archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 10
Jaargang 4
15 maart 2007
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Hallucinaties? Katharina Kouwenhoven

0410BS LevenKK
In 1984 is mijn moeder overleden. Zij was van de generatie vrouwen die zichzelf geheel modelleerde - haarstijl, kleding, hoeden - naar het beeld van wijlen onze oude koningin, prinses Juliana. Een paar jaar na het haar overlijden zag ik mijn moeder steeds vaker ergens bij een tramhalte staan. Terwijl de Julianaklonen steeds zeldzamer werden kwam ik mijn moeder steeds vaker tegen. Ra, ra, hoe kon dat?

Een jaar of tien later kwam ik vaak in Parijs. Afgezien van de mensen die ik daar kende, ben ik slechts eenmaal een bekende uit Nederland tegengekomen, een oud-collega die jaarlijks een bezoek aan Parijs bracht en toevallig in een hotel zat vlak bij mij in de buurt. Niettemin schrok ik bij bijna elke wandeling op omdat ik een bekende zag lopen, of net de hoek omslaan, of op een terras zag zitten. Adriaan van Dis meende ik heel vaak te ontwaren net als mijn oude geschiedenisleraar; soms zag ik een buurman, collega of kennis en één keer zag ik zelfs mijn eigen vriend een café uit komen, terwijl hij nota bene naast me liep.

Inmiddels heb ik heel wat dierbaren verloren. Zo gaat dat nu eenmaal als je ouder wordt. Hoe meer ik er verloren heb hoe vaker ik er ergens een tegenkom. Mijn moeder spant inmiddels de kroon. Het is stuitend zo vaak als ik haar zie, in het geheel niet veranderd, al draagt ze inmiddels geen hoeden meer. En ik kan praktisch geen café binnen lopen of ik zie mijn vriend J., meestal wat sjofeler dan ik me hem herinner. A. fietst nog regelmatig door de stad, met een iets te kort rokje aan, W. probeert midden op straat een taxi aan te roepen en K. is er inmiddels ook bijgekomen. Zij houdt zich op in de buurt van het Concertgebouw en dat is niet verwonderlijk.

Waar komen die geestverschijningen in 's hemelsnaam vandaan? Het is niet zo dat ik er door geplaagd wordt of er door aan mijn verstandelijke vermogens begin te twijfelen, maar toch. Bij het ouder worden gaan vrouwen misschien steeds meer op elkaar lijken of een groot deel van de vrouwen is zo geprogrammeerd dat ze boven een bepaalde leeftijd allemaal in de Julianamal passen. Het is ook denkbaar dat de variatiemogelijkheden in menselijke verschijningsvormen al een paar jaar zijn uitgeput en dat er meer en meer een beroep moet worden gedaan op bestaande modellen. Dat van mijn vriend J. is kennelijk populair want dat wordt heel vaak gekopieerd. De mogelijkheid dat het werkelijk de schimmen betreft van de overledenen, die zijn 'teruggekeerd' met een of andere boodschap of om mij de stuipen op het lijf te jagen of te waarschuwen, moet ik helaas verwerpen. Daar geloof ik niet in. Ik mag dan wel spoken zien, maar spoken bestaan niet.

Zijn het misschien voortbrengselen van mijn eigen verbeelding, kortom zijn het hallucinaties die door mijn eigen geest geproduceerd worden, zonder dat ik dat in de gaten heb en wordt het tijd voor een pilletje? Ook niet erg waarschijnlijk want een echte psychose gaat gepaard met veel meer narigheid dan een paar niet verontrustende hallucinaties. Het zou kunnen zijn dat ik bij deze onverwachte ontmoetingen altijd in kennelijke staat ben, maar hallucinogene middelen heb ik nog nooit gebruikt en van alcohol kun je uiteindelijk wel een delirium krijgen, maar dan zie je witte muizen, roze olifanten of enge kriepkruipers en dat is heel wat anders dan dierbare overledenen.

