archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 9 Jaargang 3 2 maart 2006 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Naar de film | ||||
De Oscaruitreiking: An All-American activiteit | Hans Knegtmans | |||
Op 5 maart worden de Oscars uitgereikt voor het jaar 2005. We kunnen onze borst natmaken want de keuzes van de leden van de Academy of Motion Picture Arts and Sciences stemmen zelden tot grote blijdschap. Wanneer we ons beperken tot de laatste twintig jaar vinden we in de categorie Beste Engelstalige Film pareltjes als The Last Emperor (1987), Rain Man (1988), Driving Miss Daisy (1989), The Silence of the Lambs (1991), Forrest Gump (1994), Braveheart (1995), Titanic (1997), American Beauty (1999), Gladiator (2000), A Beautiful Mind (2000) en Chicago (2002). Ik weet dat ook in sommige Nederlandse kringen grote waardering bestaat voor American Beauty en A Beautiful Mind, maar die andere titels zal toch geen weldenkend mens willen meenemen naar het spreekwoordelijke onbewoonde eiland.
In eerste instantie zou je denken dat de kans op een onversneden zeperd dit jaar minimaal is. Het lijkt niet waarschijnlijk dat Munich van Steven Spielberg gaat strijken met de prijs voor de beste film en/of beste regie. (Dit jaar is er een perfectie overlap tussen de nominaties voor deze categorieën; dat lijkt logisch, maar het gebeurt vaker niet dan wel.) Critici vinden de film over een wraak van de moord op elf Israëlische deelnemers aan de Olympische spelen – doelwit: elf Palestijnse kopstukken – te veel pro-Israel, of juist te weinig. Sommigen storen zich aan de niet aflatende reeks vuurgevechten en explosies. Hoofdpersoon Avner (Eric Bana) wordt gezien als een karakterloze huurmoordenaar (aan het begin van de film) of als een weekhartige labbekak (aan het eind). En Spielbergs eeuwige preoccupatie met het gezin als hoeksteen van de samenleving, die de werkelijke thematiek regelmatig naar de achtergrond verdrijft, toont voor de zoveelste keer zijn beperkingen als cineast. Nee, van die film hebben we weinig te duchten.
Dat garandeert echter nog niet dat we een winnaar van uitzonderlijke kwaliteit zullen krijgen. De episodefilm Crash van regisseur Paul Haggis (zie De Leunstoel jaargang 3, nummer 2) was een virtuoze en intelligente opeenstapeling van krasse staaltjes racisme, vooroordeel, stereotypering en discriminatie. In de magere jaren 2001, 2002 en 2004 had ik hem de overwinning van harte gegund. Maar, hoe ik het ook wend of keer, de film haalt niet het niveau van zijn rivalen Capote en vooral Good Night, and Good Luck. (met een punt achter luck, dus). Op Capote (in de bioscoop vanaf 23 maart) kom ik in een volgende Leunstoel nog terug. De film behandelt het ontstaan van de, naar men zegt, eerste en in ieder geval beroemdste ‘non-fictie roman’ uit de geschiedenis: In Cold Blood. Truman Capote wordt afgeschilderd als een geniaal schrijver die het liefste zijn ogen sluit voor de immorele kant van zijn persoonlijkheid. Dat doen de meesten van ons, maar hij maakt het wel erg bont.
Good Night, and Good Luck. is de tweede film die George Clooney regisseert. Dat het niet eerlijk verdeeld is in de wereld is geen nieuws. Maar dat het seksobject Clooney zich behalve een meer dan verdienstelijk acteur ook een filmmaker betoont met een zeldzame combinatie van smaak en visie, dat lijkt me een slag in het gezicht van de miljarden mannen die minder mooi, rijk en getalenteerd zijn dan hij. Mannen zoals u en ik.
De film begint met een rokerig feestje. De camera pant op zijn gemak van de ene feestganger naar de andere. Iedereen heeft het enorm naar zijn zin en is gewikkeld in een geanimeerd gesprek. Het is duidelijk dat de bezoekers elkaar bijzonder graag mogen. De kamer staat blauw van de rook (overdrachtelijk dan, want de film is opgenomen in messcherp zwart wit). Op de achtergrond speelt een jazzcombo een zeldzaam relaxte versie van When I Fall in Love.
Dan vraagt de ceremoniemeester aandacht voor de man om wie het kennelijk te doen is. Een rijzige gestalte neemt plaats achter een lessenaar en spreekt het gezelschap toe. Hij zegt, vrij vertaald: “het medium televisie kan mensen iets bijbrengen en ze zelfs inspireren. Maar dat kan alleen maar als de kijkers het daarvoor willen gebruiken. Anders is het niets meer dan wat draadjes en lampjes in een doos.” En verder: “de bestrijding van onwetendheid, intolerantie en onverschilligheid is van levensbelang. In die strijd kan televisie een machtig wapen zijn.” De spreker in kwestie is televisiejournalist Edward R. Murrow, voormalig presentator van het CBS programma See it Now en de talkshow Person to Person. De toespraak is een flash forward naar het jaar 1958 en in de rest van de film wordt duidelijk gemaakt waarom Murrow het nodig achtte deze toespraak te houden.
