archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 3
2 maart 2006
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Polderiek protest tegen Europa Carlo van Praag

0001 BS Carlo
Volgens de vele, zelfverklaarde, wereldburgers in mijn omgeving heeft de natiestaat afgedaan en is er geen reden om dat te betreuren. Het bestuur van ons land kan beter berusten bij een supranationaal gezag, zoals de EU, en anderzijds juist bij subnationale instanties zoals gemeenten en regio’s. Eigenlijk zijn daar nu al de zwaartepunten komen te liggen en anders moeten wij de natuurlijke ontwikkeling maar een handje helpen. De natiestaat is obsoleet, staat voor nationalisme, oorlog en onderdrukking van minderheden.

Voor de goede orde: een natiestaat is een soevereine staat wiens bevolking geheel of grotendeels tot dezelfde natie, zeg maar dezelfde etnische groep, behoort. De zelfverklaarde wereldburgers betogen dat in deze tijd van massamigratie een negentiende-eeuwse constructie als de natiestaat achterhaald is. Ook Nederland is inmiddels een staalkaart van etnische groepen wier voorgeschiedenis elders ligt en die wij dan ook niet moeten lastigvallen met onze opstand tegen Spanje, onze verbondenheid met het Oranjehuis en de grondwet van Thorbecke. Ook bij de autochtonen slaat deze stof niet meer aan. Afschaffen dus maar! Nederlanders hebben toch al weinig op met nationalisme. Zij hangen de vlag alleen nog maar uit bij voetbalkampioenschappen of als de kinderen hun havo-diploma hebben gehaald. Zij kennen de tekst van hun eigen volkslied niet meer en komen daar zonder schaamte voor uit. Zij koketteren er zelfs mee.

Ik kan mij in deze bagatellisering van de natiestaat niet vinden. Zij miskent het feit dat de in het verleden gestichte, of misschien beter gegroeide, natiestaten zoals we die nu in West- en Zuid-Europa vinden, goed functionerende eenheden zijn die hun bevolking welvaart, sociale zekerheid en politieke vrijheid hebben opgeleverd (ik laat in dit betoog Oost-Europa nadrukkelijk buiten beschouwing). De laatste zestig jaar hebben zij nimmer meer de wapens tegen elkaar opgevat en hun nationalisme, voorzover nog bestaand, heeft zijn grimmigheid afgelegd en een ludiek, folkloristisch karakter gekregen. De negatieve houding bij veel landgenoten ten opzichte van de Duitsers weerspiegelt niets meer dan een stukje speelse rivaliteit. De Tweede Wereldoorlog wordt er soms nog als legitimatie bijgesleept, maar dan zonder enige werkelijke bitterheid over de gebeurtenissen die toen plaatshadden. De natiestaten zijn dus geen broedplaatsen van chauvinisme meer.

Inderdaad, alle landen in dit deel van de wereld zijn tegenwoordig multi-etnisch. Zijn zij daarmee ook multicultureel? Maar tot op zekere hoogte! Uitzonderingen daargelaten kennen zij slechts één officiële taal die door vrijwel alle inwoners ook als voertaal gebezigd of op zijn minst erkend wordt. Dat geldt bij voorbeeld voor Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Portugal, de Scandinavische landen en Nederland. Zwitserland en België zijn erkende uitzonderingen: zij kennen meer dan één officiële taal en herbergen daardoor linguïstische subnaties. De onmiskenbare interne wrijving die dat vooral in België oplevert, wordt echter goed beheerst. Er vallen geen doden bij.

Ondanks de etnische verscheidenheid van hun bevolking zijn alle hier genoemde landen, cultureel gesproken, westerse landen en door dit feit is hun onderlinge verwantschap groot, hetgeen hun integratie in grotere verbanden mogelijk maakt. Zij onderscheiden zich echter ook van elkaar door, nogmaals hun taal, en door hun sociale stelsels. Al die zelfverklaarde wereldburgers voor wie grenzen niet meer bestaan, maken mij niet wijs dat een verhuizing naar een ander land niet een flinke periode van gewenning vergt. Er zullen er niet veel zijn die op maandag naar Portugal emigreren om op dinsdag in dat land geheel eigenhandig even hun belastingaangifte te doen.