Een ouderdomsdelirium is niet uit te sluiten, hoewel je daarvoor toch nog wel wat ouder moet zijn en bovendien sterk verwaarloosd en ondervoed. De maagd van Schiedam begon te hallucineren toen ze vol stinkende en rottende doorligwonden zat en dat was bovendien een anorexieklantje. Daarmee zou ik mezelf ook niet willen vergelijken. Wat ik zie is echt en ik geloof helemaal niet dat ik het mij verbeeld dat ik mijn moeder vorige week aantrof bij de halte van lijn zeven of lijn dertien, vlakbij het Mercatorplein en gisteren nog op het Damrak, op weg naar de Bijenkorf. Tegenwoordig zie ik A. vaak fietsen in Amsterdam-Oost en dat verbaast me wel, want ik heb geen idee wat ze daar te zoeken heeft. En als ik J. ergens tegen zou moeten komen is het in de kroeg. Ik zou niet weten waar anders. Maar soms lijkt het wel of hij in verschillende kroegen tegelijk zit óf stiekem met mij meeloopt, want anders kan ik niet verklaren dat ik hem op één avond soms een paar maal tegenkom.

Er bestaat een populaire mythe dat iedereen op de wereld minstens één dubbelganger heeft. Als dat al zo zou zijn is de kans dat je die tegenkomt natuurlijk uiterst gering. Wat ik echter nu zie is een hele menigte dubbelgangers, niet van mezelf maar van anderen en niet van willekeurige anderen maar speciaal van overledenen. Die dubbelgangers of schijnbare dubbelgangers zijn er natuurlijk altijd geweest. Alle mensen zijn weliswaar uniek maar er zijn duidelijk verschillende types en mensen van hetzelfde type lijken op elkaar. Ze zijn me echter nooit eerder opgevallen, behalve in Parijs. Kennelijk had ik daar behoefte aan iets 'bekends'.

Die dierbare overledenen zijn voortdurend in mijn gedachten. Dat zij steeds materialiseren heeft ongetwijfeld te maken met mijn selectieve blik. Ik zoek ze. Toen ze nog leefden was dat niet nodig, want toen waren ze er gewoon. Nu ben ik ze kwijt, maar ik vind ze gelukkig ook regelmatig terug. Met dank aan hun lookalikes.
 
*********************
Beetje tot rust komen?


© 2007 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Hallucinaties? Katharina Kouwenhoven
0410BS LevenKK
In 1984 is mijn moeder overleden. Zij was van de generatie vrouwen die zichzelf geheel modelleerde - haarstijl, kleding, hoeden - naar het beeld van wijlen onze oude koningin, prinses Juliana. Een paar jaar na het haar overlijden zag ik mijn moeder steeds vaker ergens bij een tramhalte staan. Terwijl de Julianaklonen steeds zeldzamer werden kwam ik mijn moeder steeds vaker tegen. Ra, ra, hoe kon dat?

Een jaar of tien later kwam ik vaak in Parijs. Afgezien van de mensen die ik daar kende, ben ik slechts eenmaal een bekende uit Nederland tegengekomen, een oud-collega die jaarlijks een bezoek aan Parijs bracht en toevallig in een hotel zat vlak bij mij in de buurt. Niettemin schrok ik bij bijna elke wandeling op omdat ik een bekende zag lopen, of net de hoek omslaan, of op een terras zag zitten. Adriaan van Dis meende ik heel vaak te ontwaren net als mijn oude geschiedenisleraar; soms zag ik een buurman, collega of kennis en één keer zag ik zelfs mijn eigen vriend een café uit komen, terwijl hij nota bene naast me liep.

Inmiddels heb ik heel wat dierbaren verloren. Zo gaat dat nu eenmaal als je ouder wordt. Hoe meer ik er verloren heb hoe vaker ik er ergens een tegenkom. Mijn moeder spant inmiddels de kroon. Het is stuitend zo vaak als ik haar zie, in het geheel niet veranderd, al draagt ze inmiddels geen hoeden meer. En ik kan praktisch geen café binnen lopen of ik zie mijn vriend J., meestal wat sjofeler dan ik me hem herinner. A. fietst nog regelmatig door de stad, met een iets te kort rokje aan, W. probeert midden op straat een taxi aan te roepen en K. is er inmiddels ook bijgekomen. Zij houdt zich op in de buurt van het Concertgebouw en dat is niet verwonderlijk.

