archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 8 Jaargang 3 16 februari 2006 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept | ||||
De Obus bij Apollinaire en Van Ostaijen | Willem Minderhout | |||
Angst, Liefde en Mortiergranaten
In de NRC van 1 februari verzuchtte Irak-veteraan Wim Verschragen: ‘Vroeger kon ik me echt druk maken als ik in de file stond. Nu denk ik: ach laat maar, het is hier veilig in de file. Er kan tenminste geen mortiergranaat uit de berm komen.’ Toch zou Verschragen zo weer terug willen, als hem dat gevraagd wordt. De vraag of die houding voortvloeit uit plichtsbesef, of uit heimwee naar mortiergranaten blijft onbeantwoord.
Ik maak me nooit druk in de file – ik rook shag, dus ik vind files wel een uitkomst – en ik heb nog nooit het genoegen gesmaakt om een mortiergranaat te horen of te zien ontploffen. Omdat er in de nabije toekomst zo’n twaalfhonderd landgenoten naar alle waarschijnlijkheid in Afghanistan wél met ontploffende mortiergranaten geconfronteerd zullen worden, is een kort onderzoek naar de mortiergranaat in de literatuur wellicht leerzaam.
In het werk van tenminste twee dichters, Apollinaire en Van Ostaijen, nemen deze projectielen een belangrijke plek in. De Belg Paul van Ostaijen (1886-1928) lijkt wat dat betreft beïnvloed te zijn door de Pools-Italiaans-Franse dichter Guillaume Apollinaire (1880-1919).* De meest in het oog springende overeenkomst vind ik overigens dat Van Ostaijen Apollinaire’s typografische experimenten uit Calligrammes, Poèmes de la Paix et de la Guerre (1913-1916) enthousiast overnam en tot grote hoogten voerde in zijn bundel Bezette Stad (1923).**
Beide dichtbundels zijn, hoe kan het ook anders voor een Fransman en een Belg uit die tijd, zwaar beïnvloed door de Eerste Wereldoorlog. De manier waarop zij de obus, de mortiergranaat, in hun gedichten verwerkten is echter óók kenmerkend voor het verschil tussen beide dichters.
Van Ostaijen gebruikt de ‘obus’ als een illustratie van de zinloosheid, de absurditeit, van het leven. Hij schrijft in Bezette Stad:
“en de obus bust zich in een huis (rekord spoedbestelling)
gaat huis in vlam
flakkeren van vlam voor maan
maan voor de vlam
vlam
maan
VLAM”
In Apollinaire’s bundel Calligrammes keren zowel maan als mortiergranaat terug in het hoofdstuk ‘Obus Couleur de Lune’: maankleurige mortiergranaat. De eerste zin van het eerste gedicht is echter kenmerkend voor het grote verschil tussen Apollinaire en Van Ostaijen: ‘Que c’est beau ces fusées qui illuminent la nuit!’ ‘Wat zijn die explosies toch prachtig die de nacht verlichten!’ Het gedicht heet niet voor niets Merveille de la guerre (‘De pracht van de oorlog’.) Dit is allerminst ironisch bedoeld! Apollinaire hield van de oorlog!
Bij van Ostaijen speelt de mortiergranaat de rol van het onverstoorbare noodlot.
“zijn wij of spelen wij een makaber spel
het salonpubliek van de 18e voor
enkel de OBUS is pozitief
stad schouwburg harlekijns
(...)
De OBUS over de STAD
steeds elegant
Mijnheer Obus
zeer snel auto
groet iedereen
stapt af bedaard
in zijn hotel”
Terwijl de obus onverstoorbaar zijn weg gaat breekt de paniek uit en vlucht iedereen naar het bordeel om het laatste kwartier van zijn leven in een wanhopige roes door te brengen.
Bij van Ostaijen veroorzaakt de mortiergranaat doodsangst, bij Apollinaire verzinnebeeldt hij de liefde. Dit komt het best tot uiting in zijn gedicht Fête.
In dit gedicht vergelijkt hij de oorlog met een feest. In het lanceren, uiteenspatten en weer neerdalen van de mortiergranaten ziet hij het opkomen, ontluiken en vervolgens verdorren van rozen. De dichter (Apollinaire?) trekt zich niet veel aan van de gevechten. Hij heeft zijn revolver op de veiligheidspal gezet en geniet van het schouwspel waarin hij de schoonheid van de liefde herkent.
Hoe is dat verschil in waardering van de mortiergranaat tussen Apollinaire en Van Ostaijen te verklaren? Komt het doordat Van Ostaijen net te jong was om als soldaat mee te vechten en hij slechts een passieve toeschouwer van de oorlog was, terwijl Apollinaire als soldaat die mortiergranaten als een deel van zijn leven beschouwde? Bij Apollinaire versmelten Eros en Thanatos, seks en geweld, oorlog en liefde.
Bij Van Ostaijen is er eerder sprake van een terloopse verkrachting.
"De OBUSSEN
vallen
vallen
vallen
druppel
kanoncoïtus”
Kunnen soldaten, in tegenstelling tot burgers die angstig wegduiken voor het absurde oorlogsgeweld, net zoveel genieten van oorlog, als van de liefdesdaad? Wie weet komen er binnenkort uit Afghanistan gelouterde dichters terug die die vraag kunnen beantwoorden.
* Zie ook mijn eerdere bijdrage: De Geboorte van Apollinaire. De Leunstoel 2, 18 (25.08.2005) ** De Leunstoel leent zich niet om de typografische kunststukjes van beide dichters over te nemen maar op internet zijn er voorbeelden te over: http://jacquesmottier.online.fr/pages/apollinaire.html en http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/ostaijen/boem.htm
*** De rozen van Saadi, verwijst naar een gedicht van Marceline Desbordes-Valmore uit 1848. Saadi was een Perzische dichter uit de dertiende eeuw. De hoofdpersoon uit dit gedicht had zoveel rozen in haar gordel gepropt dat haar gordel knapte en de bloemblaadjes wegwaaiden met de wind. http://poetes.com/aut_rom/d_roses.htm
********************************************************* Literatuur en kunst onder één dak bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in
Den Haag. Ga voor informatie naar www.buddenbrooks.nl . |
||||
© 2006 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |