archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 3
8 juni 2006
Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
1500 Subsidiepotjes Henk Bergman

0306 BZ Recht
Het precieze aantal is onduidelijk, maar dát er een groot aantal subsidieregelingen voor het bedrijfsleven bestaat is zeker. Een totaal van vijftienhonderd (Nederlandse en Europese regelingen samen) lijkt een realistische schatting. In de praktijk wordt echter op niet meer dan tussen de vijftig en honderd regelingen regelmatig een beroep gedaan. In de andere gevallen loont het meestal de moeite niet.

De sectoren die vooral voor subsidies in aanmerking komen zijn nog altijd innovatie, energie, milieu, scholing, arbeidsmarkt en opkomende markten. Maar binnen die sectoren zie je wel de nodige beweging, waarbij het geld primair naar de kansrijke onderdelen gaat. Bij innovatie zijn dat vooral ict, lifesciences, chemie en engineering. Op energiegebied natuurlijk de duurzame energie en bij de opkomende markten met name China, Azië, Zuid-Amerika en Afrika – ten koste van Oost-Europa.

Is het voor het krijgen van subsidie ook essentieel dat je met iets nieuws bezig bent? Eigenlijk wel. In elk geval met iets wat er onvoldoende is. Neem bijvoorbeeld de energie-investeringssubsidies. De lijst van middelen die daarvoor in aanmerking komen verandert elk jaar. Middelen die op ruime schaal toepassing hebben gevonden worden afgevoerd. Dat is ook de kern van subsidiëring. Het gaat altijd om projecten die een zekere belofte inhouden. Essentieel is de vraag of de subsidiegever er voldoende vertrouwen in heeft dat het project tot een goed einde wordt gebracht en dat er commercieel vatbare producten uit voortkomen.

Is het bedrijfsleven voldoende op de hoogte is van alle bestaande subsidieregelingen? Ja en nee. Subsidies als de WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk – die kennen alle bedrijven wel. Dan hebben we het over de relatief makkelijke regelingen. Maar een programma als PSOM bijvoorbeeld – Programma Samenwerking Opkomende Markten, uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken – trekt veel minder belangstelling en dat heeft veel te maken met de complexiteit ervan. Kort geleden stond in Het Financieele Dagblad een stuk over die regeling, waarin de suggestie werd gewekt dat je maar hoefde te bellen om toegang tot de ruim aanwezige geldpotten te krijgen. Vergeet het maar. Zeker als starter heb je het moeilijk, omdat je dan nog geen zogenoemd track record hebt kunnen opbouwen. Maar ten behoeve van de subsidiegever moet je toch allerlei financiële prognoses opstellen en die ook nog ‘hard’ onderbouwen.

Wat moet je nu wel en niet doen om uit te vinden of je project voor een bepaalde subsidie in aanmerking komt? Eerst zoek je uit of er überhaupt wel een regeling is. Dat kun je, ook zonder veel ervaring, voor een belangrijk deel zelf doen. Er zijn de websites van Economische Zaken, van SenterNovem en van de EVD – daar kun je heel wat te weten komen. Je kunt ook met die instanties bellen. Stel: er lijkt wat bij te zitten. Misschien ben je wel op verschillende mogelijkheden gestuit. Dan volgt de vraag: kom ik in aanmerking? Het domste wat je kunt doen is om even snel één of meer aanvragen in te dienen. Dat gaat gegarandeerd mis. Je moet echt een selectie maken. Wat past bij mij? Wat zijn precies de voorwaarden? Wat levert het op en wat moet ik ervoor doen? Nogal wat regelingen eisen een samenwerkingsverband. Als je dat niet hebt verdwijnt je verzoek meteen in de prullenmand. Om je kansen te vergroten kun je een professionele subsidieadviseur inzetten. Die vraagt soms een percentage van de opbrengst, maar kan ook op uren-basis aan de slag gaan.
 
Goed: de ondernemer heeft na de nodige inspanningen de toezegging binnen dat hij een subsidie tegemoet kan zien. Vanzelfsprekend wordt er die dag gebak rondgedeeld. Maar is er wel reden voor een louter euforische stemming? Anders gezegd: hebben subsidies naast de ontegenzeglijke voordelen ook niet de nodige nadelen? Kenners stellen dat per saldo de voordelen overheersen. Behalve een steun bij de financiering krijg je door een subsidie ook een soort keurmerk voor je project. Het feit dat de overheid meebetaalt straalt vertrouwen uit. Verder heb je via de subsidiegever toegang tot een netwerk van collega-ondernemers – waarmee je natuurlijk ook je voordeel kunt doen. En niet in de laatste plaats: je bent gedwongen om je hele project tot in detail te doordenken en de uitkomsten gestructureerd op papier te zetten. Als je dat goed doet dan beschik je eigenlijk al over een soort businessplan. Daarin zijn niet alleen alle kosten en opbrengsten doorgerekend, maar is ook de projectorganisatie tot in detail opgetuigd. Dat laatste is heel belangrijk. Als de subsidiegever op dat punt gaat twijfelen betekent het vrijwel altijd een streep door de hele aanvraag.