Waar komen die geestverschijningen in 's hemelsnaam vandaan? Het is niet zo dat ik er door geplaagd wordt of er door aan mijn verstandelijke vermogens begin te twijfelen, maar toch. Bij het ouder worden gaan vrouwen misschien steeds meer op elkaar lijken of een groot deel van de vrouwen is zo geprogrammeerd dat ze boven een bepaalde leeftijd allemaal in de Julianamal passen. Het is ook denkbaar dat de variatiemogelijkheden in menselijke verschijningsvormen al een paar jaar zijn uitgeput en dat er meer en meer een beroep moet worden gedaan op bestaande modellen. Dat van mijn vriend J. is kennelijk populair want dat wordt heel vaak gekopieerd. De mogelijkheid dat het werkelijk de schimmen betreft van de overledenen, die zijn 'teruggekeerd' met een of andere boodschap of om mij de stuipen op het lijf te jagen of te waarschuwen, moet ik helaas verwerpen. Daar geloof ik niet in. Ik mag dan wel spoken zien, maar spoken bestaan niet.

Zijn het misschien voortbrengselen van mijn eigen verbeelding, kortom zijn het hallucinaties die door mijn eigen geest geproduceerd worden, zonder dat ik dat in de gaten heb en wordt het tijd voor een pilletje? Ook niet erg waarschijnlijk want een echte psychose gaat gepaard met veel meer narigheid dan een paar niet verontrustende hallucinaties. Het zou kunnen zijn dat ik bij deze onverwachte ontmoetingen altijd in kennelijke staat ben, maar hallucinogene middelen heb ik nog nooit gebruikt en van alcohol kun je uiteindelijk wel een delirium krijgen, maar dan zie je witte muizen, roze olifanten of enge kriepkruipers en dat is heel wat anders dan dierbare overledenen.

Een ouderdomsdelirium is niet uit te sluiten, hoewel je daarvoor toch nog wel wat ouder moet zijn en bovendien sterk verwaarloosd en ondervoed. De maagd van Schiedam begon te hallucineren toen ze vol stinkende en rottende doorligwonden zat en dat was bovendien een anorexieklantje. Daarmee zou ik mezelf ook niet willen vergelijken. Wat ik zie is echt en ik geloof helemaal niet dat ik het mij verbeeld dat ik mijn moeder vorige week aantrof bij de halte van lijn zeven of lijn dertien, vlakbij het Mercatorplein en gisteren nog op het Damrak, op weg naar de Bijenkorf. Tegenwoordig zie ik A. vaak fietsen in Amsterdam-Oost en dat verbaast me wel, want ik heb geen idee wat ze daar te zoeken heeft. En als ik J. ergens tegen zou moeten komen is het in de kroeg. Ik zou niet weten waar anders. Maar soms lijkt het wel of hij in verschillende kroegen tegelijk zit óf stiekem met mij meeloopt, want anders kan ik niet verklaren dat ik hem op één avond soms een paar maal tegenkom.

Er bestaat een populaire mythe dat iedereen op de wereld minstens één dubbelganger heeft. Als dat al zo zou zijn is de kans dat je die tegenkomt natuurlijk uiterst gering. Wat ik echter nu zie is een hele menigte dubbelgangers, niet van mezelf maar van anderen en niet van willekeurige anderen maar speciaal van overledenen. Die dubbelgangers of schijnbare dubbelgangers zijn er natuurlijk altijd geweest. Alle mensen zijn weliswaar uniek maar er zijn duidelijk verschillende types en mensen van hetzelfde type lijken op elkaar. Ze zijn me echter nooit eerder opgevallen, behalve in Parijs. Kennelijk had ik daar behoefte aan iets 'bekends'.

Die dierbare overledenen zijn voortdurend in mijn gedachten. Dat zij steeds materialiseren heeft ongetwijfeld te maken met mijn selectieve blik. Ik zoek ze. Toen ze nog leefden was dat niet nodig, want toen waren ze er gewoon. Nu ben ik ze kwijt, maar ik vind ze gelukkig ook regelmatig terug. Met dank aan hun lookalikes.
 
*********************
Beetje tot rust komen?
© 2007 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2