archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 3
16 februari 2006
Bezigheden > Te water delen printen terug
Veertig baantjes Katharina Kouwenhoven

0306 BZ Zwemmen
De eerste keer dat ik op dinsdagochtend ging zwemmen in Sportfondsenbad Oost had ik de indruk dat er menige bejaarde rondzwom die ooit aan de Olympische spelen had deelgenomen. Sociale vergelijking is nu eenmaal een bijna niet te onderdrukken mechanisme. Natuuurlijk zijn er leeftijdgenoten die beter kunnen zwemmen dan ik. Dat haalt je de koekoek. Maar geldt dat niet voor bijna alles? En moet je je daar door laten deprimeren? Ik moest gewoon doen, waar ik voor kwam, namelijk die vermaledijde twintig baantjes zwemmen. En me vooral niets aantrekken van wat andere zwemmers deden. Door de inspanning die dat kostte had ik daar bovendien niet veel zicht op. Die zelfde inspanning maakte trouwens de hele onderneming de moeite waard. Na inspanning volgt ontspanning en een gevoel van voldoening. Tel uit je winst. Dus nam ik mij voor dit gekkenwerk wekelijks te herhalen.

Na een paar dinsdagochtendbezoeken begon ik medebezoekers te herkennen. Het bleken bepaald niet allemaal bejaarde dames, die of voor de gezelligheid kwamen of hun oude Olympische records probeerden te evenaren, zoals ik aanvankelijk had gedacht. Er waren wel degelijk ook heren bij. Zoals Willem bijvoorbeeld die er in zijn gewone kleren nogal minnetjes uitzag, maar in zwembroek een ongekend gespierd lijf bleek te hebben. Dat had hij te danken aan het feit dat hij vier maal per week het zwembad bezocht en in de baan voor de snelste zwemmers met een machtige schoolslag door het water ijlde. De bejaarde homofiel Chiel daarentegen, waarvan de pens over de zwembroek puilde, was een echte dobberaar die zich doorgaans aansloot bij aan de badrand hangende dames. Die groep van hangouderen was trouwens helemaal niet zo groot. De meeste bejaarde dames kwamen wel degelijk om te zwemmen, al was dat in een bedaagd tempo en vaak al kwekkend met een bekende. Want dat was evident de vaste bezoekers kenden elkaar allemaal. Ze kwamen uit de buurt en zagen elkaar niet alleen in het zwembad maar ook bij Albert Heijn en in de HEMA of bij de bakker aan de overkant.

Een nieuweling in zo'n gezelschap wordt natuurlijk met enige scepsis bekeken. Want velen zijn geroepen maar slechts weinigen uitverkoren. Het is dus altijd maar de vraag of die enthousiaste 'nieuwelingen' ook blijvertjes zijn en of het de moeite waard is er ‘sociaal’ in te investeren. Ik was een blijvertje. Na een paar maanden kostte het me geen enkele moeite meer om die twintig baantjes te zwemmen en begon ik het aantal voorzichtig op te voeren. De manier waarop ik zwom was echter nog steeds onbeholpen, krampachtig en inefficient en daarin was geen enkele verbetering merkbaar. Niettemin kreeg ik zo de smaak te pakken, dat ik ook op donderdagochtend ging zwemmen. Dat bleek de ochtend, waarop de 'nimfen' doorgaans ook te water gingen, twee goedgebouwde zusters die eruit zagen alsof ze, net als schoonzwemsters, een knijper op hun neus droegen. Bij hen was die knijper echter door de natuur verstrekt. Ze bewogen zich zeer elegant, ook in het water, maar hun tempo liet te wensen over, zodat ze voornamelijk hinderlijk in de weg lagen. Ze waren de enigen die een badmuts droegen, zodat wat er van hen op het water dreef eruit zag als gedrongen eenden die de snavel naar de hemel hieven. Op donderdagochtend verschenen nog al eens een paar Occidentale Nederlanders, die zich van de rest onderscheidden door hun atypische badkleding. Een zwarte BH onder een roze badpak of een bermuda onder het bikinibroekje of een omgeknoopt batik bloesje. Het voegde een exotisch accent toe aan de standaard bloemetjes badpakken met opgeknipte pijpen.

Al snel bleek dat er meerdere mensen waren die op beide ochtenden zwommen. En dat waren de eersten waar ik contact mee kreeg. Dat gaat altijd het makkelijkst met personen die van zichzelf geneigd zijn altijd en onder alle omstandigheden het woord te voeren, het doet er niet toe tegen wie. De zogenaamde ‘ouwe hoeren’. Zelf behoor ik niet tot dat type. Ik spreek mensen niet snel spontaan aan, behalve wanneer ze iets bijzonder leuks of aardigs doen of iets buitengewoon onhandigs of hufterigs. Maar zo raakte ik aan de praat met een vrouw (ik weet niet hoe ze heet), waarvan ik al snel op de hoogte raakte van haar arbeidsverleden, huwelijksperikelen, fysieke mankementen en ander human interest. Van één van haar vriendinnen vernam ik de frequentie van haar kappersbezoek, overwinteringsadressen in Benidorm, recente verbeteringen van haar woning en noodzakelijke ingrediënten van echte Hollandse erwtensoep. Een regelmatig terugkerend onderwerp van gesprek waren de bedreigingen voor het aanzien en welzijn van de buurt door de deelraad Oost. En het weer, natuurlijk. Tenslotte gingen wij door weer en wind naar dat zwembad, meestal op de fiets, dus we hadden elkaar daar best wat over te vertellen.

