archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 1
20 mei 2004
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
De leeuw hijst zich in het Oranje Hans Knegtmans

0114 De leeuw hijst ...In Oranje van regisseur Joram Lürsen is bij mijn weten de eerste echte voetbalfilm van Nederlandse bodem. Natuurlijk zijn er documentaires over voetbal (Ajax: Daar hoorden zij engelen zingen) en speelfilm (De zwarte meteoor, All Stars), maar In Oranje is de eerste voetbalfilm met een scenario als een jongensboek. Dus vergelijkbaar met literaire klassiekers als De AFC-ers, Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen (beide van J.B. Schuil) en het ongeëvenaarde Nou wij, boys! (Ton van Beers en Ir. A. van Emmenes).

Het begint goed. De twaalfjarige Remco van Leeuwen (Yannick van de Velde) is de veelbelovende hangende spits van een naamloze voetbalclub. Vader Erik (Thomas Acda) drijft een groentezaak en is Remco’s meest fanatieke supporter. Hij holt mee langs de zijlijn en schreeuwt continu aanwijzingen: “diep die bal!” en vooral “gebruik je linker!”. Remco is namelijk stijf eenbenig en vader vindt dat onacceptabel voor een topvoetballer-in-wording. In zijn jongenskamertje dient een lekke bal als hoofdkussen en aan de muur prijkt een levensgrote foto van het Nederlands kampioenselftal uit 1988. Een ereplaats wordt ingenomen door een foto van de Garrincha, tijdens de wereldkampioenschappen van 1958 en 1962 rechtsbuiten in het nationale team van Brazilië. Garrincha had een passeerbeweging buitenom waartegen zijn directe tegenstanders machteloos stonden, al had de trainer hen nog zo gewaarschuwd. In Nederland introduceerde Coen Moulijn dezelfde beweging op links met hetzelfde resultaat: de tegenstander wist dat het ging gebeuren maar voordat hij met zijn ogen kon knipperen, was Coen hem al voorbij.

Tijdens een wedstrijd waarin hij zich in de kijker kan spelen voor het districtselftal loopt Remco een zware enkelblessure op. Vader krijgt van de weeromstuit een hartaanval en overlijdt korte tijd later in het ziekenhuis. Zonde van de film, denk je, want Acda acteert allerverdienstelijkst. Door de dood van zijn vader raakt Remco in een depressie, zo jong als hij is. Geërgerd ondergaat hij de goedbedoelde pogingen die moeder (Wendy van Dijk) in het werk stelt om het gezellig te maken voor hem en zijn zusje. Voetballen doet hij niet meer en zelfs zijn uitverkiezing voor het districtselftal kan hem niet opvrolijken. Op instigatie van zijn Surinaamse vriendje Winston houdt diens oma een winti séance om de geest van vader op te roepen. En jawel. Het duurt even maar dan duikt Thomas Acda weer op, opdringeriger aanwezig dan ooit. “Geen zin meer? Moet ik je een volley onder je kont geven?” Remco traint zich met de geestverschijning van vader een rotje, weer of geen weer, huiswerk of niet. Een brief van de orthopeed aan de huisarts – absoluut geen voetbal! – drukt hij achterover. Over vier dagen is de belangrijkste wedstrijd uit zijn jonge leven: een onderlinge wedstrijd van zo’n dertig jongens, in het Olympisch stadion nog wel, moet de definitieve selectie voor het nationale jeugdelftal opleveren. Helaas ontdekt moeder het lage bedrog en na een knallende ruzie loopt Remco het huis uit. Wie zou hem kunnen helpen in deze barre tijden?

