archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 11 Jaargang 3 6 april 2006 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Bij ons in de straat | ||||
Integratie | Marcel Duyvestijn | |||
Drie oudere mannen, een oudere vrouw, een man van middelbare leeftijd (ik) en een jongentje van vier maanden zitten bij de dokter. En ineens werd het probleem van de integratie me helemaal duidelijk.
(…?)
'Ze zetten hun fiets gewoon tegen de gevel. Die vuilnisbak staat voor de deur. Als het sneeuwt, zullen ze echt niet hun stoepje vegen.” Aan het woord is een man met een versleten heup. Hij zit bij de dokter en hoort zichzelf graag praten. In gedachte noem ik hem “de grote spreker.' Het gaat over zijn jonge en zijn oudere buren.
Naast de grote spreker zit 'de luisteraar'. Deze probeert af en toe iets te zeggen, maar veel verder dan een halve zin komt hij niet. 'En denk je dat die gasten je een kop koffie aanb… .' Of 'dat ze je sowieso een keer gr… .' De grote spreker duldt geen andere debaters in de ring. Hij heeft meer aan een toehoorder.
'Integratieprobleem,' zeg ik ineens plompverloren.
'Huh…?' De grote spreker, die met zijn rug naar mij toe zat, draait zich om. Hij zet zijn machtige hand op zijn linkerknie en knikt met zijn hoofd. Hij wil maar zeggen: 'Vertel op.'
Ik vertel over de straatbarbecue. 'Daar komen alleen de jongeren.' Een korte stilte. 'Die mensen die uit Amsterdam komen, die hun straatje niet schoonvegen als het sneeuwt… . Die mensen willen best een kop koffie drinken. Maar als ze uitgenodigd worden, komen ze niet.'
De oudere vrouw lacht. Zij is op mijn hand. Al een paar keer knikte ze naar de pratende man op een manier van: 'Ouwe zeurpiet, niet naar luisteren hoor.'
'Ja maar. Ik heb een buurman, die zet zo z’n motor op de stoep.' De grote spreker heeft zich herpakt. Hij kijkt me nu doordringend aan. 'En even verderop woont iemand die z’n auto gewoon een week voor mijn huis laat staan.' Met een handgebaar geeft hij aan dat het nu mijn beurt weer is.
'Dat doe ik ook.' Intussen rijd ik de kinderwagen heen en weer zodat de kleine jongen van vier maanden niet wakker wordt van ons debat. 'Waarom zou ik niet?'
Die had hij verwacht, want hij haakt direct in. 'Drie huizen verder woont een vrouwtje dat slecht ter been is. Die wil d’r auto voor de deur. Maar wat doen die gasten? Die laten hem gewoon een tijdje staan.' Hij draait zich weer even naar zijn oorspronkelijke gesprekspartner, de luisteraar. 'Dat is toch niet eerlijk?' De luisteraar knikt. Hij wil wat zeggen, maar de grote spreker heeft zich alweer van hem afgewend om mijn antwoord te horen.
'Dat is wat anders. Als die buurvrouw aangeeft dat ze slecht ter been is, kun je gewoon afspreken dat we haar plekje zoveel mogelijk vrij laten.'
De oudere vrouw gebaart weer naar mij. 'Laat ze maar lullen,' wil ze maar zeggen. Elke keer als ik wat zeg, knikt ze ook hevig. Dat ontgaat de grote spreker niet. Hij kijkt haar aan met in zijn ogen: zeg jij dan’us wat.
'Ik vind het veel gezelliger met die jonge mensen. Die klagen tenminste niet zo.' Haar oneliner valt precies goed. Want op het moment dat de grote spreker wil reageren, zegt de dokter vanuit de gang: meneer, komt u mee, dan kijken we even naar uw heup… .'
Ik lach naar de oude vrouw.
Zij kijkt mij bijna verliefd aan.
Als de luisteraar nog iets wil zeggen, begint mijn kleine jongen te piepen. Ik haal hem uit de kinderwagen en zet hem op schoot. De luisteraar ziet nu dat er geen gesprek meer te voeren is. Hij heeft verloren.
Conclusie: integratie mislukt.
****************************************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis? Zie www.theovandenoever.nl . |
||||
© 2006 Marcel Duyvestijn | ||||
powered by CJ2 |