archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 4
10 mei 2007
Vermaak en Genot > Luister! delen printen terug
Frank Zappa's versleten bruine schoenen Willem Minderhout

0413VG LuisterWM
Frank Zappa is weer terug. De VPRO wijdde twee programma’s van een uur en een volle website met allerlei video- en muziekfragmenten aan hem. Zappa’s muziek is al vanaf mijn vroege tienerjaren een constante factor in mijn leven, dus dat doet me veel plezier.

Zappa, die in 1993 op drieënvijftigjarige leeftijd overleed, is nooit helemaal vergeten geweest maar op de radio hoor je hem zelden of nooit en in populaire lijsten als ‘de top duizend aller tijden’ tref je hem niet aan. Ik denk dat dat komt door de opmerkelijke tweedeling in de appreciatie van zijn muziek. Of (de overgrote meerderheid van de popliefhebbers) je vindt het zenuwenmuziek, óf (een fanatieke minderheid) je bent er helemaal aan verslingerd. Ik behoor tot dat laatste groepje en ik heb – zoals dat in ons kringetje hoort – een, zo niet volledige, dan toch wel bijna complete collectie van zijn albums.

Wat is er zo geweldig aan Zappa? In de eerste plaats zijn muziek, uiteraard. Het probleem is dat ik niet in staat ben om op een zinnige manier over muziek te schrijven. Daar moet je gewoon naar luisteren. Er valt wel iets te zeggen over wat die muziek uniek maakt: het enorme absorptievermogen van Zappa om allerlei ‘hoge’ en ‘lage’ muziekcitaten naadloos in zijn composities op te nemen.

Op de eerste plaat die ik ooit van hem kocht (zijn tweede: ‘Absolutely Free’ uit 1967) staat bijvoorbeeld de suite ‘Duke of Prunes’, een vrolijk loflied op de liefde met in de hoofdrollen pruimen, pompoenen, een enkele kool en flink veel jonge kaas. Veel later kwam ik erachter dat de muziek in het deel Amnesia Vivace bestaat uit een magistrale vermenging van Stravinsky’s Lenteoffer en Vuurvogel. De nummers uit deze pruimensuite zijn echter nergens bombastisch of pretentieus, zoals bij andere popmusici die ‘klassiek’ willen doen, maar ‘pure fun’. Op de rest van de plaat is er zelfs helemaal geen sprake meer van ‘serieuze’ invloeden, maar overheersen barmuziek en rock and roll.

Die compositorische compote van popmuziek in al zijn vormen, jazz en briljante staaltjes kunstmuziek gemengd met oorverdovend gesnurk en hemeltergende schmalz is misschien wel het belangrijkste stijlkenmerk van Zappa. Je herkent het direct, maar je raakt er nooit op uitgeluisterd, omdat je iedere keer weer iets anders ontdekt. Hij hield daardoor zijn nummers ook spannend, want ze werden vrijwel nooit op dezelfde wijze uitgevoerd. Er werd altijd wel weer een nieuwe grap – even een stukje reggae, punk of ‘glamrock’, dan weer ineens een geweldige jazzy solo, of een citaatje Satie – bijgemengd. Er zit daardoor altijd een zekere mate van ironie in zijn muziek, soms op het bijna niet te genieten lullige af.

Die ironie zit ook in de teksten. Absurdisme, flarden van maffe conversaties, snijdende satire en ‘over the top teen age love songs’ wisselen elkaar af. Een, misschien wel dé, rode draad door die teksten vormen de beschouwingen over het menselijk baltsgedrag en de enorme hypocrisie daar omheen. Die teksten lenen zich vaak goed om er een scheutje actualiteit door te mengen. Televisiedominees als Jim Bakker, die zijn secretaresse had verkracht, en Jimmy Swaggart, die betrapt werd tijdens een bezoek aan een prostituee, werden daardoor graag geziene gasten in Franks tekstimprovisaties.

