archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 1
8 april 2004
Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Filosofe Monica Meijsing over het verschijnsel Mens Theo Capel

0112 FilosofeFilosofen stel je je snel voor met baard en pijp, peinzend in een fauteuil gezeten. Dat is voor vrouwen niet weggelegd, dat wil zeggen die baard en die pijp is hen ook vreemd. Zijn er daarom zo weinig vrouwelijke filosofen? Het vak filosofie trekt een kleine groep studenten en daarvan is ongeveer zestig procent man. Op zich dus een minderheid aan vrouwen, maar toch nog zeer zichtbaar. In de wetenschappelijke staf zie je ze echter maar weinig. Monica Meijsing is dan een voorbeeld, zij het dat zij eerst afstudeerde in de psychologie. Daarna werd ze - niet meteen - universitair docent van de leerstoelgroep Algemene Kennis- en Wetenschapsleer, een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Tilburg (die eerst de Katholieke Universiteit Brabant heette) en de Katholieke Universiteit Nijmegen (die binnenkort de Radboud Universiteit Nijmegen) gaat heten. Katholiek schijnt geen aanbeveling te zijn in de universitaire wereld. Het vakgebied van Meijsing is de Cognitie Filosofie, een betrekkelijk recente stroming.

“In de jaren zestig kreeg je in de psychologie de cognitieve revolutie als reactie op het behaviorisme dat alle gedrag in een input-outputmodel vertaalde. Een prikkel gaf een respons en wat er binnen in ons – in de black box – gebeurde, deed niet terzake. De cognitieve psychologie richt zich daarentegen juist op gedachten, voorstellingen, opvattingen en al die andere ideeën die in ons ontstaan. Newell en Simon waren de grote namen van die nieuwe aanpak. Ze braken door met de analyse van protocollen van hardop denken en met het abstraheren van probleemgericht denken. In de filosofie, op mijn terrein, spelen behalve de psychologie ook de linguïstiek, de logica, de neurologie en de filosofische psychologie (philosophy of mind) een rol en de computerkunde. Kunstmatige Intelligentie zou je een meer praktisch vakgebied van de Cognitie Filosofie kunnen noemen. Dat is een empirische wetenschap, met ook een technologische kant. Filosofen doen juist hun grondwerk vanuit de leunstoel. Die laten de empirie even voor wat het is. Ze moeten vragen beantwoorden over de aard van onze kennis. Hoe betrouwbaar is kennis? De filosofie reflecteert op wat de andere wetenschappen poneren. Dat leidt aan die kant wel eens tot kribbigheid. Wat een gezeur, zegt men dan, maar het is niet echt gezeur. Het handwerk van de filosoof is helder argumenteren. Wij moeten ons vragen stellen en ons niet beperken tot de antwoorden waarnaar men op zoek is.”

“Ik houd me bezig de verhouding tussen geest en lichaam. Je zou het ook de vraag kunnen noemen of de Mens een Machine is. In het extreme reductionisme geloof ik niet. Dat zijn filosofen die menen dat uiteindelijk alles op fysieke zaken is terug te brengen. Aan de andere kant ben ik ook geen dualist. Het onderscheid tussen geest en lichaam als twee aparte zaken wijs ik af. Ja, katholieken noemen nog een derde entiteit: de ziel, maar daar geloof ik helemaal niet in. Mijn standpunt kun je de dubbelaspect-theorie noemen. De monistische positie dat alles uiteindelijk fysisch is en het psychische in wezen ook, wijs ik dus af. Er bestaat een bewustzijn. Daar liggen fysische processen aan ten grondslag, maar die verklaren niet alles. Eerst werd de mens als mechaniek gezien, toen was hij een computer en nu is hij een biochemische fabriek. Maar mensen die zo praten, blijven de mens als een machine zien. Daarmee is de centrale vraag wie wij zijn niet beantwoord. Descartes en Cartesianen – mijn tegenstanders - stellen dat ons wezen wordt bepaald door het denken. Wij zouden uiteindelijk denkers zijn. Dat is niet mijn standpunt. Ik zou zelf eerder zeggen dat wij uiteindelijk levende organismen zijn, maar organismen zijn geen mechanische entiteiten. Organismen, of in ieder geval menselijke organismen (en veel andere dieren) zijn ervarende wezens.”