En de belangrijkste nadelen? Allereerst natuurlijk de administratieve lasten. Die zijn soms heel fors – in de voorfase, maar met name tijdens de uitvoering. Daarnaast is ook een verlies aan vrijheid het onvermijdelijke gevolg van een subsidietoekenning. Je hebt het niet meer alleen voor het zeggen. Als je tijdens de uitvoering tot de conclusie komt dat je bepaalde zaken toch liever anders wil aanpakken dan kun je dat eigenlijk alleen doen met instemming van de subsidiegever. Veel ondernemingen komen in die situatie terecht maar vergeten dat tijdig te melden. Als de subsidiegever er op enig moment toch achterkomt is de kans groot dat er een conflict ontstaat. Dat kan er in het ergste geval toe leiden dat de subsidie wordt gestopt.

Er zijn Nederlandse en Europese subsidies. De gebieden waarop ze betrekking hebben zijn nagenoeg gelijk, maar in de regelgeving die ze hanteren zit het nodige verschil. Bij Europese subsidies wordt altijd geëist dat je samenwerkt met partijen in andere EU-lidstaten. Dat kan een project dus aanzienlijk complexer maken. Verder kun je een EU-subsidie alleen krijgen via een tender. Die staan vaak maar één keer per jaar voor een paar maanden open. Mis je die periode, dan moet je weer een tijd wachten. De praktijk wijst uit dat je minstens een halfjaar vóór de tender met je voorbereidingen moet beginnen. Belangrijk is verder natuurlijk dat de bedragen die in Europees verband worden uitgekeerd groter zijn dan de meeste Nederlandse. Maar daar staan wel veel complexere regels en een veel langere doorlooptijd tegenover. De
slaagkans bij een Europese subsidie wordt gemiddeld op twintig à vijfentwintig procent geschat. Bij Nederlandse ligt die toch een stuk hoger.

***************************************************************
Drs. Theo IJzermans geeft begeleiding bij persoonlijke en professionele ontwikkeling
op het werk. Ga voor informatie naar: www.ijzermans.org .



© 2006 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "Recht en onrecht"
Bezigheden > Recht en onrecht
1500 Subsidiepotjes Henk Bergman
0306 BZ Recht
Het precieze aantal is onduidelijk, maar dát er een groot aantal subsidieregelingen voor het bedrijfsleven bestaat is zeker. Een totaal van vijftienhonderd (Nederlandse en Europese regelingen samen) lijkt een realistische schatting. In de praktijk wordt echter op niet meer dan tussen de vijftig en honderd regelingen regelmatig een beroep gedaan. In de andere gevallen loont het meestal de moeite niet.

De sectoren die vooral voor subsidies in aanmerking komen zijn nog altijd innovatie, energie, milieu, scholing, arbeidsmarkt en opkomende markten. Maar binnen die sectoren zie je wel de nodige beweging, waarbij het geld primair naar de kansrijke onderdelen gaat. Bij innovatie zijn dat vooral ict, lifesciences, chemie en engineering. Op energiegebied natuurlijk de duurzame energie en bij de opkomende markten met name China, Azië, Zuid-Amerika en Afrika – ten koste van Oost-Europa.

Is het voor het krijgen van subsidie ook essentieel dat je met iets nieuws bezig bent? Eigenlijk wel. In elk geval met iets wat er onvoldoende is. Neem bijvoorbeeld de energie-investeringssubsidies. De lijst van middelen die daarvoor in aanmerking komen verandert elk jaar. Middelen die op ruime schaal toepassing hebben gevonden worden afgevoerd. Dat is ook de kern van subsidiëring. Het gaat altijd om projecten die een zekere belofte inhouden. Essentieel is de vraag of de subsidiegever er voldoende vertrouwen in heeft dat het project tot een goed einde wordt gebracht en dat er commercieel vatbare producten uit voortkomen.

Is het bedrijfsleven voldoende op de hoogte is van alle bestaande subsidieregelingen? Ja en nee. Subsidies als de WBSO voor speur- en ontwikkelingswerk – die kennen alle bedrijven wel. Dan hebben we het over de relatief makkelijke regelingen. Maar een programma als PSOM bijvoorbeeld – Programma Samenwerking Opkomende Markten, uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken – trekt veel minder belangstelling en dat heeft veel te maken met de complexiteit ervan. Kort geleden stond in Het Financieele Dagblad een stuk over die regeling, waarin de suggestie werd gewekt dat je maar hoefde te bellen om toegang tot de ruim aanwezige geldpotten te krijgen. Vergeet het maar. Zeker als starter heb je het moeilijk, omdat je dan nog geen zogenoemd track record hebt kunnen opbouwen. Maar ten behoeve van de subsidiegever moet je toch allerlei financiële prognoses opstellen en die ook nog ‘hard’ onderbouwen.