Natuurlijk. Vader laat hem ook nu niet in de steek. De tijd tot aan de wedstrijd brengen ze samen door op een onverwacht adres. Er moet flink getraind worden, maar gelukkig zijn er op deze geheimzinnige locatie wat mannen beschikbaar die ook heel aardig tegen een balletje kunnen trappen. Moeder is intussen aan de rand van een zenuwcrisis en  de politie is een massale zoekactie gestart. De oplettende kijker vraagt zich inmiddels af hoe de scenarist  de intrige in godsnaam nog in goede banen kan leiden. Als hij doorgaat met voetballen, belandt Remco in een rolstoel. Geen thema voor een jongensboek. Bovendien is de politie niet gek. Er zullen op de wedstrijddag flink wat agenten in het Olympisch stadion verzameld zijn voor het geval dat de vermiste jongen niet vermoord, verkracht of ontvoerd blijkt te zijn, en daar doodleuk zijn opwachting maakt. Het verhaal zit muurvast en de interland Nederland – België waar dit soort verhalen vroeger altijd mee eindigde (onze jongens winnen, na een achterstand, met 2-1 of 4-3) lijkt verder weg dan ooit. Natuurlijk moet ik mijn mond houden over de afloop – ik heb al te veel verteld. Wel kan ik verklappen dat in de resterende tijd de hoofdpersoon er niet sympathieker op wordt. En het hield al niet over.

Chagrijnen tegen zijn moeder die probeert na vaders dood een nieuw leven op te bouwen. Een ‘verkering’ aangaan met apothekersdochter Anneke, enkel omdat zij hem aan zwachtels en pijnstillers kan helpen. Weglopen en iedereen de stuipen op het lijf jagen. Die jongen groeit op voor galg en rad, zou je denken als je de afloop van de film niet kende. Nee, dan waren de jongens van AFC en van Quick (uit Nou wij, boys!) uit ander hout gesneden. Ook het jongensverhaal lijdt aan vervaging van normen en waarden. Maar de doelgroep zit daar niet mee, vermoed ik. Ik trouwens ook niet echt. Ondanks alle tekortkomingen is In Oranje is een onderhoudende, goed geacteerde film. Een verschil van dag en nacht met het hemeltergende Phileine zegt sorry van dezelfde producenten: slecht verhaal, slecht spel, abjecte hoofdrol, en – een geluk bij een ongeluk – onverstaanbare dialogen. Als de makers deze stijgende lijn vasthouden, kan hun volgende productie weinig minder zijn dan een meesterwerk.

© 2004 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
De leeuw hijst zich in het Oranje Hans Knegtmans
0114 De leeuw hijst ...In Oranje van regisseur Joram Lürsen is bij mijn weten de eerste echte voetbalfilm van Nederlandse bodem. Natuurlijk zijn er documentaires over voetbal (Ajax: Daar hoorden zij engelen zingen) en speelfilm (De zwarte meteoor, All Stars), maar In Oranje is de eerste voetbalfilm met een scenario als een jongensboek. Dus vergelijkbaar met literaire klassiekers als De AFC-ers, Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen (beide van J.B. Schuil) en het ongeëvenaarde Nou wij, boys! (Ton van Beers en Ir. A. van Emmenes).

Het begint goed. De twaalfjarige Remco van Leeuwen (Yannick van de Velde) is de veelbelovende hangende spits van een naamloze voetbalclub. Vader Erik (Thomas Acda) drijft een groentezaak en is Remco’s meest fanatieke supporter. Hij holt mee langs de zijlijn en schreeuwt continu aanwijzingen: “diep die bal!” en vooral “gebruik je linker!”. Remco is namelijk stijf eenbenig en vader vindt dat onacceptabel voor een topvoetballer-in-wording. In zijn jongenskamertje dient een lekke bal als hoofdkussen en aan de muur prijkt een levensgrote foto van het Nederlands kampioenselftal uit 1988. Een ereplaats wordt ingenomen door een foto van de Garrincha, tijdens de wereldkampioenschappen van 1958 en 1962 rechtsbuiten in het nationale team van Brazilië. Garrincha had een passeerbeweging buitenom waartegen zijn directe tegenstanders machteloos stonden, al had de trainer hen nog zo gewaarschuwd. In Nederland introduceerde Coen Moulijn dezelfde beweging op links met hetzelfde resultaat: de tegenstander wist dat het ging gebeuren maar voordat hij met zijn ogen kon knipperen, was Coen hem al voorbij.