Zappa bestudeert de menselijke soort als een leerling van Freud, of zoals Frans de Waal de bonobo’s onderzoekt. Hij ziet achter vrijwel al het menselijk gedrag seksuele drijfveren. Hij brengt dat als vrolijke onzin, met een serieuze ondertoon. Zo is – volgens het nummer ‘Penis Dimensions’- de mate van onzekerheid over de lengte van iemands piemel bepalend of hij kiest voor een carrière als ‘a politician, a policeman, a jesuit monk, a rock and roll guitar player, a wino, you name it’. Dames die zich afvragen of ze wel genoeg ‘hout voor de deur’ hebben, stelt hij in dit nummer gerust met de volkswijsheid ‘anything over a mouthful is wasted.’ Op de eerste LP van de Mothers of Invention’, Freak Out! (1966), had Zappa het allemaal al heel bondig samengevat: ‘What's the ugliest part of your body? Some say your nose, some say your toes, but I think it's your mind ... ‘

De Waal, die - zoals u weet - zelf geen bonobo is, ziet veel parallellen tussen het gedrag van de bonobo en de mens. Zappa slaat de bonobo over en onderzoekt de mens zelf. Hij is zich er daarbij scherp van bewust dat hij ook tot die diersoort behoort. Tijdens de uitvoering van een song als ‘Broken Hearts are for Assholes’ wijst hij naar alle aanwezigen, zichzelf inclusief, als hij laat zien wie die assholes dan wel zijn. Dat Zappa zichzelf bij de onderzochte soort schaart en geen expliciet oordeel uitspreekt over het af en toe nogal van de norm afwijkende gedrag dat bezongen wordt – hypocrisie uitgezonderd, want dat wordt genadeloos afgestraft - leidt soms tot misverstanden.

Een mooi voorbeeld van zo’n misverstand vind ik ‘I have been in you,’ het openingsnummer van ‘Sheik Yerbouti’ (1979). Ik heb dat nummer, waarin Zappa - als een superslijmerige crooner á la Perry Como inclusief hoorbare speekselgeluiden - zingt dat hij ‘in you again’ zal gaan, altijd gehaat. De grap begreep ik pas jaren later toen ‘You Can’t Do That On Stage, Vol. VI’ (1992) uitkwam. In een inleidende monoloog maakt hij het gedrag van een popster in een meisjesslaapkamer belachelijk. Het slachtoffer is Peter ‘Show Me The Way’ Frampton, die een LP met de titel ‘I’m in you’ gemaakt bleek te hebben. Ik heb Frampton altijd verschrikkelijk gevonden, dus die link was me ontgaan.

Een ander voorbeeld komt van dezelfde eerste LP die ik kocht, ‘Absolutely Free’. In het nummer ‘Brown Shoes Don’t Make It’ - net als ‘Duke of Prunes’ een suiteachtig stuk - bezingt hij de leegheid van het Amerikaanse burgermansbestaan: ‘Do your job, and do it right. Life's a ball! TV tonight!’ Dat leven wordt beheerst door bureaucraten als ‘Old City Hall Fred’, die al hun verlangens verstopt hebben in een la en stiekem kwijlend langs hun secretaresses lopen. Old Fred droomt achter zijn bureau van wilde seks met een dertienjarig meisje. Hij voelt zich niet schuldig over deze perverse verlangens want zijn droommeisje is nu eenmaal ‘nasty’. Ze is schuldig aan de grootste zonde waaraan de Amerikaanse vrouw zich schuldig kan maken: ‘she digs it in bed!’ Hierna becommentariëren een vader en een dochter de droom van Fred. ‘If she were my daughter I'd...’ ‘What would you do, Daddy?’ ‘I’d smother my daughter in chocolate syrup and strap her on again.’ Vervolgens keren we weer met een klap terug in de alledaagse werkelijkheid waar orchideeënshows en TV-maaltijden aan het zwembad voor de meeste opwinding zorgen.

‘Brown Shoes’ was destijds, voor zover je daarvan kunt spreken, één van Zappa’s tophits. Ik heb niet de indruk dat de bezongen dromen van Old Fred daarbij ooit zijn geïnterpreteerd als een pleidooi voor pedofilie en incest, maar – correct – als een beschrijving van de perverse fantasieën van mensen die er in de praktijk juist een benepen seksuele moraal op nahouden. Zelfs voordat de evangelische Jimmen betrapt werden, had Frank ze al door.

In een latere versie op ‘Tinsel Town Rebellion’ (1981) springt Zappa zelf in de song. De vraag ‘What would you do, Daddy?’, wordt ‘What would you do, Frankie?’ en het antwoord blijft hetzelfde. De vraag is of de boodschap, ik ben net zo’n klootzak als jullie, overkwam. Het is niet ondenkbaar dat een aantal luisteraars eruit begrepen kunnen hebben dat ‘anything goes’.