Er zijn overigens meer verschillen tussen de landen, gelegen in moeilijk definieerbare, maar daardoor nog niet fictieve, verschillen in waarden, normen en levenswijze. Huwelijk en religie hebben in Italië of Spanje een andere, hogere, status dan in Nederland of Denemarken. De dagindeling is in Spanje anders dan in Duitsland. De etiquette verschilt per land en de Nederlandse omgangsvormen zijn anders dan in België, zoals bewoners van dat laatste land u, vaak niet zonder enige wrevel, kunnen uitleggen. Deze verschillen in waarden en normen zijn stellig aan erosie onderhevig. De culturele verwantschap wordt sterker, de landen convergeren in dit opzicht (en het reizen in Europa verliest daardoor veel van zijn exotische bekoring). De sociale stelsels, zoals onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale zekerheid hebben hun eigen, nationale karakter grotendeels behouden. Voorzover zij convergeren is dat vooral doordat economische stagnatie en vergrijzing aanleiding geven tot bezuinigingsmaatregelen van gelijke aard. Het vrije verkeer van arbeid en kapitaal zal echter ongetwijfeld tot verdere convergentie leiden.

Maar vooralsnog leven wij nog steeds in de milde beklemming van het vertrouwde nationale kader. Als wij het hebben over de overheid bedoelen wij in het algemeen onze nationale overheid, de namen die wij kennen zijn die van deelnemers aan de nationale politiek en de verkiezingen die ons veruit het meest bezighouden zijn de nationale verkiezingen. Gemeenteraads- en Europese verkiezingen ontlenen hun grootste belang aan het feit dat zij tussentijdse graadmeters zijn voor de stemming in de nationale arena.

Dat belang van de nationale staat hoeft nog geen reden te zijn om te demonstreren tegen de globalisering. Globalisering is trouwens een autonoom proces waartegen weinig te doen valt. Wat anders is het met de economische en politieke schaalvergroting besloten in de Europese eenwording. Dat is een beleidsproces waartegen verzet niet futiel hoeft te zijn, zoals de Nederlandse en Franse referenda over de nieuwe grondwet hebben laten zien. Hopelijk waren dat niet slechts achterhoedegevechten die het proces van eenwording alleen maar wat hebben vertraagd.

Jawel, ik heb tegengestemd en ik hoorde zelfs, hoewel je in de digitale formule van een referendum daaraan geen uiting kunt geven, tot de uitgesproken tegenstanders. Ik bevond mij daarmee in een eigenaardig politiek gezelschap: uiterst links en uiterst rechts. Dat waren althans hier te lande de richtingen die zich met de antipropaganda tegen de grondwet bezighielden. Met geen van beide richtingen heb ik affiniteit, maar desondanks! U zult wel dol zijn van nieuwsgierigheid naar mijn motieven. Waarom wilde ik de onontkoombare vooruitgang tegenhouden?

Het zit zo: over allerlei Europese kwesties die mij, in tegenstelling tot de grondwet, echt interesseren, ben ik niet geraadpleegd. Ik kon voor noch tegen stemmen inzake de uitbreiding van de Unie met nieuwe, economisch weinig geavanceerde, landen waar de politieke zeden bovendien aan de ruwe kant zijn. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de Unie hierdoor verzwakt. Alleen al het voorbeeld van de Duitse eenwording waarbij het sterkste land van Europa zich nogal verslikte in de stamverwante en relatief welvarende DDR (en daarvan nog steeds niet helemaal is bekomen) speelde mij parten. Ik kon ook niet stemmen over de landbouwsubsidies die de voornaamste post op het budget van de EU vormen. Mijn mening werd niet gevraagd over de pendel van Europarlementariërs tussen Brussel en Straatsburg en over de erkenning van 20 officiële talen in de EU in plaats van een enkele, zoals in de Verenigde Staten. En zo zijn er meer beslissingen genomen waartegen ik weinig heb kunnen ondernemen.

