archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 6 Jaargang 4 18 januari 2007 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Naar de film | ||||
Tips voor de festivalbezoeker | Hans Knegtmans | |||
Op 25 januari gaat de zesendertigste editie van het Rotterdams filmfestival IFFR van start. Vanaf die donderdag tot en met zaterdag 4 februari kunt u daar films zien die in het beste geval uw plaatselijke filmtheater pas over vele maanden aandoen. Andere films kunt u pas over een half jaar op DVD kopen of huren. En weer andere krijgt u na het festival nooit meer te zien, althans niet in Nederland.
Je moet de mensen de kost niet geven die weliswaar regelmatig filmhuis of bioscoop bezoeken, maar nog nooit een voet hebben gezet op het festival. En dat terwijl de Nederlander – zoals we laatst nog konden zien in de geestige documentaire Pretpark Nederland – wel pap lust van evenementbezoek. Vaak is de oorzaak een soort koudwatervrees. De filmtheaters Fanfare, Perron 55 of Artishock weten ze moeiteloos te vinden (als ze tenminste in Oudenbosch, Venlo of Soest wonen): voor Artishock bijvoorbeeld neem je vanaf Blokker de Steenhoffstraat, en dan is het even voorbij het spoor. Vijf minuten, hooguit. Maar Rotterdam is andere koek. Het festival wordt gehouden in liefst 27 zalen, verspreid over acht locaties. Hoe weet je waar je zijn moet, en wanneer? Hoe kom je aan kaartjes? En hoe weet je of een film de moeite waard is?
Zelfs ik voel me af en toe lichtelijk geïntimideerd door de honderden festivalbezoekers die met vastberaden blik de binnenstad van Rotterdam doorkruisen, op weg van De Doelen naar Luxor, of van Cinerama naar Pathé. En ik ben toch een geboren Rotterdammer, en weet als routinier de zalen blindelings te vinden. Zoals zoveel activiteiten is een bezoek aan IFFR alleen een probleem voor wie zich niet goed heeft voorbereid, waardoor hij als een kip zonder kop door Rotterdam banjert. Daarom volgen hier een aantal belangrijke tips voor de beginnende festivalbezoeker.
Als u dit stukje uit hebt, pakt u de Volkskrant van 18 januari erbij, of u koopt hem bij de supermarkt. Mocht u dit pas lezen na die datum, geen nood. Bij veel filmhuizen is het katern met de festivalbijlage gratis te krijgen. Als u daar de voorkeur aan geeft, kunt u de informatie ook op de festivalsite vinden:
http://www.filmfestivalrotterdam.com/splash.html. Hier baseer ik me voornamelijk op de krant, omdat ik de papieren festivalinformatie door jarenlange training wel kan dromen.
De festivalbijlage bevat vijf onmisbare rubrieken:
1) Een plattegrondje van Rotterdam. Het is zaak dat u de ligging van de festivallocaties uit uw hoofd kent. Behalve van De Unie, want daar heeft een normaal mens niets te zoeken. De overige attracties op de kaart zijn alleen maar bedoeld voor wie er ‘een weekje Rotterdam’ van wil maken. Kleur de wandelroutes tussen de theaters in zodat u niet kostbare tijd tussen de voorstellingen verspeelt.
2) De rubriek A-Z. Korte beschrijvingen van alle films. Goed voor een eerste indruk. Op de festivalsite staan de films iets uitgebreider beschreven, maar ook weer niet zo dat men daardoor een meer gefundeerde keuze kan maken. Mijn ervaring is dat, naarmate de samenvatting van de film vager en pretentieuzer is, de kans toeneemt dat er geen coherent verhaal wordt verteld, zodat de stukjesschrijver niet weet wat hij ermee aan moet en maar wat gewichtige gemeenplaatsen debiteert. Ik neem dit criterium – een begrijpelijke en interessante beschrijving – zeer serieus, omdat elke festivaleditie onvermijdelijk enkele tientallen films bevat die dodelijk saai zijn, of zo pretentieus dat je de regisseur een schop onder zijn kont zou willen geven.