Ik realiseerde me dat pas toen ik in februari 2004 een optreden van de ‘Grand Mothers’ in Het Paard in Den Haag bijwoonde. De ‘Grand Mothers’ bestaat in de kern uit een aantal leden van Zappa’s voormalige band ‘The Mothers of Invention’ die het werk van de meester spelen. In Het Paard traden de Mothers Roy Estrada, Napoleon Murphy Brock en Don Preston op, aangevuld met een gitarist en een drummer. Het was een onvergetelijk concert. Ik voelde me alsof ik dertig jaar was teruggeworpen in de tijd en alsnog aanwezig was in de ‘Roxy’ tijdens de opnames van de LP ‘Roxy and Elsewhere’ (1974), één van mijn favorieten.

Tijdens het concert brulde één van de aanwezigen dat hij ‘Brown Shoes’ wilde horen. Daar werd geen gevolg aan gegeven. Don Preston antwoordde dat hij niet begreep dat hij een song wilde horen waarin iemand de liefde bedrijft met zijn dochter. Ik was zeer verrast dat de oude toetsenkoning Preston de tekst van ‘Brown Shoes’ op die manier interpreteerde. Don debuteerde bij The Mothers toen Absolutely Free werd opgenomen. Zijn eigen Grand Mothers hadden het nummer zelfs in 1988 nog op de CD Eating the Astoria gezet. Ik kan me niet voorstellen dat Don Preston er pas na zevenendertig jaar was achtergekomen waar die song over ging. Misschien is er wel iets anders veranderd, waardoor hij vond dat die song niet meer gespeeld kon worden.

Ik vind ook dat een song als ‘Brown Shoes’ vandaag de dag niet meer kan. Ik heb uiteraard geen idee of Don Preston er destijds dezelfde redenering op nahield, maar ik vind dat de culturele omstandigheden radicaal gewijzigd zijn. Zappa gebruikte schuttingtaal als ironisch wapen.Zijn meedogenloze ontmaskering van zijn tijdgenoten als een verzameling egocentrische monomane assholes had iets therapeutisch, maar ook iets heel moralistisch. Hij was een ‘zedeloze zedenmeester’ met als boodschap: ‘OK, mensen, laten we er geen doekjes om winden. We weten nu hoe belachelijk we ons gedragen. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar, maar laten we er het beste van proberen te maken.’

Wat een wereld van verschil met het totaal onironische en humorloze gebruik van schuttingtaal en pornografische beelden in de hedendaagse popmuziek. Op muziekzenders als MTV staan jongens en meisjes vol overgave de ‘pimp’ en de ‘bitch’ te spelen. Zij vinden zichzelf daarbij alles behalve assholes. Zij zijn juist enorm ‘cool’ en wee je gebeente als je ze uitlacht! Zij ontmaskeren niet, ze stellen de norm. Ik wil me allesbehalve aansluiten bij de zedenmeesters die dit soort muziek en de bijbehorende clips willen verbieden, maar het verschil in cultuur is dramatisch. In zo’n klimaat kan een tekst als die van Brown Shoes alleen maar letterlijk geïnterpreteerd worden en is dus niet meer ‘fit to play’.

En toch is dit een te somber einde. Zappa’s satire kon destijds ook alleen maar floreren dankzij het feit dat humorloze assholes in de popmuziek de toon aangaven. De genoemde Peter Frampton is slechts een klein voorbeeldje uit een hele lange lijst.
Ook nu, tussen al die treurig makende gangstertroep en ‘arrenbie’, steekt ineens iemand als Sacha Baron Cohen de kop op. Als Ali G. slaagt hij er in om tegelijkertijd zichzelf, de rapcultuur, als de door hem geïnterviewde hoogwaardigheidsbekleders belachelijk te maken. Ali G. is qua humor de Frank Zappa van de 21e eeuw. Jammer dat hijzelf geen muziek maakt. Zijn broer Erran Baron Cohen is overigens wel degelijk muzikant en maakt zeer pruimbare muziek.

Maar ik heb gelukkig mijn Zappa-collectie nog.

