archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 20
11 mei 2023
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Zestig jaar partijlid Paul Bordewijk

2015BS Paul 60Deze zomer is het zo ongeveer zestig jaar geleden dat ik lid werd van de Partij van de Arbeid. Dat was niet het gevolg van een of andere bekering, maar het was een logisch uitvloeisel van de manier waarop bij ons thuis over politiek werd gesproken: dat het er niet zo zeer op aankwam je eigen belang veilig te stellen, maar dat we een overheid wilden die opkwam voor de belangen van mensen die het in het leven minder getroffen hebben, en daartoe ook een stelsel van collectieve voorzieningen in stand hield. Daarnaast was er bij ons thuis een sterk clubgevoel, voor de PvdA, maar ook voor de VARA.
Zo heb ik er altijd in gestaan, en dat is ook de reden waarom ik zestig jaar partijlid gebleven ben, al was ik het vaak met afzonderlijke stellingnames van de partij niet eens. Als gevolg van dat laatste behoorde ik wisselend tot de linker en de rechter vleugel.

De jaren zestig

Toen ik in de jaren zestig lid werd wist de PvdA eigenlijk niet zo goed wat ze wilde. De PvdA voerde oppositie tegen een rechts kabinet, maar dat kabinet nam juist allerlei linkse maatregelen, zoals de invoering van de Algemene Bijstandswet. Die was toen ook heel wat genereuzer dan de huidige participatiewet.
Maar er kwamen nieuwe strijdpunten zoals de oorlog in Vietnam en – ten tijde van het huwelijk van Beatrix en Claus – de toekomst van de monarchie. De leiding van de PvdA had het daar knap moeilijk mee, en aanvankelijk hoorde ik dan ook bij de PvdA-leden die een linksere koers wilden. Maar het werd mij al snel te wild, en de congresuitspraak dat de PvdA niet meer met de KVP in één kabinet wilde zitten leek mij een voorbeeld van harakiri-politiek.
Het was aan het strategisch vernuft van de door mij zeer bewonderde Joop den Uyl te danken dat er een geitenpaadje werd gevonden om toch met de KVP te gaan regeren, zij het op een manier die veel wrok achterliet bij de partijen die later het CDA zouden vormen. Het liet ook veel wrok achter bij de gestaalde kaders in de PvdA. Hadden we net afgesproken dat we niet meer met de KVP zouden regeren, gaat die verdomde Den Uyl dat toch doen. De rekening kwam in 1977, toen de PvdA zich zodanig onredelijk opstelde in de formatie, dat het CDA geen andere keus bleef dan te gaan regeren met de VVD. Ik had daarvoor gewaarschuwd, en stond in die tijd dan ook in de PvdA bekend als uiterst rechts.

De jaren tachtig

Tijdens het eerste kabinet Van Agt kwam de partij echter weer bij zinnen, zodat ik bij alle onvrede over de economie, me weer veel meer thuis voelde in de partij. Daardoor kon ik in 1980 ook wethouder worden.
Met de komst van Wim Kok in 1986 als partijleider ging de partij echter geleidelijk een andere koers varen. Begrippen als de Derde Weg deden hun intrede, en de PvdA conformeerde zich aan het door Van Agt en Lubbers ingezette beleid van sanering/ontmanteling van de verzorgingsstaat. Dat beleefde zijn hoogtepunt in 1995 toen Wim Kok zich in zijn Den Uyl-lezing uitsprak voor het afschudden van de ideologische veren.
Enigszins tot mijn verbazing was ik toen echt links in de PvdA. Als lid van de Leidse congresdelegatie stemde ik in 1991 tegen de WAO-voorstellen van het CDA-PvdA kabinet, en daarmee tegen voortzetting van dat kabinet. Ik bestreed de koers van Wim Kok in columns in het afdelingsblad van de Leidse PvdA en in Intermediair. Hoogtepunt was een column in het afdelingsblad waarin ik de werkgevers een Nijenrode-alumnus liet recruteren als mol binnen de PvdA, die zich na voltooiing van zijn missie zou melden met ‘Opdracht uitgevoerd, PvdA geheel vernietigd.’ Niet iedereen was daar blij mee, maar de column werd wel geplaatst.
Ik bestreed het overdreven geloof in marktwerking ook in mijn boek Markt, markt en nog eens markt, waarvoor helaas geen markt bleek te bestaan. Ik heb in die tijd ook nog wel overwogen om lid van GroenLinks te worden, maar liet me uiteindelijk leiden door Karel van ’t Reve, die constateerde dat hij het op alle punten waar de PvdA en de VVD van mening verschilden het eens was met de VVD, maar hij ging er niet op stemmen want hij hoorde niet bij die mensen. Zo zat het bij mij dus ook met GroenLinks.