Van speciaal belang is de informatie over ondertiteling van niet-nederlandstalige films: n.o. (‘Nederlandse ondertiteld’) betekent dat de film nu al is aangekocht door een distributiemaatschappij, zodat hij vrijwel zeker in de bioscoop te zien zal zijn. Festivalbezoekers die vooral gedreven worden door de behoefte, reguliere bioscoopfilms of filmhuisfilms te zien (omdat ze bijvoorbeeld geen filmtheater in hun woonplaats hebben), zullen zich waarschijnlijk tot deze rubriek willen beperken.
Ten slotte staat onder elke film, waar en wanneer hij draait. Dat is cruciale informatie: als u bij de programmering er niet uitkomt doordat bijvoorbeeld twee films overlappen, of doordat de voorstelling die u voor ogen stond uitverkocht is, moet u snel kunnen vinden op welke andere tijdstippen u erheen kunt.
3) Het programmaschema. Onmisbaar voor de planning van het festivalbezoek. Per draaidag is – zowel in de krant als op de festivalsite – het programma kunstig samengevat in een kleurige matrix, met in de rijen de zalen, en in de kolommen de tijden. Zo ziet men of bepaalde films op dezelfde dag te combineren zijn. Overlap tussen voorstellingen is natuurlijk uit den boze. Neem ruim de tijd tussen twee voorstellingen: twintig minuten bij voorstellingen in hetzelfde theater, en veertig minuten tussen voorstellingen in verschillende theaters. Soms lopen voorstellingen uit, bijvoorbeeld doordat de Japanse regisseur die aan het publiek moet worden voorgesteld nog niet klaar is met een interview, of op zijn dooie akkertje een kroket zit te eten.
Het hele festival is te makkelijk te belopen: de grootste afstand tussen twee theaters – tussen het Oude Luxor en het RO theater – bedraagt zo ’n anderhalve kilometer. Openbaar vervoer reduceert de loopafstanden nauwelijks en kost veel extra tijd.
4) De index van alle films. In deze rubriek ziet u welke categorieën films de festivalleiding onderscheidt. Het overgrote deel van de voorstellingen vindt plaats in de categorieën VPRO Tiger Awards Competition, Cinema of the Future: Sturm und Drang, Cinema of the World: Time & Tide, Kings & Aces en Short: As Long as it Takes. Dat klinkt duurder dan het is. De enige twee echt betekenisvolle rubrieken zijn Short (korte films) en de Tiger Awards Competition. Wie weinig films ziet, doet er verstandig aan de aspirant Tigers te laten voor wat ze zijn. Films die voor deze competitie zijn geselecteerd, bestaan uit debuten of bijna-debuten. De tweede film van een regisseur mag nog meedoen, maar zijn derde film komt niet meer in aanmerking. Hoewel een enkele regisseur na het behalen van een Tiger-onderscheiding uitgroeide tot een beroemdheid – het succesverhaal van Christopher Nolan (een Tiger voor Following, en daarna wereldfaam met Memento, Insomnia en Batman Begins) is tot vervelens toe verteld – behoren de meeste aspirant-Tigers niet tot de hoogtepunten van het festival.
Wie geen maniakale filmhuisbezoeker is, zal de meeste regisseurs die voor deze gelegenheid tot Kings & Aces zijn gepromoveerd niet kennen. Wees maar eerlijk: wat zeggen u de namen Tsai Ming-liang, Garin Nugroho of Goran Paskaljevic? Nou? Dat dacht ik wel. Bovendien wordt door die geuzennaam de indruk gewekt dat de regisseurs van Sturm und Drang en van Time & Tide (ik vergeet altijd weer wat het verschil tussen die rubrieken is, en houd er met mijn keuze dan ook geen rekening mee) obscure talenten zijn, van wie een eenvoudige bioscoopbezoeker nog nooit heeft gehoord heeft. Voor een aantal geldt dat, maar lang niet voor allemaal. Rolf de Heer en Teresa Villaverde bijvoorbeeld, hoewel geen van beiden notoire kassamagneten, hebben een zeer respectabele staat van dienst. Samenvattend: u moet niet denken dat deze drie rubrieken staan voor verschillende filmgenres en al helemaal niet dat u voor de beste festivalfilms bij de King & Aces moet zijn.