 
**********************************
Lucia Jonkhoff is ontwerper en tekenaar.
Informatie op www.latsino.nl .


© 2007 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Luister!" -
Vermaak en Genot > Luister!
Frank Zappa's versleten bruine schoenen Willem Minderhout
0413VG LuisterWM
Frank Zappa is weer terug. De VPRO wijdde twee programma’s van een uur en een volle website met allerlei video- en muziekfragmenten aan hem. Zappa’s muziek is al vanaf mijn vroege tienerjaren een constante factor in mijn leven, dus dat doet me veel plezier.

Zappa, die in 1993 op drieënvijftigjarige leeftijd overleed, is nooit helemaal vergeten geweest maar op de radio hoor je hem zelden of nooit en in populaire lijsten als ‘de top duizend aller tijden’ tref je hem niet aan. Ik denk dat dat komt door de opmerkelijke tweedeling in de appreciatie van zijn muziek. Of (de overgrote meerderheid van de popliefhebbers) je vindt het zenuwenmuziek, óf (een fanatieke minderheid) je bent er helemaal aan verslingerd. Ik behoor tot dat laatste groepje en ik heb – zoals dat in ons kringetje hoort – een, zo niet volledige, dan toch wel bijna complete collectie van zijn albums.

Wat is er zo geweldig aan Zappa? In de eerste plaats zijn muziek, uiteraard. Het probleem is dat ik niet in staat ben om op een zinnige manier over muziek te schrijven. Daar moet je gewoon naar luisteren. Er valt wel iets te zeggen over wat die muziek uniek maakt: het enorme absorptievermogen van Zappa om allerlei ‘hoge’ en ‘lage’ muziekcitaten naadloos in zijn composities op te nemen.

Op de eerste plaat die ik ooit van hem kocht (zijn tweede: ‘Absolutely Free’ uit 1967) staat bijvoorbeeld de suite ‘Duke of Prunes’, een vrolijk loflied op de liefde met in de hoofdrollen pruimen, pompoenen, een enkele kool en flink veel jonge kaas. Veel later kwam ik erachter dat de muziek in het deel Amnesia Vivace bestaat uit een magistrale vermenging van Stravinsky’s Lenteoffer en Vuurvogel. De nummers uit deze pruimensuite zijn echter nergens bombastisch of pretentieus, zoals bij andere popmusici die ‘klassiek’ willen doen, maar ‘pure fun’. Op de rest van de plaat is er zelfs helemaal geen sprake meer van ‘serieuze’ invloeden, maar overheersen barmuziek en rock and roll.

Die compositorische compote van popmuziek in al zijn vormen, jazz en briljante staaltjes kunstmuziek gemengd met oorverdovend gesnurk en hemeltergende schmalz is misschien wel het belangrijkste stijlkenmerk van Zappa. Je herkent het direct, maar je raakt er nooit op uitgeluisterd, omdat je iedere keer weer iets anders ontdekt. Hij hield daardoor zijn nummers ook spannend, want ze werden vrijwel nooit op dezelfde wijze uitgevoerd. Er werd altijd wel weer een nieuwe grap – even een stukje reggae, punk of ‘glamrock’, dan weer ineens een geweldige jazzy solo, of een citaatje Satie – bijgemengd. Er zit daardoor altijd een zekere mate van ironie in zijn muziek, soms op het bijna niet te genieten lullige af.

Die ironie zit ook in de teksten. Absurdisme, flarden van maffe conversaties, snijdende satire en ‘over the top teen age love songs’ wisselen elkaar af. Een, misschien wel dé, rode draad door die teksten vormen de beschouwingen over het menselijk baltsgedrag en de enorme hypocrisie daar omheen. Die teksten lenen zich vaak goed om er een scheutje actualiteit door te mengen. Televisiedominees als Jim Bakker, die zijn secretaresse had verkracht, en Jimmy Swaggart, die betrapt werd tijdens een bezoek aan een prostituee, werden daardoor graag geziene gasten in Franks tekstimprovisaties.