Op de proef gesteld

Mijn trouw aan de PvdA werd het meest op de proef gesteld tijdens het tweede Kabinet Rutte, het meest rechtse kabinet dat Nederland sinds de oorlog gekend heeft. (Het meest linkse was zoals bekend het kabinet De Jong). Met name de verhuurdersheffing, die specifiek drukte op de bewoners van sociale huurwoningen, vond ik onvoorstelbaar asociaal. Het heeft ook gemaakt dat in een tijd waarin er veel bouwvakkers werkloos waren er geen geld was om de woningen te bouwen die we nu zo node missen.
Het kabinet Rutte II is niet teruggekeerd, omdat driekwart van de aanhang van de PvdA zich afwendde. Het daarop volgende kabinet Rutte III ging zonder de PvdA een veel linksere koers varen dan Rutte II, wat de PvdA uiteraard in verlegenheid bracht. De verhuurdersheffing werd weer afgeschaft, evenals het ‘sociale’ leenstelsel. Maar het vertrouwen van de kiezers in de PvdA was daarmee niet hersteld.
Het lijkt er nu op dat de PvdA zijn oorspronkelijke aanhang onder de laagbetaalden en de middengroepen heeft opgegeven, en weer relevant probeert te worden door een fusie met GroenLinks. Maar daarover denk ik nog steeds: ‘Ik hoor niet bij die mensen’. Er is intussen in Nederland een intensief debat over wat je wel en niet mag zeggen, onder de verzamelnaam Woke. Daarbij wordt GroenLinks veel vaker in één adem genoemd met D66 dan met de PvdA. Laat dat zo blijven zou ik zeggen. En wanneer de PvdA toch met GroenLinks fuseert, zal dat zonder mij zijn.

----------

De mol is getekend door Coc van Duijn.
Meer informatie: http://cocvanduijn.nl/



© 2023 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Zestig jaar partijlid Paul Bordewijk
2015BS Paul 60Deze zomer is het zo ongeveer zestig jaar geleden dat ik lid werd van de Partij van de Arbeid. Dat was niet het gevolg van een of andere bekering, maar het was een logisch uitvloeisel van de manier waarop bij ons thuis over politiek werd gesproken: dat het er niet zo zeer op aankwam je eigen belang veilig te stellen, maar dat we een overheid wilden die opkwam voor de belangen van mensen die het in het leven minder getroffen hebben, en daartoe ook een stelsel van collectieve voorzieningen in stand hield. Daarnaast was er bij ons thuis een sterk clubgevoel, voor de PvdA, maar ook voor de VARA.
Zo heb ik er altijd in gestaan, en dat is ook de reden waarom ik zestig jaar partijlid gebleven ben, al was ik het vaak met afzonderlijke stellingnames van de partij niet eens. Als gevolg van dat laatste behoorde ik wisselend tot de linker en de rechter vleugel.

De jaren zestig

Toen ik in de jaren zestig lid werd wist de PvdA eigenlijk niet zo goed wat ze wilde. De PvdA voerde oppositie tegen een rechts kabinet, maar dat kabinet nam juist allerlei linkse maatregelen, zoals de invoering van de Algemene Bijstandswet. Die was toen ook heel wat genereuzer dan de huidige participatiewet.
Maar er kwamen nieuwe strijdpunten zoals de oorlog in Vietnam en – ten tijde van het huwelijk van Beatrix en Claus – de toekomst van de monarchie. De leiding van de PvdA had het daar knap moeilijk mee, en aanvankelijk hoorde ik dan ook bij de PvdA-leden die een linksere koers wilden. Maar het werd mij al snel te wild, en de congresuitspraak dat de PvdA niet meer met de KVP in één kabinet wilde zitten leek mij een voorbeeld van harakiri-politiek.
Het was aan het strategisch vernuft van de door mij zeer bewonderde Joop den Uyl te danken dat er een geitenpaadje werd gevonden om toch met de KVP te gaan regeren, zij het op een manier die veel wrok achterliet bij de partijen die later het CDA zouden vormen. Het liet ook veel wrok achter bij de gestaalde kaders in de PvdA. Hadden we net afgesproken dat we niet meer met de KVP zouden regeren, gaat die verdomde Den Uyl dat toch doen. De rekening kwam in 1977, toen de PvdA zich zodanig onredelijk opstelde in de formatie, dat het CDA geen andere keus bleef dan te gaan regeren met de VVD. Ik had daarvoor gewaarschuwd, en stond in die tijd dan ook in de PvdA bekend als uiterst rechts.