Tijdens een wedstrijd waarin hij zich in de kijker kan spelen voor het districtselftal loopt Remco een zware enkelblessure op. Vader krijgt van de weeromstuit een hartaanval en overlijdt korte tijd later in het ziekenhuis. Zonde van de film, denk je, want Acda acteert allerverdienstelijkst. Door de dood van zijn vader raakt Remco in een depressie, zo jong als hij is. Geërgerd ondergaat hij de goedbedoelde pogingen die moeder (Wendy van Dijk) in het werk stelt om het gezellig te maken voor hem en zijn zusje. Voetballen doet hij niet meer en zelfs zijn uitverkiezing voor het districtselftal kan hem niet opvrolijken. Op instigatie van zijn Surinaamse vriendje Winston houdt diens oma een winti séance om de geest van vader op te roepen. En jawel. Het duurt even maar dan duikt Thomas Acda weer op, opdringeriger aanwezig dan ooit. “Geen zin meer? Moet ik je een volley onder je kont geven?” Remco traint zich met de geestverschijning van vader een rotje, weer of geen weer, huiswerk of niet. Een brief van de orthopeed aan de huisarts – absoluut geen voetbal! – drukt hij achterover. Over vier dagen is de belangrijkste wedstrijd uit zijn jonge leven: een onderlinge wedstrijd van zo’n dertig jongens, in het Olympisch stadion nog wel, moet de definitieve selectie voor het nationale jeugdelftal opleveren. Helaas ontdekt moeder het lage bedrog en na een knallende ruzie loopt Remco het huis uit. Wie zou hem kunnen helpen in deze barre tijden?

Natuurlijk. Vader laat hem ook nu niet in de steek. De tijd tot aan de wedstrijd brengen ze samen door op een onverwacht adres. Er moet flink getraind worden, maar gelukkig zijn er op deze geheimzinnige locatie wat mannen beschikbaar die ook heel aardig tegen een balletje kunnen trappen. Moeder is intussen aan de rand van een zenuwcrisis en  de politie is een massale zoekactie gestart. De oplettende kijker vraagt zich inmiddels af hoe de scenarist  de intrige in godsnaam nog in goede banen kan leiden. Als hij doorgaat met voetballen, belandt Remco in een rolstoel. Geen thema voor een jongensboek. Bovendien is de politie niet gek. Er zullen op de wedstrijddag flink wat agenten in het Olympisch stadion verzameld zijn voor het geval dat de vermiste jongen niet vermoord, verkracht of ontvoerd blijkt te zijn, en daar doodleuk zijn opwachting maakt. Het verhaal zit muurvast en de interland Nederland – België waar dit soort verhalen vroeger altijd mee eindigde (onze jongens winnen, na een achterstand, met 2-1 of 4-3) lijkt verder weg dan ooit. Natuurlijk moet ik mijn mond houden over de afloop – ik heb al te veel verteld. Wel kan ik verklappen dat in de resterende tijd de hoofdpersoon er niet sympathieker op wordt. En het hield al niet over.

Chagrijnen tegen zijn moeder die probeert na vaders dood een nieuw leven op te bouwen. Een ‘verkering’ aangaan met apothekersdochter Anneke, enkel omdat zij hem aan zwachtels en pijnstillers kan helpen. Weglopen en iedereen de stuipen op het lijf jagen. Die jongen groeit op voor galg en rad, zou je denken als je de afloop van de film niet kende. Nee, dan waren de jongens van AFC en van Quick (uit Nou wij, boys!) uit ander hout gesneden. Ook het jongensverhaal lijdt aan vervaging van normen en waarden. Maar de doelgroep zit daar niet mee, vermoed ik. Ik trouwens ook niet echt. Ondanks alle tekortkomingen is In Oranje is een onderhoudende, goed geacteerde film. Een verschil van dag en nacht met het hemeltergende Phileine zegt sorry van dezelfde producenten: slecht verhaal, slecht spel, abjecte hoofdrol, en – een geluk bij een ongeluk – onverstaanbare dialogen. Als de makers deze stijgende lijn vasthouden, kan hun volgende productie weinig minder zijn dan een meesterwerk.
© 2004 Hans Knegtmans
powered by CJ2