Wat moet je nu wel en niet doen om uit te vinden of je project voor een bepaalde subsidie in aanmerking komt? Eerst zoek je uit of er überhaupt wel een regeling is. Dat kun je, ook zonder veel ervaring, voor een belangrijk deel zelf doen. Er zijn de websites van Economische Zaken, van SenterNovem en van de EVD – daar kun je heel wat te weten komen. Je kunt ook met die instanties bellen. Stel: er lijkt wat bij te zitten. Misschien ben je wel op verschillende mogelijkheden gestuit. Dan volgt de vraag: kom ik in aanmerking? Het domste wat je kunt doen is om even snel één of meer aanvragen in te dienen. Dat gaat gegarandeerd mis. Je moet echt een selectie maken. Wat past bij mij? Wat zijn precies de voorwaarden? Wat levert het op en wat moet ik ervoor doen? Nogal wat regelingen eisen een samenwerkingsverband. Als je dat niet hebt verdwijnt je verzoek meteen in de prullenmand. Om je kansen te vergroten kun je een professionele subsidieadviseur inzetten. Die vraagt soms een percentage van de opbrengst, maar kan ook op uren-basis aan de slag gaan.
 
Goed: de ondernemer heeft na de nodige inspanningen de toezegging binnen dat hij een subsidie tegemoet kan zien. Vanzelfsprekend wordt er die dag gebak rondgedeeld. Maar is er wel reden voor een louter euforische stemming? Anders gezegd: hebben subsidies naast de ontegenzeglijke voordelen ook niet de nodige nadelen? Kenners stellen dat per saldo de voordelen overheersen. Behalve een steun bij de financiering krijg je door een subsidie ook een soort keurmerk voor je project. Het feit dat de overheid meebetaalt straalt vertrouwen uit. Verder heb je via de subsidiegever toegang tot een netwerk van collega-ondernemers – waarmee je natuurlijk ook je voordeel kunt doen. En niet in de laatste plaats: je bent gedwongen om je hele project tot in detail te doordenken en de uitkomsten gestructureerd op papier te zetten. Als je dat goed doet dan beschik je eigenlijk al over een soort businessplan. Daarin zijn niet alleen alle kosten en opbrengsten doorgerekend, maar is ook de projectorganisatie tot in detail opgetuigd. Dat laatste is heel belangrijk. Als de subsidiegever op dat punt gaat twijfelen betekent het vrijwel altijd een streep door de hele aanvraag.

En de belangrijkste nadelen? Allereerst natuurlijk de administratieve lasten. Die zijn soms heel fors – in de voorfase, maar met name tijdens de uitvoering. Daarnaast is ook een verlies aan vrijheid het onvermijdelijke gevolg van een subsidietoekenning. Je hebt het niet meer alleen voor het zeggen. Als je tijdens de uitvoering tot de conclusie komt dat je bepaalde zaken toch liever anders wil aanpakken dan kun je dat eigenlijk alleen doen met instemming van de subsidiegever. Veel ondernemingen komen in die situatie terecht maar vergeten dat tijdig te melden. Als de subsidiegever er op enig moment toch achterkomt is de kans groot dat er een conflict ontstaat. Dat kan er in het ergste geval toe leiden dat de subsidie wordt gestopt.

Er zijn Nederlandse en Europese subsidies. De gebieden waarop ze betrekking hebben zijn nagenoeg gelijk, maar in de regelgeving die ze hanteren zit het nodige verschil. Bij Europese subsidies wordt altijd geëist dat je samenwerkt met partijen in andere EU-lidstaten. Dat kan een project dus aanzienlijk complexer maken. Verder kun je een EU-subsidie alleen krijgen via een tender. Die staan vaak maar één keer per jaar voor een paar maanden open. Mis je die periode, dan moet je weer een tijd wachten. De praktijk wijst uit dat je minstens een halfjaar vóór de tender met je voorbereidingen moet beginnen. Belangrijk is verder natuurlijk dat de bedragen die in Europees verband worden uitgekeerd groter zijn dan de meeste Nederlandse. Maar daar staan wel veel complexere regels en een veel langere doorlooptijd tegenover. De
slaagkans bij een Europese subsidie wordt gemiddeld op twintig à vijfentwintig procent geschat. Bij Nederlandse ligt die toch een stuk hoger.

***************************************************************
Drs. Theo IJzermans geeft begeleiding bij persoonlijke en professionele ontwikkeling
op het werk. Ga voor informatie naar: www.ijzermans.org .

© 2006 Henk Bergman
powered by CJ2