Monica Meijsing promoveerde in 1986 op het lichaam-geest probleem. Haar dissertatie noemde ze Mens of Machine. Voordat ze overstapte naar de filosofie deed ze psychologisch onderzoek naar de appreciatie van romans. Wat brengt mensen ertoe om door te lezen in een boek. De eerste bladzijden zijn daarvoor bepalend. Het ging haar niet zozeer over verhaal of stijl, maar over het engagement dat boek en lezer met elkaar aangaan, over de ruimte die een roman in de geest van de lezer opeist. Het onderzoek leidde nog tot een korte loopbaan als universitair docent Neerlandistiek. Voor haar eigen ontwikkeling vindt ze de afstudeerscriptie die ze ooit maakte van meer belang. Die ging over artificiële intelligentie, dat tegenwoordig meer bekend is in goed Nederlands als kunstmatige intelligentie.Vooral omdat ze psychologe van origine is, is de klassieke filosofie en dan met name de argumentatieleer niet haar specialisatie. Ze staat ook niet echt open voor de sceptici onder de filosofen die overal aan twijfelen en alles voorstelbaar achten. “Pigs may fly”, zeggen de Angelsaksen, maar waarschijnlijk is het niet. Dat iets eventueel zou kunnen, vindt ze geen voldoende argument om erop door te gaan. Je moet toch altijd rekening houden met een waarschijnlijkheidsoordeel. Meijsing heeft het druk genoeg met de vraag naar de aard van ons bewustzijn.

“Bewustzijn is iets anders dan de geest waar vroegere filosofen het over hadden. Het staat niet los van je lichaam, hoewel je kunt afvragen hoeveel je van je lichaam kunt missen of vervangen, voordat dat het doorwerkt in je bewustzijn. We weten allemaal dat je een nieuwe nier kan krijgen of een nieuwe heup en zelfs een nieuw hart. Transplantatie van de hersenen is nog niet mogelijk, maar stel dat dat gebeurt. Wie ben je dan? Naar mijn mening is je lichaam erg belangrijk voor wat je de geest zou kunnen noemen, maar wat ik dus niet doe. Ik heb het steeds over het bewustzijn. Het lichaam is vooral belangrijk, omdat je als organisme deel uitmaakt van een omgeving waarin je je beweegt. Wat je voelt en waarneemt, bepaalt voor een deel je bewustzijn. Het gaat niet alleen om denken en taal. Dat je wezen bijvoorbeeld wordt bepaald doordat je aan een tafel zit en daardoor op een specifieke manier ruimte inneemt, daar sta je normaal gesproken niet bij stil. Je realiseert je niet dat het verschil tussen jezelf en de andere ook een ruimtelijke kwestie is. Met een nieuwe heup of knie merk je misschien geen verschil, maar het wordt heel anders als je bijvoorbeeld ledematen mist of als je verlamd raakt. In de psychologie is veel onderzoek gedaan naar het zogenaamde fantoomverschijnsel. Als bijvoorbeeld je hand wordt geamputeerd, denk je nog vaak dat die hand er is en voel je soms ook pijn in die hand. Maar hoe kun je pijn voelen in iets dat je niet hebt? Dat zijn vragen die mij intrigeren.”

Van de wetenschap wordt verwacht dat het ons steeds een stapje verder brengt en dus uiteindelijk ook een nuttigheidseffect vertoont. Filosofie heeft het wat dat betreft moeilijk. Bevindingen worden eerder discutabel gesteld, dan dat vragen worden opgelost. Voor haar eigen kinderen is dat een duidelijke zaak. De echtgenoot van Monica Meijsing is ook filsofoof, maar het inspireert hun kinderen niet om ook deze weg in te slaan. Gechargeerd luidt hun klacht dat ze nooit een helder antwoord krijgen, maar dat pa en ma er altijd een discussie van weten te maken. Toch moet je praktisch nut van de filosofie niet uitsluiten.

“In de moderne visie op het bewustzijn ligt het voor de hand dat ook dieren zich van zaken bewust kunnen zijn. Dieren denken dan misschien niet, maar dieren kunnen bijvoorbeeld lijden. Dat is een waarneembare zaak. Kunnen alle dieren dat is dan de vervolgvraag. Vissen kunnen die ook lijden? En kunnen dieren zich vervelen, een gemoedstoestand die snel in lijden kan omslaan? Zo zijn filosofen door de overheid benaderd met vragen over bijvoorbeeld de kalverhouderij. Dan kijken ze natuurlijk wel welke filosoof ze nodig hebben. Het is snel een financiële kwestie als je over een metertje meer in een stal praat.”

Ook al ben je bij je volle bewustzijn, dan kan de complexiteit van de mens en van de andere dieren je perplex maken. Maar dat is ook de aantrekkingskracht van de filosofie. Antwoorden geven is een grote kunst, helemaal de juiste antwoorden. Daar is de empirie voor. De juiste vragen stellen en je niet haasten om een plausibel antwoord te accepteren, is misschien nog wel moeilijker. Perspectief zien hebben we van nature in ons, maar het perspectief laten kantelen, dat is maar weinigen gegeven.

© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Een rustig mens"
Beschouwingen > Een rustig mens
Filosofe Monica Meijsing over het verschijnsel Mens Theo Capel
0112 FilosofeFilosofen stel je je snel voor met baard en pijp, peinzend in een fauteuil gezeten. Dat is voor vrouwen niet weggelegd, dat wil zeggen die baard en die pijp is hen ook vreemd. Zijn er daarom zo weinig vrouwelijke filosofen? Het vak filosofie trekt een kleine groep studenten en daarvan is ongeveer zestig procent man. Op zich dus een minderheid aan vrouwen, maar toch nog zeer zichtbaar. In de wetenschappelijke staf zie je ze echter maar weinig. Monica Meijsing is dan een voorbeeld, zij het dat zij eerst afstudeerde in de psychologie. Daarna werd ze - niet meteen - universitair docent van de leerstoelgroep Algemene Kennis- en Wetenschapsleer, een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Tilburg (die eerst de Katholieke Universiteit Brabant heette) en de Katholieke Universiteit Nijmegen (die binnenkort de Radboud Universiteit Nijmegen) gaat heten. Katholiek schijnt geen aanbeveling te zijn in de universitaire wereld. Het vakgebied van Meijsing is de Cognitie Filosofie, een betrekkelijk recente stroming.

“In de jaren zestig kreeg je in de psychologie de cognitieve revolutie als reactie op het behaviorisme dat alle gedrag in een input-outputmodel vertaalde. Een prikkel gaf een respons en wat er binnen in ons – in de black box – gebeurde, deed niet terzake. De cognitieve psychologie richt zich daarentegen juist op gedachten, voorstellingen, opvattingen en al die andere ideeën die in ons ontstaan. Newell en Simon waren de grote namen van die nieuwe aanpak. Ze braken door met de analyse van protocollen van hardop denken en met het abstraheren van probleemgericht denken. In de filosofie, op mijn terrein, spelen behalve de psychologie ook de linguïstiek, de logica, de neurologie en de filosofische psychologie (philosophy of mind) een rol en de computerkunde. Kunstmatige Intelligentie zou je een meer praktisch vakgebied van de Cognitie Filosofie kunnen noemen. Dat is een empirische wetenschap, met ook een technologische kant. Filosofen doen juist hun grondwerk vanuit de leunstoel. Die laten de empirie even voor wat het is. Ze moeten vragen beantwoorden over de aard van onze kennis. Hoe betrouwbaar is kennis? De filosofie reflecteert op wat de andere wetenschappen poneren. Dat leidt aan die kant wel eens tot kribbigheid. Wat een gezeur, zegt men dan, maar het is niet echt gezeur. Het handwerk van de filosoof is helder argumenteren. Wij moeten ons vragen stellen en ons niet beperken tot de antwoorden waarnaar men op zoek is.”

“Ik houd me bezig de verhouding tussen geest en lichaam. Je zou het ook de vraag kunnen noemen of de Mens een Machine is. In het extreme reductionisme geloof ik niet. Dat zijn filosofen die menen dat uiteindelijk alles op fysieke zaken is terug te brengen. Aan de andere kant ben ik ook geen dualist. Het onderscheid tussen geest en lichaam als twee aparte zaken wijs ik af. Ja, katholieken noemen nog een derde entiteit: de ziel, maar daar geloof ik helemaal niet in. Mijn standpunt kun je de dubbelaspect-theorie noemen. De monistische positie dat alles uiteindelijk fysisch is en het psychische in wezen ook, wijs ik dus af. Er bestaat een bewustzijn. Daar liggen fysische processen aan ten grondslag, maar die verklaren niet alles. Eerst werd de mens als mechaniek gezien, toen was hij een computer en nu is hij een biochemische fabriek. Maar mensen die zo praten, blijven de mens als een machine zien. Daarmee is de centrale vraag wie wij zijn niet beantwoord. Descartes en Cartesianen – mijn tegenstanders - stellen dat ons wezen wordt bepaald door het denken. Wij zouden uiteindelijk denkers zijn. Dat is niet mijn standpunt. Ik zou zelf eerder zeggen dat wij uiteindelijk levende organismen zijn, maar organismen zijn geen mechanische entiteiten. Organismen, of in ieder geval menselijke organismen (en veel andere dieren) zijn ervarende wezens.”