Zappa bestudeert de menselijke soort als een leerling van Freud, of zoals Frans de Waal de bonobo’s onderzoekt. Hij ziet achter vrijwel al het menselijk gedrag seksuele drijfveren. Hij brengt dat als vrolijke onzin, met een serieuze ondertoon. Zo is – volgens het nummer ‘Penis Dimensions’- de mate van onzekerheid over de lengte van iemands piemel bepalend of hij kiest voor een carrière als ‘a politician, a policeman, a jesuit monk, a rock and roll guitar player, a wino, you name it’. Dames die zich afvragen of ze wel genoeg ‘hout voor de deur’ hebben, stelt hij in dit nummer gerust met de volkswijsheid ‘anything over a mouthful is wasted.’ Op de eerste LP van de Mothers of Invention’, Freak Out! (1966), had Zappa het allemaal al heel bondig samengevat: ‘What's the ugliest part of your body? Some say your nose, some say your toes, but I think it's your mind ... ‘

De Waal, die - zoals u weet - zelf geen bonobo is, ziet veel parallellen tussen het gedrag van de bonobo en de mens. Zappa slaat de bonobo over en onderzoekt de mens zelf. Hij is zich er daarbij scherp van bewust dat hij ook tot die diersoort behoort. Tijdens de uitvoering van een song als ‘Broken Hearts are for Assholes’ wijst hij naar alle aanwezigen, zichzelf inclusief, als hij laat zien wie die assholes dan wel zijn. Dat Zappa zichzelf bij de onderzochte soort schaart en geen expliciet oordeel uitspreekt over het af en toe nogal van de norm afwijkende gedrag dat bezongen wordt – hypocrisie uitgezonderd, want dat wordt genadeloos afgestraft - leidt soms tot misverstanden.

Een mooi voorbeeld van zo’n misverstand vind ik ‘I have been in you,’ het openingsnummer van ‘Sheik Yerbouti’ (1979). Ik heb dat nummer, waarin Zappa - als een superslijmerige crooner á la Perry Como inclusief hoorbare speekselgeluiden - zingt dat hij ‘in you again’ zal gaan, altijd gehaat. De grap begreep ik pas jaren later toen ‘You Can’t Do That On Stage, Vol. VI’ (1992) uitkwam. In een inleidende monoloog maakt hij het gedrag van een popster in een meisjesslaapkamer belachelijk. Het slachtoffer is Peter ‘Show Me The Way’ Frampton, die een LP met de titel ‘I’m in you’ gemaakt bleek te hebben. Ik heb Frampton altijd verschrikkelijk gevonden, dus die link was me ontgaan.

Een ander voorbeeld komt van dezelfde eerste LP die ik kocht, ‘Absolutely Free’. In het nummer ‘Brown Shoes Don’t Make It’ - net als ‘Duke of Prunes’ een suiteachtig stuk - bezingt hij de leegheid van het Amerikaanse burgermansbestaan: ‘Do your job, and do it right. Life's a ball! TV tonight!’ Dat leven wordt beheerst door bureaucraten als ‘Old City Hall Fred’, die al hun verlangens verstopt hebben in een la en stiekem kwijlend langs hun secretaresses lopen. Old Fred droomt achter zijn bureau van wilde seks met een dertienjarig meisje. Hij voelt zich niet schuldig over deze perverse verlangens want zijn droommeisje is nu eenmaal ‘nasty’. Ze is schuldig aan de grootste zonde waaraan de Amerikaanse vrouw zich schuldig kan maken: ‘she digs it in bed!’ Hierna becommentariëren een vader en een dochter de droom van Fred. ‘If she were my daughter I'd...’ ‘What would you do, Daddy?’ ‘I’d smother my daughter in chocolate syrup and strap her on again.’ Vervolgens keren we weer met een klap terug in de alledaagse werkelijkheid waar orchideeënshows en TV-maaltijden aan het zwembad voor de meeste opwinding zorgen.

‘Brown Shoes’ was destijds, voor zover je daarvan kunt spreken, één van Zappa’s tophits. Ik heb niet de indruk dat de bezongen dromen van Old Fred daarbij ooit zijn geïnterpreteerd als een pleidooi voor pedofilie en incest, maar – correct – als een beschrijving van de perverse fantasieën van mensen die er in de praktijk juist een benepen seksuele moraal op nahouden. Zelfs voordat de evangelische Jimmen betrapt werden, had Frank ze al door.

In een latere versie op ‘Tinsel Town Rebellion’ (1981) springt Zappa zelf in de song. De vraag ‘What would you do, Daddy?’, wordt ‘What would you do, Frankie?’ en het antwoord blijft hetzelfde. De vraag is of de boodschap, ik ben net zo’n klootzak als jullie, overkwam. Het is niet ondenkbaar dat een aantal luisteraars eruit begrepen kunnen hebben dat ‘anything goes’.