Toen dan uiteindelijk mijn gevoelen werd gepeild over die grondwet, die mij maar matig boeit, misbruikte ik deze eenmalige vrijheid om mijn onbehagen te ventileren. Net als miljoenen landgenoten! De propaganda van de voorstanders, waaronder onze regering, joeg mij nog verder in de protesthoek. Beurtelings werd het belang van die grondwet afgezwakt (hij stroomlijnt alleen maar wat bestaande verdragen) en opgeklopt (met een ‘nee’ loop je de oprukkende beschaving voor de voeten en stort je Nederland in isolement). En dan die 60 jaar vrede die wij aan de Europese integratie te danken zouden hebben. Alsof Frankrijk en Italië anders met elkaar in oorlog zouden zijn geraakt. De oorzakelijkheid ligt natuurlijk omgekeerd. Doordat de Europeanen, na het trauma van de Tweede Wereldoorlog en in het tijdperk van de atoombom en de koude oorlog, geen onderlinge gewapende conflicten meer wilden aangaan, werd politieke integratie mogelijk. Zo denk ik daarover! Ik vind trouwens een Europese Unie zonder behoorlijke defensie geen echte staat. Dat gemopper op die Amerikanen met hun Iraakse invasie, hoe terecht misschien op zichzelf, zou meer gewicht hebben als Europa zich niet behaaglijk langs de zijlijn ophield, te zuinig, te pacifistisch en te verdeeld voor een behoorlijk eigen leger, in militair opzicht volstrekt afhankelijk van die vermaledijde Amerikanen. Het is maar te hopen dat zij ons nog in bescherming willen nemen, als dat in de toekomst eens nodig is.

Dit stuk is geen afgewogen, goed gedocumenteerde, evaluatie van de Europese eenwording. De Europese Almanak, uitgebracht door de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland beslaat bijna 500 pagina’s en komt niet verder dan een droge beschrijving van de structuur van de EU en van de verdragen die als mijlpalen hebben gediend. Ik heb ervan afgezien onze doelgroep van toch al ‘rustige mensen’ subiet in slaap te wiegen. Toch één citaat: “In juni 2005 heeft de Raad het Iers (Gaelic) een volwaardige status toegekend” (p. 416). Let wel, deze taal wordt door naar schatting niet meer dan 10.000 Ieren als omgangstaal gebruikt. De andere vier miljoen kunnen veel beter met Engels uit de voeten. Bravo! Bij de eerstvolgende gelegenheid trap ik weer op de rem.
 
****************************************************
Luister naar BNR Nieuwsradio. Ga voor informatie naar www.bn.nl .


© 2006 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Polderiek protest tegen Europa Carlo van Praag
0001 BS Carlo
Volgens de vele, zelfverklaarde, wereldburgers in mijn omgeving heeft de natiestaat afgedaan en is er geen reden om dat te betreuren. Het bestuur van ons land kan beter berusten bij een supranationaal gezag, zoals de EU, en anderzijds juist bij subnationale instanties zoals gemeenten en regio’s. Eigenlijk zijn daar nu al de zwaartepunten komen te liggen en anders moeten wij de natuurlijke ontwikkeling maar een handje helpen. De natiestaat is obsoleet, staat voor nationalisme, oorlog en onderdrukking van minderheden.

Voor de goede orde: een natiestaat is een soevereine staat wiens bevolking geheel of grotendeels tot dezelfde natie, zeg maar dezelfde etnische groep, behoort. De zelfverklaarde wereldburgers betogen dat in deze tijd van massamigratie een negentiende-eeuwse constructie als de natiestaat achterhaald is. Ook Nederland is inmiddels een staalkaart van etnische groepen wier voorgeschiedenis elders ligt en die wij dan ook niet moeten lastigvallen met onze opstand tegen Spanje, onze verbondenheid met het Oranjehuis en de grondwet van Thorbecke. Ook bij de autochtonen slaat deze stof niet meer aan. Afschaffen dus maar! Nederlanders hebben toch al weinig op met nationalisme. Zij hangen de vlag alleen nog maar uit bij voetbalkampioenschappen of als de kinderen hun havo-diploma hebben gehaald. Zij kennen de tekst van hun eigen volkslied niet meer en komen daar zonder schaamte voor uit. Zij koketteren er zelfs mee.