5) In het verleden kon men kaartjes voor de voorstellingen kopen aan de kassa’s, al dan niet na reservering per telefoon of internet. Ik begrijp van de festivalsite dat dit jaar voor het eerst ook de kaartjes elektronisch gekocht kunnen worden, maar de site geeft op het moment dat ik dit schrijf nog geen bijzonderheden daarover prijs. De elektronische verkoop start in ieder geval op 20 januari, ’s ochtends om 00.00 uur. Nadere informatie treft u bijtijds aan in genoemde Volkskrantbijlage en op de website van IFFR.
Ik heb niet de illusie dat ik hiermee alle problemen die een dagje IFFR met zich mee kan brengen, nu heb aangeroerd. Besef bijvoorbeeld dat het immense Pathétheater (2600 stoelen in zeven zalen) een schromelijk tekort aan toiletten heeft. Oplossing: tussen de voorstellingen naar De Doelen (om de hoek) of De Rotterdamse Schouwburg (aan de overkant van het plein).
Een geschikte film om mee in de juiste festivalsfeer te komen, is Ten Canoes van de Australische-filmer-van-Nederlandse-afkomst Rolf de Heer en de autochtone Peter Djigirr. De festivalleiding vindt dat ook. Elk jaar toert één festivalfilm bij wijze van voorpremière langs de Nederlandse filmhuizen. Dat is meestal een film met een opgewekte toonzetting, om te voorkomen dat potentiële festivalklanten ten onrechte denken dat IFFR een perverse voorkeur heeft voor moeilijke of zelfs onbegrijpelijke films van cineasten in de traditie van Andrej Tarkovski (zoals Wikipedia de naam spelt). In 2006 was Me and You and Everyone We Know een uitstekende keus en hetzelfde kan dit jaar gezegd worden van Ten Canoes. Dat is opmerkelijk, want De Heer staat niet bekend als een Vrolijke Frans die slechts oog heeft voor de zonzijde van het leven. De thematiek van zijn eerdere films (The Quiet Room, Dance Me to My Song, The Tracker, Alexandra’s Project) kan gerust als ‘heftig’ worden omschreven, in fysieke en/of psychologische zin.
Wat zijn nieuwe film met al die zware kost gemeen heeft, is de originele thematiek. Alle personages in Ten Canoes zijn aboriginals, en de enige Engelse teksten worden uitgesproken door de aboriginal die de voice-over voor zijn rekening neemt. Het verhaal speelt duizend jaar geleden. Althans het ene: er is een verhaal-in-het-verhaal dat zich in een nog veel grijzer verleden afspeelt. Tien mannen gaan met zelfgemaakte kano’s op zoek naar ganzeneieren. Een van hen (Minygululu) kapittelt zijn jongere broer Dayindi over de ongezonde belangstelling die hij zou hebben voor een van Minygululu’s drie echtgenotes. Om te voorkomen dat Dayindi in de verleiding komt de stamwetten aan zijn laars te lappen, vertelt Minygululu hem een mythe van hun voorouders, die van generatie op generatie is overgedragen. Ruwweg gaat die over hetzelfde thema, al is de context anders.
De camera volgt meestentijds het verhaal van de mythe – afgewisseld met beelden van de ganzenjagers – en de Engelse voice-over neemt de rol van verteller Minygugulu op zich. Zoals dat hoort bij oude mythen, stapelen de onvermoede – en niet altijd noodzakelijke – zijsporen zich op, waardoor het verhaal dat in samengevatte vorm binnen een kwartier verteld zou kunnen worden, tot bijna anderhalf uur wordt opgerekt. Dit komt de authenticiteit zeker ten goede, maar kijkers die het tempo van MTV of BNN gewend zijn zullen moeite hebben, hun aandacht erbij te houden. Dat doet natuurlijk niets af aan de kwaliteit van de film, noch aan zijn geschiktheid als voorproefje van het festival. Je zou zelfs kunnen volhouden dat de tijd die de regisseur neemt om zijn verhaal te vertellen, een van de belangrijkste kenmerken is van veel ‘typische’ IFFR-films.
|
||||
© 2007 Hans Knegtmans | ||||
powered by CJ2 |