Ik realiseerde me dat pas toen ik in februari 2004 een optreden van de ‘Grand Mothers’ in Het Paard in Den Haag bijwoonde. De ‘Grand Mothers’ bestaat in de kern uit een aantal leden van Zappa’s voormalige band ‘The Mothers of Invention’ die het werk van de meester spelen. In Het Paard traden de Mothers Roy Estrada, Napoleon Murphy Brock en Don Preston op, aangevuld met een gitarist en een drummer. Het was een onvergetelijk concert. Ik voelde me alsof ik dertig jaar was teruggeworpen in de tijd en alsnog aanwezig was in de ‘Roxy’ tijdens de opnames van de LP ‘Roxy and Elsewhere’ (1974), één van mijn favorieten.

Tijdens het concert brulde één van de aanwezigen dat hij ‘Brown Shoes’ wilde horen. Daar werd geen gevolg aan gegeven. Don Preston antwoordde dat hij niet begreep dat hij een song wilde horen waarin iemand de liefde bedrijft met zijn dochter. Ik was zeer verrast dat de oude toetsenkoning Preston de tekst van ‘Brown Shoes’ op die manier interpreteerde. Don debuteerde bij The Mothers toen Absolutely Free werd opgenomen. Zijn eigen Grand Mothers hadden het nummer zelfs in 1988 nog op de CD Eating the Astoria gezet. Ik kan me niet voorstellen dat Don Preston er pas na zevenendertig jaar was achtergekomen waar die song over ging. Misschien is er wel iets anders veranderd, waardoor hij vond dat die song niet meer gespeeld kon worden.

Ik vind ook dat een song als ‘Brown Shoes’ vandaag de dag niet meer kan. Ik heb uiteraard geen idee of Don Preston er destijds dezelfde redenering op nahield, maar ik vind dat de culturele omstandigheden radicaal gewijzigd zijn. Zappa gebruikte schuttingtaal als ironisch wapen.Zijn meedogenloze ontmaskering van zijn tijdgenoten als een verzameling egocentrische monomane assholes had iets therapeutisch, maar ook iets heel moralistisch. Hij was een ‘zedeloze zedenmeester’ met als boodschap: ‘OK, mensen, laten we er geen doekjes om winden. We weten nu hoe belachelijk we ons gedragen. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar, maar laten we er het beste van proberen te maken.’

Wat een wereld van verschil met het totaal onironische en humorloze gebruik van schuttingtaal en pornografische beelden in de hedendaagse popmuziek. Op muziekzenders als MTV staan jongens en meisjes vol overgave de ‘pimp’ en de ‘bitch’ te spelen. Zij vinden zichzelf daarbij alles behalve assholes. Zij zijn juist enorm ‘cool’ en wee je gebeente als je ze uitlacht! Zij ontmaskeren niet, ze stellen de norm. Ik wil me allesbehalve aansluiten bij de zedenmeesters die dit soort muziek en de bijbehorende clips willen verbieden, maar het verschil in cultuur is dramatisch. In zo’n klimaat kan een tekst als die van Brown Shoes alleen maar letterlijk geïnterpreteerd worden en is dus niet meer ‘fit to play’.

En toch is dit een te somber einde. Zappa’s satire kon destijds ook alleen maar floreren dankzij het feit dat humorloze assholes in de popmuziek de toon aangaven. De genoemde Peter Frampton is slechts een klein voorbeeldje uit een hele lange lijst.
Ook nu, tussen al die treurig makende gangstertroep en ‘arrenbie’, steekt ineens iemand als Sacha Baron Cohen de kop op. Als Ali G. slaagt hij er in om tegelijkertijd zichzelf, de rapcultuur, als de door hem geïnterviewde hoogwaardigheidsbekleders belachelijk te maken. Ali G. is qua humor de Frank Zappa van de 21e eeuw. Jammer dat hijzelf geen muziek maakt. Zijn broer Erran Baron Cohen is overigens wel degelijk muzikant en maakt zeer pruimbare muziek.

Maar ik heb gelukkig mijn Zappa-collectie nog.

 
**********************************
Lucia Jonkhoff is ontwerper en tekenaar.
Informatie op www.latsino.nl .
© 2007 Willem Minderhout
powered by CJ2