In 1953 besloot Murrow zijn succesprogramma See it Now in te zetten voor een harde confrontatie met de gevreesde communistenjager Joseph McCarthy, senator uit de staat Wisconsin en voorzitter van de House Committee of Un-American Activities (de naam alleen al!). Hij kreeg daarbij volop steun van de producent van het programma, Fred Friendly. Getweeën betaalden ze voor de eerste aflevering waarin ze de strijd aangingen zelfs uit eigen zak de advertentie-inkomsten die CBS topman Paley vreesde te zullen mislopen.
Hierna ontvouwt zich een spannend verhaal dat qua opbouw sterk doet denken aan de – geijkte, maar altijd weer prachtige – heroïek van het betere jongensboek. De AFC-ers van J.B. Schuil, of Nou Wij Boys van Ton van Beers en Ir. A. van Emmenes. Met McCarthy in de rol van het nationale Belgische voetbalteam, dat na een onverdiende voorsprong alsnog op zijn sodemieter krijgt van onze jongens. Natuurlijk staat er in de film wel wat meer op het spel. Vrijheid van meningsuiting, ook als die mening de machthebbers van het moment slecht uitkomt. Of het recht, kennis te nemen van bewijsmateriaal dat de beschuldiging van ‘verkeerd’ gedrag – wettelijk of anderszins – kan staven. Dat waren zaken waaraan McCarthy geen boodschap had. Als hij gehoord had dat iemand communist was kwam die op de zwarte lijst en kreeg hij een beroepsverbod opgelegd, ongeacht de kwaliteit van de bewijsvoering (als die er al was).
Uiteindelijk werd Murrow door zijn baas Paley de wacht aangezet. Het publiek wilde geen gepreek op de TV – dacht hij, en ook de sponsor. Murrow mocht nog vijf programma’s uitzenden. Op zondagmiddag, wanneer de Amerikaanse man met vrouw en kroost op familiebezoek is, om daar samen met de gastheer op de TV naar een partijtje baseball of American football te kijken.
Naast de nominaties voor beste speelfilm in het Engels en de beste regie, werd Good Night, and Good Luck. voorgedragen voor beste mannelijke hoofdrol (David Strathairn), beste camerawerk (Robert Elswit), beste oorspronkelijke scenario (George Clooney en Grant Heslov) en beste art direction (James D. Bissell en Jan Pascale). Allemaal dubbel en dwars verdiend, al heb ik ‘art direction’ altijd een geheimzinnig concept gevonden. Maar verdienen en krijgen is twee, zeker in een land waar vijftig jaar na dato de problemen waaraan Murrow refereerde alleen maar schrijnender zijn geworden. President Bush heeft de bevolking een nieuwe vijand aangepraat en het land in een staat van paranoia gebracht. Vrijheid van meningsuiting is dezer dagen geen populair onderwerp, evenmin als de garantie van een fatsoenlijke rechtsgang. En Murrow zou zich in zijn graf omdraaien als hij wist hoe de hedendaagse soap of talk show eruit ziet.
Goed, die film wint dus niet. Net zoals in Engeland recentelijk de BAFTA’s, zullen de Oscars massaal worden uitgereikt aan Brokeback Mountain van Ang Lee. De film mag dan ogenschijnlijk een beladen onderwerp hebben – twee mannen worden verliefd op elkaar en blijven dat een film lang – maar de regisseur is er in geslaagd bijna alle scherpe kantjes van het verhaal weg te poetsen. Ennis Del Mar (een mompelende Heath Ledger) en Jack Twist (Jake Gyllenhaal, die ondanks zijn afwijkende geaardheid oogt als de ideale schoonzoon) geven enkele keren per jaar toe aan hun gevoelens wanneer ze hun gezin een paar dagen verlaten ‘om te vissen’. Maar, vooral door toedoen van Ennis, komen ze niet uit de kast. Zijn ene motief – er moet brood op de plank – is nobel, het andere – homo’s sterven in de VS vaak een gewelddadige dood – getuigt misschien niet van een heldhaftige inborst, maar wel van realiteitszin. En in de laatste twee fragmenten van de film laat Ennis ondubbelzinnig zien dat hij de waarden waar Amerika voor staat – liefde en respect voor de medemens in het algemeen en voor je familie in het bijzonder – hoog in het vaandel heeft. Nee, we hoeven niet bang te zijn dat we hem ooit in een nichtenkit zullen aantreffen.
De film duurt twee uur en een kwartier. Veel te lang voor het magere verhaaltje. En toen ik hem uit plichtsbesef voor de tweede keer zag, kwam er al helemaal geen eind aan. Ondanks die mooie luchten, indrukwekkende bergen en blatende schapen. Op DVD zou ik kwistig gebruik hebben gemaakt van de fast forward toets. Een film die tijdens een tweede keer kijken stierlijk verveelt verdient natuurlijk niet één Oscar, laat staan de acht waarvoor hij genomineerd is. Maar reken maar dat hij minstens de twee hoofdprijzen wint.
*************************************************
Het programma van het filmhuis in Alphen a/d Rijn is te vinden op:
|
||||
© 2006 Hans Knegtmans | ||||
powered by CJ2 |