Ik maakte zo nu en dan ook een praatje met voornoemde Willem, omdat hij de enige was die ik ook elders tegen het lijf liep. Op de fiets op weg naar Muiden of lopend in de Roetersstraat of in het Oosterpark of zonnend op de stoep bij een vriendin in de Pasteurstraat. Hé, daar had je Willem weer. Ook met een andere man raakte ik nog wel eens in gesprek, iemand waar ik aanvankelijk niet zo van gecharmeerd was. Hij viel op omdat hij zonder enige twijfel enigszins retarded was en zich in het zwembad kon gedragen als een ongeleid projectiel. Hij had echter een leuke vrouw en een prachtige dochter, die ook wel eens mee gingen zwemmen. Zij hadden weliswaar ook het blauwe garen niet uitgevonden maar waren zo sociaal en betrokken dat het een heel ander licht wierp op die man, die nooit in één keer met verschillende munten een bedrag van € 2.60 neer kon leggen, maar wel prachtige schilderijen bleek te kunnen maken. En van zwemmen wist hij alles.

Heb je eenmaal contact met medebezoekers van zo’n zwembad, dan ontstaat er meteen een zekere sociale controle. Je bent natuurlijk tot niets verplicht, want er is niets met elkaar afgesproken, maar het valt op wanneer je een keer niet komt en daar wordt naar geïnformeerd, behalve in vakantietijd. ‘Je was er dinsdagochtend niet, hè.’ Nee, ik was er niet. Ik moest dus meer discipline opbrengen en die opmerkingen hielpen. Inmiddels heb ik de zwembeproeving opgevoerd tot veertig baantjes, als het even kan twee maal per week. Fysiek is er geen belemmering om dit aantal verder uit te breiden, maar ja, ik moet ook nog werken. Alleen in de vakantie kan ik langdurig baantjes trekken. Zolang als ik zin heb.

© 2006 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Te water" -
Bezigheden > Te water
Veertig baantjes Katharina Kouwenhoven
0306 BZ Zwemmen
De eerste keer dat ik op dinsdagochtend ging zwemmen in Sportfondsenbad Oost had ik de indruk dat er menige bejaarde rondzwom die ooit aan de Olympische spelen had deelgenomen. Sociale vergelijking is nu eenmaal een bijna niet te onderdrukken mechanisme. Natuuurlijk zijn er leeftijdgenoten die beter kunnen zwemmen dan ik. Dat haalt je de koekoek. Maar geldt dat niet voor bijna alles? En moet je je daar door laten deprimeren? Ik moest gewoon doen, waar ik voor kwam, namelijk die vermaledijde twintig baantjes zwemmen. En me vooral niets aantrekken van wat andere zwemmers deden. Door de inspanning die dat kostte had ik daar bovendien niet veel zicht op. Die zelfde inspanning maakte trouwens de hele onderneming de moeite waard. Na inspanning volgt ontspanning en een gevoel van voldoening. Tel uit je winst. Dus nam ik mij voor dit gekkenwerk wekelijks te herhalen.

Na een paar dinsdagochtendbezoeken begon ik medebezoekers te herkennen. Het bleken bepaald niet allemaal bejaarde dames, die of voor de gezelligheid kwamen of hun oude Olympische records probeerden te evenaren, zoals ik aanvankelijk had gedacht. Er waren wel degelijk ook heren bij. Zoals Willem bijvoorbeeld die er in zijn gewone kleren nogal minnetjes uitzag, maar in zwembroek een ongekend gespierd lijf bleek te hebben. Dat had hij te danken aan het feit dat hij vier maal per week het zwembad bezocht en in de baan voor de snelste zwemmers met een machtige schoolslag door het water ijlde. De bejaarde homofiel Chiel daarentegen, waarvan de pens over de zwembroek puilde, was een echte dobberaar die zich doorgaans aansloot bij aan de badrand hangende dames. Die groep van hangouderen was trouwens helemaal niet zo groot. De meeste bejaarde dames kwamen wel degelijk om te zwemmen, al was dat in een bedaagd tempo en vaak al kwekkend met een bekende. Want dat was evident de vaste bezoekers kenden elkaar allemaal. Ze kwamen uit de buurt en zagen elkaar niet alleen in het zwembad maar ook bij Albert Heijn en in de HEMA of bij de bakker aan de overkant.