Ik kan mij in deze bagatellisering van de natiestaat niet vinden. Zij miskent het feit dat de in het verleden gestichte, of misschien beter gegroeide, natiestaten zoals we die nu in West- en Zuid-Europa vinden, goed functionerende eenheden zijn die hun bevolking welvaart, sociale zekerheid en politieke vrijheid hebben opgeleverd (ik laat in dit betoog Oost-Europa nadrukkelijk buiten beschouwing). De laatste zestig jaar hebben zij nimmer meer de wapens tegen elkaar opgevat en hun nationalisme, voorzover nog bestaand, heeft zijn grimmigheid afgelegd en een ludiek, folkloristisch karakter gekregen. De negatieve houding bij veel landgenoten ten opzichte van de Duitsers weerspiegelt niets meer dan een stukje speelse rivaliteit. De Tweede Wereldoorlog wordt er soms nog als legitimatie bijgesleept, maar dan zonder enige werkelijke bitterheid over de gebeurtenissen die toen plaatshadden. De natiestaten zijn dus geen broedplaatsen van chauvinisme meer.

Inderdaad, alle landen in dit deel van de wereld zijn tegenwoordig multi-etnisch. Zijn zij daarmee ook multicultureel? Maar tot op zekere hoogte! Uitzonderingen daargelaten kennen zij slechts één officiële taal die door vrijwel alle inwoners ook als voertaal gebezigd of op zijn minst erkend wordt. Dat geldt bij voorbeeld voor Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Portugal, de Scandinavische landen en Nederland. Zwitserland en België zijn erkende uitzonderingen: zij kennen meer dan één officiële taal en herbergen daardoor linguïstische subnaties. De onmiskenbare interne wrijving die dat vooral in België oplevert, wordt echter goed beheerst. Er vallen geen doden bij.

Ondanks de etnische verscheidenheid van hun bevolking zijn alle hier genoemde landen, cultureel gesproken, westerse landen en door dit feit is hun onderlinge verwantschap groot, hetgeen hun integratie in grotere verbanden mogelijk maakt. Zij onderscheiden zich echter ook van elkaar door, nogmaals hun taal, en door hun sociale stelsels. Al die zelfverklaarde wereldburgers voor wie grenzen niet meer bestaan, maken mij niet wijs dat een verhuizing naar een ander land niet een flinke periode van gewenning vergt. Er zullen er niet veel zijn die op maandag naar Portugal emigreren om op dinsdag in dat land geheel eigenhandig even hun belastingaangifte te doen.

Er zijn overigens meer verschillen tussen de landen, gelegen in moeilijk definieerbare, maar daardoor nog niet fictieve, verschillen in waarden, normen en levenswijze. Huwelijk en religie hebben in Italië of Spanje een andere, hogere, status dan in Nederland of Denemarken. De dagindeling is in Spanje anders dan in Duitsland. De etiquette verschilt per land en de Nederlandse omgangsvormen zijn anders dan in België, zoals bewoners van dat laatste land u, vaak niet zonder enige wrevel, kunnen uitleggen. Deze verschillen in waarden en normen zijn stellig aan erosie onderhevig. De culturele verwantschap wordt sterker, de landen convergeren in dit opzicht (en het reizen in Europa verliest daardoor veel van zijn exotische bekoring). De sociale stelsels, zoals onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale zekerheid hebben hun eigen, nationale karakter grotendeels behouden. Voorzover zij convergeren is dat vooral doordat economische stagnatie en vergrijzing aanleiding geven tot bezuinigingsmaatregelen van gelijke aard. Het vrije verkeer van arbeid en kapitaal zal echter ongetwijfeld tot verdere convergentie leiden.

Maar vooralsnog leven wij nog steeds in de milde beklemming van het vertrouwde nationale kader. Als wij het hebben over de overheid bedoelen wij in het algemeen onze nationale overheid, de namen die wij kennen zijn die van deelnemers aan de nationale politiek en de verkiezingen die ons veruit het meest bezighouden zijn de nationale verkiezingen. Gemeenteraads- en Europese verkiezingen ontlenen hun grootste belang aan het feit dat zij tussentijdse graadmeters zijn voor de stemming in de nationale arena.

Dat belang van de nationale staat hoeft nog geen reden te zijn om te demonstreren tegen de globalisering. Globalisering is trouwens een autonoom proces waartegen weinig te doen valt. Wat anders is het met de economische en politieke schaalvergroting besloten in de Europese eenwording. Dat is een beleidsproces waartegen verzet niet futiel hoeft te zijn, zoals de Nederlandse en Franse referenda over de nieuwe grondwet hebben laten zien. Hopelijk waren dat niet slechts achterhoedegevechten die het proces van eenwording alleen maar wat hebben vertraagd.

