op z’n minst – telefoontjes plegen voordat tenslotte een bepaald document door de bewuste instantie werd geretourneerd? Niet moeilijk toch? Kennelijk heel heel moeilijk, of…niet belangrijk. Ook hier: de personen bij deze instantie vergissen zich.
Volgende zaak: waarom moest ik de timmerman die een nieuw keukenblok had geïnstalleerd nog maar net op tijd uit zijn timmerbus trekken omdat het aanrechtblad niet waterpas lag waardoor de laatjes muurvast zaten? Waarom controleert hij dat niet meteen na voltooiing der werkzaamheden? Maar dat is kennelijk niet belangrijk! Hij kon zich niet erger vergissen.
Gaandeweg ebben mogelijk filosofisch getinte vraagstukken en idealistische neigingen uit mijn geest weg om plaats te maken voor deze ene vraag: waarom kan het nooit in één keer en dan gòed????
Is deze samenleving nog wel bewoonbaar? Alsof je over een metershoge drempel moet klauteren voor je je huis in kunt. Het antwoord daarop stemt niet hoopvol: zomaar een gewoon iemand is niet belangrijk genoeg. Maar mijn geld klaarblijkelijk wel. Want ze komen, al dan niet op het afgesproken uur.
Maar… al deze raddraaiers, en andere die in de toekomst mijn pad zullen kruisen, hebben buiten dit simpele gegeven gerekend: ik vind mijzelf en mijn fiets, mijn afvoeren, mijn documenten, mijn keukenlaatjes en al mijn andere aan slijtage onderhevige randapparatuur behorende bij mijn aardse leven, ongelofelijk belangrijk. En zo zal ik mij blijven verzetten tegen alle vormen van achteloosheid, slonzigheid, ondeskundigheid, sabotage en vervlakking met dezelfde verheven verbetenheid waarmee vroegere martelaren des geloofs weigerden te zwichten wanneer de beul hun beenderen met zijn moker versplinterde op de pijnbank.
**************************
|
||||
© 2007 Mabel Amber | ||||
powered by CJ2 |