Een nieuweling in zo'n gezelschap wordt natuurlijk met enige scepsis bekeken. Want velen zijn geroepen maar slechts weinigen uitverkoren. Het is dus altijd maar de vraag of die enthousiaste 'nieuwelingen' ook blijvertjes zijn en of het de moeite waard is er ‘sociaal’ in te investeren. Ik was een blijvertje. Na een paar maanden kostte het me geen enkele moeite meer om die twintig baantjes te zwemmen en begon ik het aantal voorzichtig op te voeren. De manier waarop ik zwom was echter nog steeds onbeholpen, krampachtig en inefficient en daarin was geen enkele verbetering merkbaar. Niettemin kreeg ik zo de smaak te pakken, dat ik ook op donderdagochtend ging zwemmen. Dat bleek de ochtend, waarop de 'nimfen' doorgaans ook te water gingen, twee goedgebouwde zusters die eruit zagen alsof ze, net als schoonzwemsters, een knijper op hun neus droegen. Bij hen was die knijper echter door de natuur verstrekt. Ze bewogen zich zeer elegant, ook in het water, maar hun tempo liet te wensen over, zodat ze voornamelijk hinderlijk in de weg lagen. Ze waren de enigen die een badmuts droegen, zodat wat er van hen op het water dreef eruit zag als gedrongen eenden die de snavel naar de hemel hieven. Op donderdagochtend verschenen nog al eens een paar Occidentale Nederlanders, die zich van de rest onderscheidden door hun atypische badkleding. Een zwarte BH onder een roze badpak of een bermuda onder het bikinibroekje of een omgeknoopt batik bloesje. Het voegde een exotisch accent toe aan de standaard bloemetjes badpakken met opgeknipte pijpen.

Al snel bleek dat er meerdere mensen waren die op beide ochtenden zwommen. En dat waren de eersten waar ik contact mee kreeg. Dat gaat altijd het makkelijkst met personen die van zichzelf geneigd zijn altijd en onder alle omstandigheden het woord te voeren, het doet er niet toe tegen wie. De zogenaamde ‘ouwe hoeren’. Zelf behoor ik niet tot dat type. Ik spreek mensen niet snel spontaan aan, behalve wanneer ze iets bijzonder leuks of aardigs doen of iets buitengewoon onhandigs of hufterigs. Maar zo raakte ik aan de praat met een vrouw (ik weet niet hoe ze heet), waarvan ik al snel op de hoogte raakte van haar arbeidsverleden, huwelijksperikelen, fysieke mankementen en ander human interest. Van één van haar vriendinnen vernam ik de frequentie van haar kappersbezoek, overwinteringsadressen in Benidorm, recente verbeteringen van haar woning en noodzakelijke ingrediënten van echte Hollandse erwtensoep. Een regelmatig terugkerend onderwerp van gesprek waren de bedreigingen voor het aanzien en welzijn van de buurt door de deelraad Oost. En het weer, natuurlijk. Tenslotte gingen wij door weer en wind naar dat zwembad, meestal op de fiets, dus we hadden elkaar daar best wat over te vertellen.

Ik maakte zo nu en dan ook een praatje met voornoemde Willem, omdat hij de enige was die ik ook elders tegen het lijf liep. Op de fiets op weg naar Muiden of lopend in de Roetersstraat of in het Oosterpark of zonnend op de stoep bij een vriendin in de Pasteurstraat. Hé, daar had je Willem weer. Ook met een andere man raakte ik nog wel eens in gesprek, iemand waar ik aanvankelijk niet zo van gecharmeerd was. Hij viel op omdat hij zonder enige twijfel enigszins retarded was en zich in het zwembad kon gedragen als een ongeleid projectiel. Hij had echter een leuke vrouw en een prachtige dochter, die ook wel eens mee gingen zwemmen. Zij hadden weliswaar ook het blauwe garen niet uitgevonden maar waren zo sociaal en betrokken dat het een heel ander licht wierp op die man, die nooit in één keer met verschillende munten een bedrag van € 2.60 neer kon leggen, maar wel prachtige schilderijen bleek te kunnen maken. En van zwemmen wist hij alles.

Heb je eenmaal contact met medebezoekers van zo’n zwembad, dan ontstaat er meteen een zekere sociale controle. Je bent natuurlijk tot niets verplicht, want er is niets met elkaar afgesproken, maar het valt op wanneer je een keer niet komt en daar wordt naar geïnformeerd, behalve in vakantietijd. ‘Je was er dinsdagochtend niet, hè.’ Nee, ik was er niet. Ik moest dus meer discipline opbrengen en die opmerkingen hielpen. Inmiddels heb ik de zwembeproeving opgevoerd tot veertig baantjes, als het even kan twee maal per week. Fysiek is er geen belemmering om dit aantal verder uit te breiden, maar ja, ik moet ook nog werken. Alleen in de vakantie kan ik langdurig baantjes trekken. Zolang als ik zin heb.
© 2006 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2