Jawel, ik heb tegengestemd en ik hoorde zelfs, hoewel je in de digitale formule van een referendum daaraan geen uiting kunt geven, tot de uitgesproken tegenstanders. Ik bevond mij daarmee in een eigenaardig politiek gezelschap: uiterst links en uiterst rechts. Dat waren althans hier te lande de richtingen die zich met de antipropaganda tegen de grondwet bezighielden. Met geen van beide richtingen heb ik affiniteit, maar desondanks! U zult wel dol zijn van nieuwsgierigheid naar mijn motieven. Waarom wilde ik de onontkoombare vooruitgang tegenhouden?

Het zit zo: over allerlei Europese kwesties die mij, in tegenstelling tot de grondwet, echt interesseren, ben ik niet geraadpleegd. Ik kon voor noch tegen stemmen inzake de uitbreiding van de Unie met nieuwe, economisch weinig geavanceerde, landen waar de politieke zeden bovendien aan de ruwe kant zijn. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de Unie hierdoor verzwakt. Alleen al het voorbeeld van de Duitse eenwording waarbij het sterkste land van Europa zich nogal verslikte in de stamverwante en relatief welvarende DDR (en daarvan nog steeds niet helemaal is bekomen) speelde mij parten. Ik kon ook niet stemmen over de landbouwsubsidies die de voornaamste post op het budget van de EU vormen. Mijn mening werd niet gevraagd over de pendel van Europarlementariërs tussen Brussel en Straatsburg en over de erkenning van 20 officiële talen in de EU in plaats van een enkele, zoals in de Verenigde Staten. En zo zijn er meer beslissingen genomen waartegen ik weinig heb kunnen ondernemen.

Toen dan uiteindelijk mijn gevoelen werd gepeild over die grondwet, die mij maar matig boeit, misbruikte ik deze eenmalige vrijheid om mijn onbehagen te ventileren. Net als miljoenen landgenoten! De propaganda van de voorstanders, waaronder onze regering, joeg mij nog verder in de protesthoek. Beurtelings werd het belang van die grondwet afgezwakt (hij stroomlijnt alleen maar wat bestaande verdragen) en opgeklopt (met een ‘nee’ loop je de oprukkende beschaving voor de voeten en stort je Nederland in isolement). En dan die 60 jaar vrede die wij aan de Europese integratie te danken zouden hebben. Alsof Frankrijk en Italië anders met elkaar in oorlog zouden zijn geraakt. De oorzakelijkheid ligt natuurlijk omgekeerd. Doordat de Europeanen, na het trauma van de Tweede Wereldoorlog en in het tijdperk van de atoombom en de koude oorlog, geen onderlinge gewapende conflicten meer wilden aangaan, werd politieke integratie mogelijk. Zo denk ik daarover! Ik vind trouwens een Europese Unie zonder behoorlijke defensie geen echte staat. Dat gemopper op die Amerikanen met hun Iraakse invasie, hoe terecht misschien op zichzelf, zou meer gewicht hebben als Europa zich niet behaaglijk langs de zijlijn ophield, te zuinig, te pacifistisch en te verdeeld voor een behoorlijk eigen leger, in militair opzicht volstrekt afhankelijk van die vermaledijde Amerikanen. Het is maar te hopen dat zij ons nog in bescherming willen nemen, als dat in de toekomst eens nodig is.

Dit stuk is geen afgewogen, goed gedocumenteerde, evaluatie van de Europese eenwording. De Europese Almanak, uitgebracht door de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland beslaat bijna 500 pagina’s en komt niet verder dan een droge beschrijving van de structuur van de EU en van de verdragen die als mijlpalen hebben gediend. Ik heb ervan afgezien onze doelgroep van toch al ‘rustige mensen’ subiet in slaap te wiegen. Toch één citaat: “In juni 2005 heeft de Raad het Iers (Gaelic) een volwaardige status toegekend” (p. 416). Let wel, deze taal wordt door naar schatting niet meer dan 10.000 Ieren als omgangstaal gebruikt. De andere vier miljoen kunnen veel beter met Engels uit de voeten. Bravo! Bij de eerstvolgende gelegenheid trap ik weer op de rem.
 
****************************************************
Luister naar BNR Nieuwsradio. Ga voor informatie naar www.bn.nl .
© 2006 Carlo van Praag
powered by CJ2