archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 14 Jaargang 3 8 juni 2006 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > In de tuin | ||||
Als de wiedeweerga | Theo Capel | |||
Eerst leek het erop dat er door het koude voorjaar geen blad aan de bomen zou komen en vervolgens barstte alles opeens uit de knoppen dank zij een paar mooie dagen. Er kwamen bollen op die ik al had afgeschreven en het lint van witte hyacinten werd een groot succes. Het gaf ongeveer de grens aan van de imaginaire border met vaste planten die ik vlijtig had omgespit en glad geharkt in afwachting van de aankoop van de planten. Terwijl ik stond te bedenken wat ik erin wil zetten vond de natuur dat wachten er geen plaats heeft. Het weiland dat ik dacht te hebben weggewerkt eiste zijn plaats weer terug en vooral een plantje dat ik paardestaart noem, maar mijn medetuinders heermoes, wat de correcte naam is van deze telg uit de paardestaartfamilie. Het begint erop te lijken dat ik een plantage van deze plantjes in beheer heb. Jammer is dan dat de enige die er koeliearbeid wil verrichten ikzelf ben.
Vooral spitten schijnt de verspreiding van heermoes te bevorderen. Maar niet spitten is geen optie als je een tuin wilt aanleggen. Een deskundige wist met een lichte kwaadaardigheid verpakt als humor te vertellen dat heermoes een wortelstok heeft - een soort omgekeerde stengel - die wel meer dan een kilometer lang kan worden. En verder heeft de plant de vorm van een mini-kerstboompje of harpoen die met zich meebrengt dat hij zich overal tussen kan wringen. Het betekent veel op de knieën en met een smal schepje de boosdoeners uitsteken. Een zekere ootmoedigheid komt over je als je maar lang genoeg knielt, maar de Heer danken voor het gewas is nog niet in me opgekomen. Hoe eerder ik mijn eigen keuze in de tuin kan zetten, hoe beter het is.
Een afspraak in Twente gaf me de gelegenheid kwekerij De Border in Delden - achter kasteel Twickel - te bezoeken. Daar was wel een fietstochtje door het Twentse land voor nodig en dat leidde weer tot de constatering dat de Twent van een schone, opgeruimde tuin houdt en van trekkers. Sla een rustig landweggetje in, bijvoorbeeld naar Zenderen, en tel vervolgens de keren dat je de berm in moet voor een trekker, of tractor zoals ik ze eigenlijk noem. Het leidde af van het beoordelen van tuinen. Maar in ieder geval zag ik nergens een spoor van onkruid. Wel velden vol paardebloemen en opeens in een open stuk van een klein bos duizenden pinksterbloemen (cardamine pratensis). Die rozelila bloemetjes die als je hen hun gang laat gaan een kleine zode vormen, mis ik in mijn volkstuin, of eigenlijk mis ik ze niet, maar zou ik de heermoes er toch graag tegen willen ruilen. Wieden van de pinksterbloem gaat bijna vanzelf. Een beetje wrikken met je handvorkje en het is gedaan. Nergens voor nodig om diep met een schepje de volle grond in te gaan.
De Border is zo'n kwekerij die ik graag dichter in de buurt zou willen hebben. Veel van hun assortiment hebben ze daadwerkelijk in borders uitgezet, zodat je kan zien wat er van een plant wordt. En verder hebben ze een kolossale rozenborder. Helaas was het nog te vroeg in het seizoen voor bloeiende rozen en moest ik op het plaatje van de Charles Rennie Mackintosh afgaan. Het is een lichtroze, geurende roos die vernoemd is naar de Schotse vertegenwoordiger van Art Nouveau. De naamgeving van rozen is me nog nooit helder geworden, maar deze architect en vormgever verdient er zeker een en met de familiebanden van mijn vrouw met Glasgow is een Schots detail in mijn tuin passend. In het werk van Mackintosh keert de roos als motief vaak terug, in dezelfde tint als de roos die naar hem is genoemd.
Als idee noteerde ik de Darmera pellata (de dwergvorm) die eerder Peltiphyllum peltatum genoemd zou zijn; zonder gymnasiumopleiding zou je eigenlijk geen volkstuin moeten beginnen. Het is een steenbreek en zo familie van de schoenlapperplant en de purperklok. Hij is vooral geschikt voor natte grond en dat kan bij mij niet echt kwaad. De plant heeft kleine viooltjesachtige witroze bloemetjes en een fors groen, gekruld blad.
De adonis amunensis flore pleno sprak me ook aan. Het is een soort anemoon met boterbloemachtige gele bloemen en varenachtig blad, of meer zoals wortelloof. Hij sterft tegen de zomer af en is zo vooral geschikt als onderplanting en dus niet voor een border. Dat komt eigenlijk wel goed uit, want voorlopig moet ik toch nog als de wiedeweerga de border schonen. Misschien dat ik een kleine annonce in een Twents streekblaadje zet. Daar zit men natuurlijk met jeukende handen te wachten totdat er weer iets uitgespit of gladgemaakt kan worden in de tuin. 'Wiedeweerga' klinkt ook Twents. Als ik tijd over heb, zoek het eens op in een etymologisch woordenboek. Voorlopig houd ik het bij catalogi van kwekers.
De twee exemplaren van de Charles Rennie Mackintosh staan nu nog eenzaam in de grond. Meer kon ik er op de fiets niet meenemen en bijna hadden ze mijn tuin nooit bereikt. Op de kwekerij had men ze op mijn verzoek in een plastic draagtasje gedaan dat zeker hun gewicht kon hebben. Met doorns was echter geen rekening gehouden en zonder het te merken scheurden die onderweg de tasjes open die aan mijn fietsstuur hingen. Het schokkend passeren van de spoorwegovergang van de lijn naar Oldenzaal zorgde voor de definitieve scheur en daar lagen mijn rozen, deels geknakt. Toen begon ook nog eens de bel van de overweg te rinkelen. Er zijn geen rozen zonder doornen en er is nog nooit een volkstuinder geboren die niet weet wat zorgen zijn. Schots en scheef staan ze nu in mijn tuintje, maar het ziet er naar uit dat ze het toch gaan halen. Mijn zorgen kan ik dan weer aan andere planten besteden. |
||||
© 2006 Theo Capel | ||||
powered by CJ2 |