De jaren tachtig

Tijdens het eerste kabinet Van Agt kwam de partij echter weer bij zinnen, zodat ik bij alle onvrede over de economie, me weer veel meer thuis voelde in de partij. Daardoor kon ik in 1980 ook wethouder worden.
Met de komst van Wim Kok in 1986 als partijleider ging de partij echter geleidelijk een andere koers varen. Begrippen als de Derde Weg deden hun intrede, en de PvdA conformeerde zich aan het door Van Agt en Lubbers ingezette beleid van sanering/ontmanteling van de verzorgingsstaat. Dat beleefde zijn hoogtepunt in 1995 toen Wim Kok zich in zijn Den Uyl-lezing uitsprak voor het afschudden van de ideologische veren.
Enigszins tot mijn verbazing was ik toen echt links in de PvdA. Als lid van de Leidse congresdelegatie stemde ik in 1991 tegen de WAO-voorstellen van het CDA-PvdA kabinet, en daarmee tegen voortzetting van dat kabinet. Ik bestreed de koers van Wim Kok in columns in het afdelingsblad van de Leidse PvdA en in Intermediair. Hoogtepunt was een column in het afdelingsblad waarin ik de werkgevers een Nijenrode-alumnus liet recruteren als mol binnen de PvdA, die zich na voltooiing van zijn missie zou melden met ‘Opdracht uitgevoerd, PvdA geheel vernietigd.’ Niet iedereen was daar blij mee, maar de column werd wel geplaatst.
Ik bestreed het overdreven geloof in marktwerking ook in mijn boek Markt, markt en nog eens markt, waarvoor helaas geen markt bleek te bestaan. Ik heb in die tijd ook nog wel overwogen om lid van GroenLinks te worden, maar liet me uiteindelijk leiden door Karel van ’t Reve, die constateerde dat hij het op alle punten waar de PvdA en de VVD van mening verschilden het eens was met de VVD, maar hij ging er niet op stemmen want hij hoorde niet bij die mensen. Zo zat het bij mij dus ook met GroenLinks.

Op de proef gesteld

Mijn trouw aan de PvdA werd het meest op de proef gesteld tijdens het tweede Kabinet Rutte, het meest rechtse kabinet dat Nederland sinds de oorlog gekend heeft. (Het meest linkse was zoals bekend het kabinet De Jong). Met name de verhuurdersheffing, die specifiek drukte op de bewoners van sociale huurwoningen, vond ik onvoorstelbaar asociaal. Het heeft ook gemaakt dat in een tijd waarin er veel bouwvakkers werkloos waren er geen geld was om de woningen te bouwen die we nu zo node missen.
Het kabinet Rutte II is niet teruggekeerd, omdat driekwart van de aanhang van de PvdA zich afwendde. Het daarop volgende kabinet Rutte III ging zonder de PvdA een veel linksere koers varen dan Rutte II, wat de PvdA uiteraard in verlegenheid bracht. De verhuurdersheffing werd weer afgeschaft, evenals het ‘sociale’ leenstelsel. Maar het vertrouwen van de kiezers in de PvdA was daarmee niet hersteld.
Het lijkt er nu op dat de PvdA zijn oorspronkelijke aanhang onder de laagbetaalden en de middengroepen heeft opgegeven, en weer relevant probeert te worden door een fusie met GroenLinks. Maar daarover denk ik nog steeds: ‘Ik hoor niet bij die mensen’. Er is intussen in Nederland een intensief debat over wat je wel en niet mag zeggen, onder de verzamelnaam Woke. Daarbij wordt GroenLinks veel vaker in één adem genoemd met D66 dan met de PvdA. Laat dat zo blijven zou ik zeggen. En wanneer de PvdA toch met GroenLinks fuseert, zal dat zonder mij zijn.

----------

De mol is getekend door Coc van Duijn.
Meer informatie: http://cocvanduijn.nl/

© 2023 Paul Bordewijk
powered by CJ2