Monica Meijsing promoveerde in 1986 op het lichaam-geest probleem. Haar dissertatie noemde ze Mens of Machine. Voordat ze overstapte naar de filosofie deed ze psychologisch onderzoek naar de appreciatie van romans. Wat brengt mensen ertoe om door te lezen in een boek. De eerste bladzijden zijn daarvoor bepalend. Het ging haar niet zozeer over verhaal of stijl, maar over het engagement dat boek en lezer met elkaar aangaan, over de ruimte die een roman in de geest van de lezer opeist. Het onderzoek leidde nog tot een korte loopbaan als universitair docent Neerlandistiek. Voor haar eigen ontwikkeling vindt ze de afstudeerscriptie die ze ooit maakte van meer belang. Die ging over artificiële intelligentie, dat tegenwoordig meer bekend is in goed Nederlands als kunstmatige intelligentie.Vooral omdat ze psychologe van origine is, is de klassieke filosofie en dan met name de argumentatieleer niet haar specialisatie. Ze staat ook niet echt open voor de sceptici onder de filosofen die overal aan twijfelen en alles voorstelbaar achten. “Pigs may fly”, zeggen de Angelsaksen, maar waarschijnlijk is het niet. Dat iets eventueel zou kunnen, vindt ze geen voldoende argument om erop door te gaan. Je moet toch altijd rekening houden met een waarschijnlijkheidsoordeel. Meijsing heeft het druk genoeg met de vraag naar de aard van ons bewustzijn.

“Bewustzijn is iets anders dan de geest waar vroegere filosofen het over hadden. Het staat niet los van je lichaam, hoewel je kunt afvragen hoeveel je van je lichaam kunt missen of vervangen, voordat dat het doorwerkt in je bewustzijn. We weten allemaal dat je een nieuwe nier kan krijgen of een nieuwe heup en zelfs een nieuw hart. Transplantatie van de hersenen is nog niet mogelijk, maar stel dat dat gebeurt. Wie ben je dan? Naar mijn mening is je lichaam erg belangrijk voor wat je de geest zou kunnen noemen, maar wat ik dus niet doe. Ik heb het steeds over het bewustzijn. Het lichaam is vooral belangrijk, omdat je als organisme deel uitmaakt van een omgeving waarin je je beweegt. Wat je voelt en waarneemt, bepaalt voor een deel je bewustzijn. Het gaat niet alleen om denken en taal. Dat je wezen bijvoorbeeld wordt bepaald doordat je aan een tafel zit en daardoor op een specifieke manier ruimte inneemt, daar sta je normaal gesproken niet bij stil. Je realiseert je niet dat het verschil tussen jezelf en de andere ook een ruimtelijke kwestie is. Met een nieuwe heup of knie merk je misschien geen verschil, maar het wordt heel anders als je bijvoorbeeld ledematen mist of als je verlamd raakt. In de psychologie is veel onderzoek gedaan naar het zogenaamde fantoomverschijnsel. Als bijvoorbeeld je hand wordt geamputeerd, denk je nog vaak dat die hand er is en voel je soms ook pijn in die hand. Maar hoe kun je pijn voelen in iets dat je niet hebt? Dat zijn vragen die mij intrigeren.”

Van de wetenschap wordt verwacht dat het ons steeds een stapje verder brengt en dus uiteindelijk ook een nuttigheidseffect vertoont. Filosofie heeft het wat dat betreft moeilijk. Bevindingen worden eerder discutabel gesteld, dan dat vragen worden opgelost. Voor haar eigen kinderen is dat een duidelijke zaak. De echtgenoot van Monica Meijsing is ook filsofoof, maar het inspireert hun kinderen niet om ook deze weg in te slaan. Gechargeerd luidt hun klacht dat ze nooit een helder antwoord krijgen, maar dat pa en ma er altijd een discussie van weten te maken. Toch moet je praktisch nut van de filosofie niet uitsluiten.

“In de moderne visie op het bewustzijn ligt het voor de hand dat ook dieren zich van zaken bewust kunnen zijn. Dieren denken dan misschien niet, maar dieren kunnen bijvoorbeeld lijden. Dat is een waarneembare zaak. Kunnen alle dieren dat is dan de vervolgvraag. Vissen kunnen die ook lijden? En kunnen dieren zich vervelen, een gemoedstoestand die snel in lijden kan omslaan? Zo zijn filosofen door de overheid benaderd met vragen over bijvoorbeeld de kalverhouderij. Dan kijken ze natuurlijk wel welke filosoof ze nodig hebben. Het is snel een financiële kwestie als je over een metertje meer in een stal praat.”

Ook al ben je bij je volle bewustzijn, dan kan de complexiteit van de mens en van de andere dieren je perplex maken. Maar dat is ook de aantrekkingskracht van de filosofie. Antwoorden geven is een grote kunst, helemaal de juiste antwoorden. Daar is de empirie voor. De juiste vragen stellen en je niet haasten om een plausibel antwoord te accepteren, is misschien nog wel moeilijker. Perspectief zien hebben we van nature in ons, maar het perspectief laten kantelen, dat is maar weinigen gegeven.
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2